Instantie: Rechtbank Amsterdam, 11 maart 1996

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


De EO heeft opnames gemaakt in abortusklinieken met een verborgen camera.
Zij hebben de personen onherkenbaar gemaakt. De eisers stellen dat het met
de verborgen camera vergaren van informatie in strijd is met het recht op
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van eisers, met name gezien
het gevoelige karakter van abortus en de om die reden in acht te nemen
anonimiteit jegens de direct betrokkenen. De rechter vindt dat in casu het
recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan
het recht van de EO op vrijheid van meningsuiting.

Reden hiervoor is dat het uitvoeren van abortussen en alles wat daaraan
vooraf gaat, met de grootst mogelijke bescherming van de privacy van de
betrokkenen dient te zijn omgeven. Vrouwen moeten er van uit kunnen gaan
dat er zich binnen de muren van de abortusklinieken geen verborgen
camera’s bevinden. De EO heeft hiermee onrechtmatig gehandeld jegens de
doelgroep van de eisers. Ook is een uitspraak gedaan, van dezelfde
strekking, in de zaak met reolnummer KG 96/700 Odc, van de stichting
Stichting Hulpverlening566 Zwangerschapsonderbreking Noord-Holland
“Stizo”, en de stichting Stichting Bloemenhove-kliniek, tegen de
vereniging Vereniging tot bevordering van de evangelieverkondiging via
radio en televisie “de evangelische omroep”. (Zie ook: Niet geschikt voor
kijkers, De rechter als filmkeuring, Mies Westerveld, Nemesis 1996, 3)

Volledige tekst

Verloop van de procedure

Ter terechtzitting van 11 maart 1996 hebben eisers, indien afzonderlijk
bedoeld hierna ook onderscheidenlijk genoemd Stimezo, Mildred Huis, L en
B gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis
gehechte concept-dagvaarding. Verweerster, hierna de EO, heeft verweer
gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Na
verder debat, en na het achter gesloten deuren bekijken van een videoband,
hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden produkties en
pleitnotities, overgelegd ter verkrijging van vonnis.

Gronden van beslissing:

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten:

a. Stimezo behartigt de belangen van een aantal in Nederland gevestigde
abortusklinieken, waaronder het door eiseres sub 2 geexploiteerde Mildred
Huis.

b. Het Mildred Huis is een kliniek waar tot en met de zestiende week wordt
geaborteerd. L en B zijn er als arts werkzaam.

c. De EO heeft -zonder toestemming van eisers- met een verborgen camera
opnamen gemaakt in en om het Mildred Huis. Ook in andere abortusklinieken
zijn op die manier opnamen gemaakt.

d. Een en ander geschiedde tijdens bezoeken die een door de EO
ingeschakelde, zestiende weken zwangere actrice samen met haar vriend (de
“cameraman”) aan diverse abortusklinieken -waaronder het Mildred Huis-
heeft gebracht, waarbij de actrice steeds voorgaf een abortus te wensen.

e. In het Mildred Huis heeft deze actrice een zogenoemd “intake-gesprek’
gehad met L. Daarin heeft de actrice als reden voor de abortus opgegeven
dat zij op wintersport wilde en een zwangerschap haar derhalve niet goed
uitkwam. Er zijn door L in dit -met de verborgen camera opgenomen- gesprek
geen alternatieven voor abortus aangedragen.

f. Het Mildred Huis heeft op grond van de beschikbare gegevens besloten
om de gevraagde abortus uit te voeren. Omdat de actrice tegen de
zogenoemde zeventienweken-grens aanzat (bij het overschrijden waarvan er
niet meer geaborteerd wordt), is bij het maken van de afspraak voor het
uitvoeren van de abortus afgezien van de in artikel 16 van de Wet
Afbreking Zwangerschap voorgeschreven wachttermijn van vijf dagen.

g. De actrice is op het tijdstip van de geplande behandeling niet op komen
dagen.

h. Op 28 februari 1996 heeft een journalist van de EO B benaderd voor het
geven van een televisie-interview, zonder mededeling te doen van de met
de verborgen camera gemaakte opnamen en de bezoeken van “de actrice” aan
de abortusklinieken. B stemde daarin toe, zowel met betrekking tot het
geven van het interview als met uitzending daarvan. Dit interview heeft
plaatsgevonden (eerste interview).

i. Op 6 maart 1996 is B door EO-journalist geconfronteerd met de
mededeling dat de EO de hiervoor bedoelde opnamen met de verborgen camera
had gemaakt. B heeft deze opnamen de volgende dag bekeken en daarover met
de journalist gesproken (tweede interview).

j. De EO heeft een documentaire vervaardigd over de huidige abortus-
praktijk in Nederland, waarin gebruik wordt gemaakt van met de verborgen
camera gemaakte opnamen in (een) andere kliniek(en) dan het Mildred Huis,
en waarin ook beelden van het interview met B te zien zijn. De uitzending
van deze documentaire -in het programma “Tijdsein”- is gepland op
maandagavond 11 maart 1996.

k. In de ter terechtzitting met gesloten deuren getoonde versie van de
documentaire zijn beelden te zien van een met de verborgen camera
opgenomen intake-gesprek. De daarin optredende arts is onherkenbaar
gemaakt; ook is haar stem vervormd.

2. Eisers vorderen, in de woorden van de dagvaarding:

Primair: Ia. gedaagde te verbieden om door middel van een verborgen camera
in of bij enige abortusinstelling, waarvan de belangen door eiseres onder
1 worden gehartigd, opnamen te (laten) maken en/of dergelijke opnamen
openbaar te maken en/of dergelijke opnamen ter beschikking van derden te
stellen, zomede binnen twee dagen na de betekening van het ten deze te
wijzen vonnis eventueel reeds vervaardigd beeldmateriaal dat op die wijze
is verkregen, inclusief alle daarvan gemaakte kopieen, te vernietigen,
onder gehoudenheid binnen dezelfde termijn van die vernietiging mededeling
te doen aan eiseressen;

Ib. gedaagde te veroordelen tot verbeurte aan eiseres onder a van een
dwangsom van ƒ 100.000,= (zegge honderdduizend gulden) voor elke
overtreding van het hierboven onder Ia. gevorderde verbod, waarbij elke
opname, uitzending of band als een afzonderlijke overtreding zal gelden;

IIa. gedaagde te verbieden het in het lichaam dezer dagvaarding omschreven
beeldmateriaal, zowel heimelijk als openlijk gefilmd, uit te zenden of
anderszins openbaar te maken en/of te verveelvoudigen en/of dat materiaal
ter beschikking van derden te stellen;

IIb. gedaagde te veroordelen tot verbeurte aan eisers van een dwangsom van
ƒ 100.000,= (zegge: honderdduizend gulden) voor elke overtreding van het
hierboven onder IIa. gevorderde verbod, waarbij elke opname, uitzending
of band in strijd met het gevorderde verbod als een afzonderlijke
overtreding zal gelden;

Subsidiair: een zodanige voorziening te geven als U E.A. in goede
justitie zal vermenen te behoren, strekkende tot eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer en/of het portretrecht van eisers, en/of hun
clienten en/of hun medewerkers.

primair en subsidiair: gedaagde te veroordelen in de kosten van deze
procedure.

3. Zij stellen daartoe – samengevat- dat het met de verborgen camera
vergaren van informatie in strijd is met het recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer van eisers, en – met betrekking tot L en B –
inbreuk maakt op het portretrecht. Daarbij wijzen zij niet alleen op het
naar hun oordeel journalistiek ongeoorloofde middel van de verborgen
camera, maar ook en met name op het bijzonder gevoelige karakter van
abortus, en de om die reden in acht te nemen anonimiteit jegens de direct
betrokkenen. Een en ander weegt zwaarder dan het recht van de EO op vrije
meningsuiting. Daarbij speelt een rol dat de documentaire geen
nieuwswaarde heeft, er geen sprake is van onthullingen die op geen enkele
andere wijze boven water hadden kunnen komen, er onjuiste althans
onvolledige informatie wordt gegeven en de EO bovendien niet als een
objectief persorgaan, maar als een niet voor andere meningen openstaande
actiegroep valt te kwalificeren Aldus steeds eisers.

4. Voorzover de EO zich met betrekking tot het interview met B beroept op
door deze gegeven toestemming, stellen eisers zich op het standpunt dat
B heeft gedwaald. Indien hij had geweten dat de EO opnamen met de
verborgen camera had gemaakt, had hij volgens eisers nimmer ingestemd met
het maken en uitzenden van het interview.

5. In dit geding staat centraal de vraag of een zo vergaande en
uitzonderlijke maatregel als een uitzendverbod (en in samenhang daarmee
het verbod op ieder ander gebruik van het opgenomen materiaal), gelet op
het aan de EO toekomende recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10
van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden), op grond van de door eisers gestelde
omstandigheden – inhoudende een beroep op eerbiediging van hun
persoonlijke levenssfeer en die van hun doelgroep – gerechtvaardigd is.

6. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Als uitgangspunt
dient daarbij het in de Wet Afbreking Zwangerschap neergelegde en door de
EO ook niet bestreden beginsel dat het uitvoeren van abortussen en alles
wat daaraan voorafgaat, met de grootst mogelijke bescherming van de
privacy van de betrokkenen moet zijn omgeven. Vrouwen die tot een abortus
willen overgaan moeten er van verzekerd kunnen zijn dat dit beginsel onder
alle omstandigheden wordt nageleefd. Het niet uitgesloten zijn van de
mogelijkheid dat zich binnen de muren van abortusklinieken verborgen
camera-s bevinden is met dit beginsel niet te rijmen, nu immers niet bij
voorbaat kan worden uitgesloten dat met het op die manier opgenomen
materiaal de privacy van betrokkenen zal worden aangetast.

Terecht vrezen eisers dat daardoor de aanzienlijke kans bestaat dat
vrouwen, die in beginsel in aanmerking komen voor abortus, uit
privacy-overwegingen zullen worden afgeschrikt. Geoordeeld moet dan ook
worden dat reeds het enkele zonder toestemming gebruik maken van een
verborgen camera in de beslotenheid van een abortuskliniek in beginsel
onrechtmatig is jegens de doelgroep van eisers, en derhalve jegens eisers
– die de belangen van die doelgroep behartigen – zelf, ook als het aldus
opgenomen materiaal niet wordt uitgezonden of het materiaal zodanig wordt
bewerkt dat betrokkenen onherkenbaar in beeld worden gebracht.

7. Dat zich ooit een geval voordoet dat een uitzondering op dit beginsel
oplevert is moeilijk denkbaar. Een dergelijk geval doet zich hier in elk
geval niet voor, ook niet indien er van zou moeten worden uitgegaan dat
het standpunt van de EO dat uit het door haar met de verborgen camera
gemaakte materiaal blijkt dat de Wet afbreking Zwangerschap in de praktijk
niet (volledig) wordt nageleefd, juist is. Het gaat hier immers niet om
een door een particulier ontwikkelde en toegepaste dubieuze praktijk, maar
om een op zichzelf niet omstreden medische behandeling, waarvan de
toelaatbaarheid bij genoemde wet is geregeld en op de toepassing waarvan
door middel van een vergunningstelsel en een verplichting tot het
verstrekken van in de wet omschreven gegevens controle van overheidswege
wordt toegepast.

8. Nu de wijze waarop het materiaal binnen de klinieken is verkregen als
onrechtmatig moet worden aangemerkt, waardoor het gevraagde verbod op
zichzelf gerechtvaardigd is, kan de inhoud daarvan verder buiten
beschouwing blijven.

9. Uit het voorgaande volgt dat het met de verborgen camera in het Mildred
Huis vervaardigde materiaal, niet voor uitzending en/of enig ander gebruik
benut mag worden. In zoverre zijn de gevraagde voorzieningen dan ook
toewijsbaar.

10. Het gevraagde – op het portretrecht gebaseerde – verbod op het
uitzenden van het interview met B, kan eveneens worden toegewezen. Eisers
hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat B bij het verlenen van
toestemming tot dit interview heeft gedwaald, nu hij immers niet wist dat
de EO reeds op dat moment opnamen met de verborgen camera had gemaakt. De
EO had hem daarover immers behoren in te lichten voordat het (eerste)
interview zou plaats vinden. Daaraan doet niet af dat nog een tweede
gesprek heeft plaatsgevonden, nadat B de dag tevoren van de opnamen op de
hoogte was gebracht. Dit tweede interview kan niet worden aangemerkt als
een alsnog geven van toestemming, maar is in de gegeven omstandigheden
veeleer te beschouwen als het vervolg van de situatie waarin B inmiddels
terecht was gekomen door onvolledige informatie van de EO. Aangenomen moet
dus worden dat ook de bodemrechter tot de conclusie zal komen dat, had B
dit wel geweten, hij deze toestemming niet verleend zou hebben.

11. Met betrekking tot de vernietiging van het met de verborgen camera
opgenomen materiaal geldt het volgende. De EO heeft de daaromtrent
gevraagde voorziening voorzover die zich richt op het zogenoemde
‘restmateriaal’ (waaronder moet worden begrepen al het met de verborgen
camera opgenomen materiaal dat niet is gebruikt voor de geplande
documentaire), niet bestreden. In zoverre is die dan ook toewijsbaar, met
dien verstande dat na te melden termijn redelijk voorkomt.

12. Niet toewijsbaar is echter de vernietiging van het materiaal dat wel
in de documentaire terecht is gekomen, nu vooralsnog niet uitgesloten moet
worden geacht dat de EO daarmee te zeer bemoeilijkt wordt in een eventueel
in dit kort geding in te stellen beroepsprocedure. Uitsluitend ten behoeve
van die procedure zal dan ook aan de EO worden toegestaan een kopie te
bewaren van de gemaakte documentaire zoals die ter terechtzitting is
getoond.

13. Als de grotendeels in het ongelijke gestelde partij zal de EO worden
veroordeeld in de kosten van het geding.

Beslissing

1. Verbiedt de EO om de door middel van een verborgen camera gemaakte
beeld- en geluidsopnamen in de abortusklinieken die behoren tot de
instellingen waarvan de belangen door Stimezo worden behartigd, alsmede
het door haar gemaakte interview met B, uit te zenden en/of anderszins
openbaar te maken en/of te verveelvoudigen en/of ter beschikking aan
derden te stellen, op straffe van een dwangsom van ƒ 300.000,- voor iedere
overtreding van een van deze verboden.

2. Veroordeelt de EO om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis over
te gaan tot vernietiging van het restmateriaal van zodanige opnames –
inclusief eventuele daarvan gemaakte kopieen – dat niet is gebruikt voor
de door haar vervaardigde en ter terechtzitting getoonde documentaire over
de gang van zaken in abortusklinieken die op 11 maart 1996 zou worden
uitgezonden, op straffe van een dwangsom van ƒ 50.000,-.

3. Veroordeelt de EO in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak
aan de zijde van eisers begroot op ƒ 350,= aan vastrecht, en op ƒ 1.500,=
aan salaris procureur. 4. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad. 5. Wijst het meer of anders gevorderde af.

Rechters

Mr Orobio de Castro