Instantie: Commissie gelijke behandeling, 27 november 1995

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft samen met haar man een gemeenschappelijke
betaalrekening bij de wederpartij. De wederpartij vermeldt sinds eind
1994 op de aan verzoekster verstrekte Eurocheques enkel nog de naam van
haar echtgenoot. Voordien werden zowel de naam van haar echtgenoot als
die van verzoekster vermeld. Verzoekster is van mening dat de
wederpartij hiermee onderscheid maakt in strijd met de AWGB. De
Commissie stelt vast, dat de wederpartij financiele diensten in het
economisch verkeer aanbiedt en zodoende handelt in de uitoefening van
zijn bedrijf. Tevens biedt de wederpartij bij de uitoefening van het
bankbedrijf diensten aan.

In het onderhavige geval is gehandeld in het kader van de uitvoering
van een (bank)overeenkomst met verzoekster. Met het begrip onderscheid
in de zin van de wet wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een
rechtens relevant onderscheid. Dat betekent dat er niet alleen sprake
dient te zijn van een verschillende behandeling, maar tevens dat de
betrokkenen hierdoor nadeel dienen te ondervinden in een door het recht
beschermd belang. De Commissie stelt vast dat de beleidswijziging van
de wederpartij inderdaad gevolgen heeft gehad voor de naamsvermelding
van tweede rekeninghouders. De Commissie constateert evenwel dat het
beleid van de wederpartij niet leidt tot enig nadeel bij het
daadwerkelijke gebruik of de acceptatie van de Eurocheques. Evenmin
speelt bij dit beleid het geslacht of de burgerlijke staat van de
rekeninghouder een rol. Het beleid geldt immers voor alle tweede
rekeninghouders, ongeacht of zij man of vrouw, dan wel gehuwd of
ongehuwd zijn.

De beleidswijziging heeft overigens ook gevolgen voor personen met een
lange (adellijke) achternaam, de vermelding van volledige
bedrijfsgegevens en het geval dat er meer dan twee gezamenlijke
rekeninghouders zijn. Het handelen van de wederpartij is in het
onderhavige geval dan ook niet te beschouwen als onderscheid zoals
bedoeld in de Wet omdat verzoekster door het bestreden handelen niet
een nadeel ondervindt in een door het recht beschermd belang. De
Commissie concludeert dat het bestreden handelen van de wederpartij
geen onderscheid in de zin van de Wet oplevert en dat derhalve niet in
strijd met de Wet gehandeld wordt.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 28 maart 1995 heeft mevrouw te
(hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling verzocht haar
oordeel uit te spreken over de vraag of de te (hierna:
de wederpartij) onderscheid heeft gemaakt in strijd met de Algemene wet
gelijke behandeling (AWGB).

1.2. Verzoekster heeft samen met haar man een gemeenschappelijke
betaalrekening bij de wederpartij. De wederpartij vermeldt sinds eind
1994 op de aan verzoekster verstrekte Eurocheques enkel nog de naam van
haar echtgenoot. Voordien werden zowel de naam van haar echtgenoot als
die van verzoekster vermeld. Verzoekster is van mening dat de
wederpartij hiermee onderscheid maakt in strijd met de AWGB.

2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

2.2. Partijen hebben ieder de gelegenheid gehad hun standpunten
schriftelijk toe te lichten.

Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen om hun standpunten
nader toe te lichten tijdens een zitting op 3 oktober 1995.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster – –

van de kant van de wederpartij –

van de kant van de Commissie – mw mr Y.E.M.A. Timmerman-Buck
(Kamervoorzitter) – dhr mr L.M. Moerings (lid Kamer) – dhr mr P.R.
Rodrigues (lid Kamer) – mw mr D. Jongsma (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In
deze Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoekster heeft met haar echtgenoot een gemeenschappelijke
betaalrekening bij de wederpartij. Een dergelijke gezamenlijke rekening
wordt ook een C(ompte) J(oint)- rekening genoemd. In het kader van de
voorzieningen die de wederpartij aan rekeninghouders aanbiedt, ontvangt
verzoekster van de wederpartij Eurocheques. Op deze cheques staan tot
eind 1994 de namen van beide rekeninghouders vermeld. Nadien wordt
uitsluitend de naam van de eerste rekeninghouder opgenomen, en staat
derhalve de naam van verzoekster niet meer vermeld op de cheques. De
cheques bevatten sindsdien wel de aanduiding C.J. (Compte Joint). De
vrijgekomen ruimte wordt benut door de vermelding van de datum van
uitgifte en het volgnummer.

3.2. De wederpartij is in 1991 ontstaan uit een fusie van twee
bankinstellingen. Nadien is de wederpartij overgegaan tot algemene
invoering van het systeem voor naamsvermelding dat door een van beide
banken werd gebruikt. De keuze voor dat systeem was ingegeven door
technische en beveiligingsmotieven. Het vermelden van de namen van
meerdere gezamenlijke rekeninghouders op de Eurocheques is volgens de
wederpartij in dat systeem niet mogelijk. Aangezien verzoekster geen
rekeninghouder was bij de bank die dit systeem reeds hanteerde, heeft
zij door de fusie te maken gekregen met een andere wijze van
naamsvermelding dan voorheen. Dit heeft tot gevolg gehad dat sinds eind
1994 voor het vermelden van de naam van rekeninghouders beperkte ruimte
beschikbaar is. Bij gezamenlijke rekeninghouders wordt slechts de naam
van een rekeninghouder vermeld. In de regel is dit de naam van de
eerste rekeninghouder; op verzoek kan deze worden vervangen door die
van de andere rekeninghouder. Tevens wordt de toevoeging C.J. op de
cheque geplaatst. Deze beperking in naamsvermelding doet zich alleen
voor bij Eurocheques en niet op passen, afschriften en dergelijke.

3.3. Verzoekster heeft over deze handelswijze geklaagd bij de
plaatselijke bankdirecteur van de wederpartij in .

De standpunten van partijen

3.4. Verzoekster is van mening dat de handelswijze van de wederpartij
zeer vrouw- onvriendelijk is. Vanwege de omstandigheid dat zij gehuwd
is wordt zij door de wederpartij als het verlengstuk van haar man
gezien. Zij ervaart dit als krenkend en acht het handelen in strijd met
de wetgeving gelijke behandeling. Nadat verzoekster haar beklag bij de
plaatselijke bankdirecteur heeft gedaan, heeft zij niets meer van de
wederpartij vernomen. De mogelijkheid waar de wederpartij haar op
gewezen heeft, namelijk om de cheques of de rekening op haar naam te
stellen acht zij niet tegemoet komen aan haar klacht. Zij wil dat beide
namen op de cheques vermeld staan en meent dat een dergelijke
aanpassing geen onoverkomelijke problemen oplevert. Voorts klaagt
verzoekster over het feit dat de wijziging in tenaamstelling niet aan
haar of haar echtgenoot is aangekondigd.

De wederpartij stelt dat verzoekster een rekening op eigen naam kan
aanvragen, dan wel om de vermelding van haar naam op de cheques kan
vragen. In dat laatste geval verdwijnt de naam van haar man van de
cheques. Door een wijziging in het systeem van de wederpartij –
verband houdende met genoemde fusie in 1991 – is vermelding van de
namen van twee of meer gezamenlijke rekeninghouders niet meer mogelijk.
De wijziging heeft eveneens gevolgen gehad voor de vermelding van
(lange) adellijke achternamen en volledige bedrijfsgegevens. De fusie
heeft tot integratie van de administraties van het kantorennet geleid,
die in november 1994 in is voltooid. Pas na deze voltooiing eind
1994 zijn er weer wijzigingen in het systeem mogelijk geworden, zoals
het vermelden van een tweede naam. De wederpartij kent aan een
dergelijke wijziging geen hoge prioriteit toe, mede vanwege de
terugloop van het gebruik van Eurocheques.

De klanten van de wederpartij zijn bij de fusie ingelicht over de op
handen zijnde wijzigingen, maar de daadwerkelijke wijzigingen kwamen
geruime tijd later. Wellicht was het beter geweest om de wijziging in
naamsvermelding alsnog aan de klanten door te geven. De klacht van
verzoekster is overigens door de bank in wel doorgegeven aan het
hoofdkantoor. De wederpartij denkt dat in een kwart van de gevallen de
vrouw eerste rekeninghouder is in geval van een gezamenlijke rekening.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoeker
onderscheid maakt naar geslacht of ook burgerlijke staat zoals bedoeld
in de AWGB.

Artikel 1 AWGB verbiedt het maken van onderscheid tussen personen op
grond van onder andere geslacht en burgerlijke staat. Onder onderscheid
wordt verstaan zowel direct als indirect onderscheid. Onder indirect
onderscheid wordt verstaan onderscheid op grond van andere
hoedanigheden dan geslacht of burgerlijke staat, dat onderscheid op
grond van respectievelijk geslacht of burgerlijke staat tot gevolg
heeft.

In artikel 2 lid 1 AWGB wordt voorzover van belang als uitzondering op
het verbod van indirect onderscheid genoemd, de gevallen waarbij het
indirect onderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Artikel 7 lid 1 sub a AWGB verbiedt het maken van onderscheid bij het
aanbieden van goederen en diensten en bij het sluiten, uitvoeren of
beeindigen van overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt in de
uitoefening van een beroep of bedrijf. De uitzonderingen op dit
artikel zijn in deze zaak niet van toepassing omdat deze gelden voor
instellingen van bijzonder onderwijs (art. 7 lid 2 AWGB) en
rechtsverhoudingen met een prive-karakter (art. 7 lid 3 AWGB).

4.2 De Commissie stelt vast, dat de wederpartij financiele diensten in
het economisch verkeer aanbiedt en zodoende handelt in de uitoefening
van zijn bedrijf. Tevens biedt de wederpartij bij de uitoefening van
het bankbedrijf diensten aan. In het onderhavige geval is gehandeld in
het kader van de uitvoering van een (bank)overeenkomst met verzoekster.

4.3 Met betrekking tot de in geding zijnde vraag overweegt de Commissie
als volgt. Het nieuwe beleid van de wederpartij heeft tot gevolg dat de
tenaamstelling op de Eurocheques is gewijzigd. Deze wijziging behelst
mede het beperkte aantal lettertekens dat op de cheques vermeld kan
worden en brengt mee dat tweede rekeninghouders niet meer vermeld
worden. Verzoekster stelt dat de wijziging in tenaamstelling op de
Eurocheques een door de AWGB verboden onderscheid naar geslacht of ook
burgerlijke staat tot gevolg heeft.

Met het begrip onderscheid in de zin van de wet wordt bedoeld dat er
sprake moet zijn van een rechtens relevant onderscheid (Eerste Kamer
der Staten Generaal, kamerstukken 22 014, nr 48a, p. 14, 1993-1994).
Dat betekent dat er niet alleen sprake dient te zijn van een
verschillende behandeling, maar tevens dat de betrokkenen hierdoor
nadeel dienen te ondervinden in een door het recht beschermd belang. De
Commissie stelt vast dat de beleidswijziging van de wederpartij
inderdaad gevolgen heeft gehad voor de naamsvermelding van tweede
rekeninghouders.

De Commissie constateert evenwel dat het beleid van de wederpartij niet
leidt tot enig nadeel bij het daadwerkelijke gebruik of de acceptatie
van de Eurocheques. Evenmin speelt bij dit beleid het geslacht of de
burgerlijke staat van de rekeninghouder een rol. Het beleid geldt
immers voor alle tweede rekeninghouders, ongeacht of zij man of vrouw,
dan wel gehuwd of ongehuwd zijn.

De beleidswijziging heeft overigens ook gevolgen voor personen met een
lange (adellijke) achternaam, de vermelding van volledige
bedrijfsgegevens en het geval dat er meer dan twee gezamenlijke
rekeninghouders zijn. Het handelen van de wederpartij is in het
onderhavige geval dan ook niet te beschouwen als onderscheid zoals
bedoeld in de Wet omdat verzoekster door het bestreden handelen niet
een nadeel ondervindt in een door het recht beschermd belang.

De Commissie concludeert dat het bestreden handelen van de wederpartij
geen onderscheid in de zin van de Wet oplevert en dat derhalve niet in
strijd met de Wet gehandeld wordt.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de te
jegens te door de wijze van naamsvermelding op
Eurocheques geen onderscheid op grond van geslacht of burgerlijke staat
heeft gemaakt als bedoeld in art. 7 lid 1 sub a Algemene wet gelijke
behandeling.

Rechters

mw mr Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), dhr mr L.M.Moerings (lid Kamer), dhr mr P.R. Rodrigues (lid Kamer), mw mr D.Jongsma (secretaris Kamer)