Instantie: President rechtbank Alkmaar, 12 oktober 1995

Instantie

President rechtbank Alkmaar

Samenvatting


Gedaagde is wegens verkrachting van eiseres veroordeeld tot een
gevangenisstraf van zes maanden, welke straf is omgezet in 240 uur
dienstverlening. Eiseres vordert nu ƒ 10 000 als voorschot op de door haar
geleden materiële en immateriële schade.
De president oordeelt dat het gevorderde voorschot op de materiële
schadevergoeding zich niet leent voor toewijzing in dit kort geding. De
president wijst toe een bedrag van ƒ 10 000 als voorschot op de
schadevergoeding.
(KG nummer 270/1995 KW, 12 oktober 1995, B, eiser in kort geding, tegen
dezelfde gedaagde. Uitspraak vrijwel identiek.)

Volledige tekst

Het verloop van de procedure
Ter terechtzitting van 5 oktober 1995 heeft eiseres gesteld en gevorderd
overeenkomstig de in fotocopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van beide zijden
pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
De behandeling van de zaak
1. De uitgangspunten
Eiseres heeft op 5 juli 1992 aangifte gedaan van seksueel misbruik door
gedaagde vanaf haar 13e jaar. Gedaagde is wegens het hebben van vleselijke
gemeenschap met eiseres in de periode van 1 mei 1988 tot en met 1 oktober
1990 door de rechtbank Alkmaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6
maanden, welke straf is omgezet in 240 uur dienstverlening.
2. De vordering
2.1. Eiseres vordert – zakelijk weergegeven – veroordeling van gedaagde om
aan eiseres te betalen een bedrag van ƒ 10 000 als voorschot op de door haar
geleden materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf de dag der dagvaarding tot aan de voldoening en veroordeling van
gedaagde in de kosten van het geding.
2.2. Eiseres stelt daartoe dat gedaagde door het plegen van seksueel misbruik
onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld, waardoor zij materiële en
immateriële schade heeft geleden en nog steeds lijdt.
2.3. Het seksueel misbruik heeft geleid tot groot geestelijk letsel bij
eiseres. Eiseres kreeg last van concentratieproblemen, raakte depressief en
verkeerde in een identiteitscrisis. De HAVO- en MEAO-opleiding heeft zij
gestaakt in de periode dat zij aangifte heeft gedaan en door het RIAGG
behandeld werd. Voorts heeft zij slaapproblemen, nachtmerries, problemen met
seksualiteit en is zij wantrouwend tegenover mannen.
2.4. De materiële schade bestaat uit o.a. gederfd arbeidsinkomen, de ontstane
vertraging in de strafzaak, de kosten van de reis naar Israël, het niet
kunnen afronden van een opleiding en het later dan verwacht kunnen deelnemen
aan het arbeidsproces.
2.5. Eiseres stelt belang te hebben bij een snelle afdoening van de
procedure, derhalve bij toewijzing van een voorschot op de schadevergoeding
aangezien zij dan pas het hoofdstuk van het seksueel misbruik door gedaagde,
voorzover mogelijk, kan afsluiten.
3. Het verweer
Gedaagde bestrijdt dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde
voorziening, aangezien zij reeds tijdens de strafzaak een civiele procedure
had kunnen beginnen. Hij stelt dat hij eiseres een aanbod heeft gedaan van ƒ
5000, welk aanbod door eiseres niet is aanvaard. Voorts stelt gedaagde dat
eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden.
4. De gronden van de beslissing
4.1. Gedaagde heeft in de periode 1 mei 1988 tot en met 1 oktober 1990
seksueel misbruik gepleegd met eiseres vanaf haar 13e jaar, waarvoor hij
strafrechtelijk is veroordeeld. Daarmee staat de onrechtmatige daad jegens
eiseres vast.
4.2. Vaststaat dat eiseres door onrechtmatig handelen van gedaagde psychische
schade heeft opgelopen. Uit de stukken en het ter zitting gestelde is
voldoende gebleken dat het misbruik heeft geleid tot geestelijk letsel. Een
schadevergoeding kan ertoe bijdragen dat eiseres met de verwerking van
hetgeen in het verleden is gebeurd kan beginnen. Hiermee is het spoedeisend
belang dat eiseres heeft bij toewijzing van de vordering gegeven.
4.3. Eiseres heeft een voorschot op de schadevergoeding ad ƒ 10 000
gevorderd, bestaande uit geleden materiële en geleden immateriële schade. Het
door eiseres gevorderde voorschot op de materiële schadevergoeding leent zich
niet voor toewijzing in dit kort geding, nu voor het vaststellen hiervan een
uitvoerig onderzoek nodig is.
Gelet op de ernst van het misdrijf, de leeftijd van eiseres ten tijde van het
delict, de tijdsperiode waarin het misbruik zich heeft voorgedaan, de door
het misbruik veroorzaakt posttraumatische stress-stoornis, de langdurige
therapeutische behandeling die eiseres heeft ondergaan stelt de president het
voorschot op de schadevergoeding vast op ƒ 10 000.
Beslissing
De president:
Veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van ƒ 10 000
(tienduizend gulden) als voorschot op de schadevergoeding, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 18 september 1995 tot
aan de algehele voldoening;
Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde
van eiseres begroot op ƒ 350 aan verschotten en ƒ 1500 aan salaris van de
procureur;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mr. J.C. van Dijk