Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 29 maart 1996

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


De man is alimentatieplichtig ten aanzien van het door de moeder verzorgde
kind. De man is hertrouwd en besluit in deeltijd te gaan werken onder
andere om meer tijd aan zijn kinderen te besteden. Zijn echtgenote werkt
fulltime. De draagkracht van de man is zodanig vermindert dat hij zichzelf
niet meer in staat acht de alimentatie te betalen. Het hof is van oordeel
dat zijn vrijwillige keuze valt te respecteren, doch deze mag niet worden
afgewenteld op zijn onderhoudsplicht ten aanzien van de kinderen. Geen
wijziging van omstandigheden. (Zie ook: Redactioneel Jet Tigchelaar,
Nemesis 1996, 3 en RN 1996, nr. 566)

Volledige tekst

Het geding Tussen de ouders is echtscheiding uitgesproken, welk vonnis is
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij beschikking van
de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 10 september 1990 is de moeder tot
voogdes en de vader tot toeziend voogd benoemd over de minderjarigen, te
weten: 1. C, 2. M.

Bij die beschikking werd ten laste van de vader een kinderalimentatie
opgelegd van ƒ 175,- per maand per kind, als nader in die beschikking
aangegeven. Na indexering bedraagt die bijdrage ƒ 210,- per maand per
kind.

De vader heeft de rechtbank verzocht om die uitspraak met ingang van 1
oktober 1994 te wijzigen omdat de alimentatie in verband met gewijzigde
omstandigheden niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. De moeder
heeft geen verweer gevoerd.

De rechtbank heeft bij beschikking van 7 november 1994 de alimentatie met
ingang van 1 oktober 1994 bepaald op nihil.

De moeder is hiervan tijdig in hoger beroep gekomen en heeft verzocht de
beschikking van 7 november 1995 te vernietigen en het inleidend verzoek
van de vader alsnog af te wijzen.

De vader heeft tijdig een verweerschrift ingediend en verzocht de moeder
niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep danwel dit verzoek aan
haar te ontzeggen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking.

Op 1 maart 1996 is de zaak ter terechtzitting van het hof behandeld door
een raadsheer-commissaris.

Beoordeling van het hoger beroep

Het hof gaat van de volgende gegevens uit (bedragen op hele guldens
afgerond):

De behoeft van de kinderen aan alimentatie staat als niet bestreden vast.

De moeder is 36 jaar oud. De minderjarigen wonen bij haar. Zij heeft ƒ
170,- netto per maand aan inkomsten uit arbeid. Daarnaast ontvangt zij een
aanvullende bijstandsuitkering van ƒ 1.047,- netto per maand.

De vader is 37 jaar oud. Hij werkt, vanaf 17 oktober 1994 part-time, en
verdient ƒ 1.273,- netto per maand. Voorts ontvangt hij aan fooien
jaarlijks ongeveer ƒ 750,-. Hij is in 1992 hertrouwd. Zijn echtgenote,
mevrouw B, is full-time in dienst van de Riagg en heeft eigen inkomsten.
Het hof gaat uit van een inkomen van ƒ 2.500,- netto per maand, zoals door
de vader is gesteld.

De vader heeft ter terechtzitting onder meer verklaard sedert drie jaar
werkzaam te zijn bij zijn huidige werkgever. Hij heeft altijd full-time
gewerkt, ook voordien, doch sinds ruim een jaar werkt hij part-time. Hij
heeft deze keuze bewust gemaakt om meer tijd aan zichzelf en de kinderen
te kunnen besteden en meer rust te vinden. Hij heeft in vroegere periodes
meerdere banen tegelijkertijd gehad, doch hij heeft nu gekozen voor minder
werk en meer vrije tijd.

Het hof is van oordeel, mede gelet op de verklaring van de vader ter
terechtzitting, dat de reden voor het indienen van het inleidende
verzoekschrift gelegen was in het feit dat hij full-time werkte en om hem
moverende redenen vrijwillig part-time is gaan werken, waardoor zijn
inkomen is gedaald. Deze vrijwillige keus valt te respecteren, doch deze
mag niet afgewenteld worden op zijn onderhoudsplicht ten aanzien van de
kinderen.

Het voorgaande brengt mee dat de alimentatie nog steeds overeenkomstig de
wettelijke maatstaven is zodat hetgeen de vader heeft aangevoerd geen
wijziging van omstandigheden is als bedoeld in artikel 1:104 BW.

Het voorgaande brengt tevens mee dat de bestreden beschikking dient te
worden vernietigd.

Beslissing

Het Hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 7 november
1995, en opnieuw beschikkende:

verklaart de vader alsnog niet-ontvankelijk in zijn inleidend verzoek;

bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt van het geding in beide
instanties.

Rechters

Mrs Pieters, Van den Wildenberg, Simonis