Instantie: Rechtbank Maastricht, 19 september 1995

Instantie

Rechtbank Maastricht

Samenvatting


De moeder kan binnen huwelijk niet het vaderschap van haar wettige echtgenoot
ontkennen.
De tussen de biologische vader en het kind bestaande relatie moet worden
aangemerkt als family life in de zin van art. 8 lid 1 EVRM. Eerbied voor
family life vereist dat de biologische en sociale werkelijkheid boven een
wettelijke vooronderstelling als verwoord in artikel 1:197 BW gaan. In casu
heeft de juridische vader geen enkel blijk gegeven er prijs op te stellen
zijn juridisch vaderschap overeind te willen houden. Artikel 1:197 BW moet te
dezen buiten toepassing blijven.

Volledige tekst

Wederom gezien het verzoekschrift van T wonende te G gemeente B op 10 mei
1995 ter griffie van deze Rechtbank ingediend door de procureur mr. Alda
Peters, daartoe strekkende dat de Rechtbank aan de ambtenaar van de
burgerlijke stand van de gemeente S zal gelasten de geboorteakte van A door
te halen en in plaats daarvan een akte te doen opmaken waaruit blijkt dat
voornoemde A de zoon is van M.
Gezien het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting van deze
Rechtbank van 16 juni 1995.

De Rechtbank overweegt als volgt:
Bij het voormelde verzoekschrift, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt,
heeft verzoekster overgelegd een fotokopie van een geboorte-akte, nr. (…)
waarin vermeld dat op 30 mei 1994, in de gemeente S is geboren A, zoon van de
echtgenoten V, wonende te G en T wonende te B.
Verzoekster stelt, ondermeer en samengevat, dat voormelde geboorte-akte een
misslag bevat doordat ten onrechte is vermeld in die geboorte-akte dat het
voornoemde uit verzoekster geboren kind, kind is van V, dat de biologische
vader van dat kind is M, geboren op (…) 1964, dat verzoekster gehuwd is
geweest met genoemde V, dat bij vonnis van de Rechtbank Maastricht van 17
februari 1994 echtscheiding tussen verzoekster en V is uitgesproken, welke
vonnis op 7 juni 1994 ingeschreven is in de registers van huwelijken en
echtscheidingen van de gemeente G en dat genoemd kind dus nog staande het
huwelijk van verzoekster en V geboren is.
Verder stelt verzoekster dat conform het huidige Nederlandse recht de moeder
niet het vaderschap kan ontkennen van een kind dat staande huwelijk is
geboren, dat op grond van artikel 1:198 BW de moeder alleen het vaderschap
kan ontkennen van een kind dat binnen 306 dagen na de ontbinding van het
huwelijk is geboren, met als gevolg dat de biologische vader c.q. de
verwekker van het kind dat kind niet kan erkennen en er geen
familierechtelijke betrekkingen tussen de biologische vader en dat kind
kunnen ontstaan.
Voorts stelt verzoekster in haar verzoekschrift dat zij en de biologische
vader van bedoeld kind, genoemde M bij de geboorte van het kind A aanwezig
was en hem vanaf diens geboorte mee opgevoed heeft, zodat gesproken kan
worden van family life tussen de biologische vader en A.
Verzoekster stelt dan vervolgens dat de artikelen 1:198 en 1:199 BW, die voor
de vader en de moeder verschillende regelingen geven voor de ontkenning van
het vaderschap, een verboden inmenging opleveren in het gezinsleven in de zin
van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden (verder hier: EVRM) en een verboden
discriminatie opleveren als bedoeld in artikel 14 EVRM.
Uit de stukken en bij de behandeling van de zaak is aan de Rechtbank onder
meer en voor zover thans van belang het volgende gebleken.
In de tussen verzoekster en haar voormalige echtgenoot V bij deze rechtbank
gevoerde procedure waarin bij vonnis van 17 februari 1994 de echtscheiding
tussen voornoemden is uitgesproken was de advocaat van genoemde V mr. C. Mr.
C heeft genoemde V bij brief met ontvangstbevestiging van 7 juli 1994
geschreven dat T op 30 mei 1994 een kind heeft gekregen, genaamd A en V
gewezen op de omstandigheid dat hij juridisch vader van dat kind is alsmede
hem gewezen op de mogelijkheid van ontkenning van het vaderschap.
V is op de door de wet voorgeschreven wijze voor de behandeling van het
onderhavige verzoekschrift ter zitting van 16 juni 1995 als belanghebbende
opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.
De zittingsgriffier heeft voor de zitting telefonisch contact met het adres
waar V staat ingeschreven gehad en toen gesproken met een oom van V, die
meedeelde `dat dhr met een en ander geen moeite had omdat dat kind niet zijn
kind is’.
Meergenoemde M verklaarde ter zitting onder meer dat hij wel met verzoekster
wil trouwen maar niet via de weg van stiefouderadoptie wettig vader van A wil
worden omdat hij zulks niet in overeenstemming met de werkelijkheid acht,
kennelijk nu hij van oordeel is dat zulks geen recht doet aan de
omstandigheid dat hij en verzoekster al sinds 1 juli 1993 samenwonen, A uit
deze samenleving geboren is en hij dus de verwekker en biologische vader van
A is.
Op het schriftelijk verzoek van de advocaat van verzoekster aan de ambtenaar
van de burgerlijke stand van de gemeente S – kennelijk om te doen wat
verzoekster thans in deze procedure verzoekt – heeft die ambtenaar bij
schrijven van 13 april 1995 – bij het verzoekschrift overgelegd – onder meer
het volgende geantwoord: `Indien de moeder ten tijde van de geboorte gehuwd
is wordt het kind als een wettig kind van haar en haar echtgenoot vermeld.
Daar het kind op 30 mei 1994 is geboren en het huwelijk pas op 7 juni 1994
formeel is ontbonden, is het kind staande huwelijk geboren en krijgt dus de
geslachtsnaam van de wettige vader: V. Indien de wettelijke vader ontkenning
van het vaderschap zou aanvragen en dit gehonoreerd zou worden en vervolgens
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, kan een andere man het
kind daarna erkennen en eventueel door huwelijk wettigen. Dit is hier niet
het geval.
Ook een ontkenning van het vaderschap door de moeder met gelijktijdige
erkenning door een ander als bedoeld in artikel 198 boek I Burgerlijk Wetboek
is niet mogelijk aangezien de voorwaarde hiervoor is dat de wettelijke ouders
op het moment van de geboorte reeds gescheiden zijn.
Gelet op het bovenstaande wijs ik uw verzoek af.
Ter zitting van 16 juni 1995 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van
de gemeente S aanwezig in de persoon van mevrouw S, het in voormelde brief
neergelegde standpunt gehandhaafd en meegedeeld: `Met de huidige wetgeving
kunnen we niet anders. Ik persisteer bij de inhoud van de brief’.
Verzoekster heeft verder nog gesteld dat voor de vraag of sprake is van
family life tussen de biologische vader en het kind het volgende nog van
belang is:
– de onmogelijkheid tot verwekking van het kind door de wettelijke vader;
– de langdurige samenlevingsrelatie met de biologische vader;
– het feit dat A vlak voor de inschrijving van het echtscheidingsvonnis, dus
ruime tijd na het uitspreken van de echtscheiding, geboren is;
– de moeder heeft al meer dan twee jaar geen contact meer met de wettelijke
vader.
De Rechtbank acht het, op grond van alle gestelde en gebleken feiten en
omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het verzoek,
aannemelijk dat V voornoemd niet, en M wel de verwekker en biologische vader
is van het op 30 mei 1994 uit verzoekster geboren kind A.
De Rechtbank is op grond van de in deze zaak gebleken feiten en
omstandigheden van oordeel dat de tussen genoemde M en het bewuste kind
bestaande relatie moet worden aangemerkt als `vie familiale/family life’ in
de zin van artikel 8 lid 1 EVRM.
Dit brengt mee dat zij er in beginsel over en weer aanspraak op hebben dat
die relatie rechtens wordt erkend als familierechtelijke rechtsbetrekking, in
casu die van vader en zoon. De artikelen 1:197 en 1:198 BW vormen daartoe een
beletsel. Teneinde te kunnen beoordelen of in dit geval een dergelijke
inbreuk op het door artikel 8 lid 1 EVRM beschermde recht gerechtvaardigd is
dienen alle omstandigheden van het geval tegen elkaar te worden afgewogen,
enerzijds de ernst van de door die inmenging op het bedoelde recht gemaakte
inbreuk en anderzijds de belangen die de wettelijke regeling beoogt te
beschermen.
Wat dit laatste betreft is duidelijk dat die belangen betreffen de openbare
orde en de bescherming van rechten en vrijheden van anderen, en dat de
rechtszekerheid in het afstammingsrecht gebaat is bij een stelsel dat als
uitgangspunt heeft een kind staande huwelijk geboren de echtgenoot van de
moeder van dat kind tot vader heeft.
De Rechtbank is evenwel van oordeel dat eerbied voor `family life’ vereist
dat de biologische en sociale werkelijkheid boven een wettelijke
vooronderstelling als verwoord in artikel 1:197 BW gaan.
Die werkelijkheid is, in het onderhavige geval, dat de op 30 mei 1994 uit
verzoekster geboren A (naar alle waarschijnlijkheid) genoemde M als
biologische vader heeft, in gezinsverband sedert zijn geboorte al meer dan
een jaar samenwoont met en verzorgd wordt door verzoekster en zijn
biologische vader, dat verzoekster en M ter bestendiging van hun leefeenheid
met elkaar willen trouwen, dat de juridische vader van A geen enkel blijk
heeft gegeven er prijs op te stellen zijn juridisch vaderschap overeind te
willen houden, terwijl op geen enkele wijze valt in te zien dat A in de
toekomst ook maar iets van zijn juridische vader te verwachten heeft, hetgeen
wel het geval lijkt te zijn met betrekking tot zijn biologische vader.
Het belang van verzoekster, M en het desbetreffende kind bij honorering van
het verzoek is evident.
De Rechtbank is van oordeel dat, het vorenstaande in aanmerking genomen, in
het onderhavige geval toepassing van artikel 1:197 BW een niet door artikel 8
lid 2 EVRM toegestane inmenging met betrekking tot het in artikel 8 lid 1
EVRM gewaarborgde recht van verzoekster en de bewuste minderjarige oplevert
en voormeld artikel 1:197 BW te dezen buiten toepassing moet blijven.
De Rechtbank zal derhalve het verzoek, dat kennelijk steunt op artikel 1:24
(1:29 oud) BW toewijzen en beslissen zoals hierna vermeld.

Beschikt als volgt:
Gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente S de
geboorte-akte nr. (…) betreffende het op 30 mei 1994 uit verzoekster
geboren kind A door te halen en in plaats daarvan een geboorte-akte te doen
opmaken waarin staat vermeld en waaruit blijkt dat voornoemd kind de zoon is
van M geboren 1964, wonende te (…) gemeente B.

Rechters

Mr. Casparie