Instantie: Kantonrechter Utrecht, 21 september 1995

Instantie

Kantonrechter Utrecht

Samenvatting


De werkgever kan zich tegen een vordering om alsnog deel te nemen in de
pensioenregeling verweren door zich te beroepen op en verjaringstermijn
van vijf jaar. De werknemersbijdrage in de premie moet betaald worden.

Volledige tekst

Verloop van de procedure

De kantonrechter verwijst naar hetgeen daaromtrent is overwogen in het
tussenvonnis van 10 februari 1993.

Motivering De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 18 maart
1993, waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
vragen zijn gesteld. Mede naar aanleiding van hetgeen het Hof heeft
overwogen, overweegt de kantonrechter het volgende. Eiseres heeft op
grond van artikel 119 EEG-verdrag aanspraak op deelname in het
bedrijfspensioen van Voorhuis. De beperking in de tijd van de werking
van het arrest Barber geldt niet voor het recht op aansluiting bij de
bedrijfspensioenregeling. Eiseres zal haar aandeel in de premie alsnog
moeten betalen.

Aangezien toewijzing van de vordering medebrengt dat Voorhuis een deel
van de premie moet betalen (het werkgeversdeel) kan eiseres een beroep
doen op een verjaringstermijn van vijf jaren.

De vordering is ingesteld op 24 juli 1992, zodat het recht op
aansluiting geldend gemaakt kan worden vanaf 24 juli 1987.

Met betrekking tot de vordering tegen gedaagde sub 2, verder ook te
noemen X, overweegt de kantonrechter dat X tot 1 januari 1988
vrijgesteld was van deelname aan het bedrijfspensioenfonds. X had toen
een eigen pensioenvoorziening ondergebracht bij een
ondernemingspensioenfonds. De vordering tegen X kan dus pas vanaf 1
januari 1988 geldig gemaakt worden. X zal vanaf die datum haar
medewerking moeten verlenen aan het treffen van een regeling tussen
partijen die tot doel heeft eiseres met terugwerkende kracht op te
nemen in het pensioenfonds.

De primaire vordering is dus niet zonder meer toewijsbaar aangezien nog
niet vaststaat wat de financiele consequenties zijn. De kantonrechter
zal gedaagde in de gelegenheid stellen een berekening te maken en die
aan eiseres voor te leggen, waarna eiseres in de gelegenheid gesteld
zal worden zich omtrent die berekening uit te laten.

De primaire vordering is dus niet zonder meer toewijsbaar aangezien nog
niet vaststaat wat de financiele consequenties zijn. De kantonrechter
zal gedaagden in de gelegenheid stellen een berekening te maken en die
aan eiseres voor te leggen, waarna eiseres in de gelegenheid gesteld
zal worden zich omtrent die berekening uit te laten.

Beslissing: De kantonrechter: stelt, alvorens verder te beslissen,
gedaagden in de gelegenheid om een berekening over te leggen waaruit
kan blijken hoeveel premie eiseres moet betalen om alsnog met ingang
van 24 juli 1987 opgenomen te worden in de bedrijfspensioenregeling,
waarbij de omvang van de pensioenopbouw gelijk dient te zijn aan
hetgeen onder dezelfde omstandigheden als eiseres verkerende gehuwde
mannelijke werknemers zouden hebben verkregen.

De zaak zal worden afgeroepen ter rolle van donderdag 19 oktober 1995
te 11.00 uur, voor “akte aan zijde van gedaagden”. Eiseres zal
vervolgens een antwoordakte kunnen nemen.

Rechters

Mr Delfos Visser