Instantie: Kantonrechter Rotterdam, 5 september 1995

Instantie

Kantonrechter Rotterdam

Samenvatting


Vrouw verzoekt haar 32-urige werkweek om te zetten naar een 24- urige
werkweek. Een 24-urige werkweek gecombineerd met de zorg voor haar twee
kinderen is voor haar haalbaar. Een werkweek van 32 uur zou een te zware
belasting betekenen. De werkgever weigert wegens zwaarwegende
bedrijfsbelangen. Door de kantonrechter wordt een deskundige benoemd die
moet onderzoeken of het werken in deeltijd nadelig is voor de kwaliteit
en/of kwantiteit van de dienstverlening. Na dit tussenvonnis is echter
overeenstemming bereikt met de werkgever; de vrouw mag 24 uur werken, zij
het tijdelijk en op een andere werkplek, in een andere functie.

Volledige tekst

1. De verdere procedure:

De in het tussenvonnis van 18 april 1995 bepaalde comparitie van partijen
is gehouden op 10 mei 1995 in tegenwoordigheid van partijen, verder te
noemen, V en Bavo, en hun gemachtigden. Van het verhandelde ter zitting
heeft de griffier aantekening gehouden. Nadien hebben partijen beide hun
stellingen bij akte nader toegelicht, bij welke gelegenheid V nog enkele
producties heeft overgelegd. De kantonrechter heeft vonnis bepaald op
heden.

2. De verdere beoordeling van het geschil

2.1 De kantonrechter volhardt bij hetgeen is overwogen in het hiervoor
genoemde tussenvonnis, waarvan de inhoud als hier volledig ingelast en
herhaald moet worden beschouwd.

2.2 Zoals in rechtsoverweging 3.4 van het hiervoor genoemde tussenvonnis
is overwogen moet thans worden beoordeeld of Bavo in het licht van het
Statuut Sociaal Beleid, waarvan de relevante passage is weergegeven in
rechtsoverweging 1g van het hiervoor genoemde tussenvonnis op grond van
zwaarwegende bedrijfsbelangen aan haar zijde tegenover de belangen van V
in redelijkheid het verzoek van V om de arbeidsduur te verminderen van 32
naar 24 uur per week heeft kunnen afwijzen.

2.3 V heeft haar stellingen in het licht van hetgeen hiervoor is
overwogen, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als volgt
aangevuld.

Haar eigen belang bij haar verzoek om arbeidsduurverkorting tot 24 uur per
week omschrijft V als volgt. Zij meent dat de combinatie van 24 uur werken
en het verzorgen van haar huishouden/het opvoeden van haar kinderen – zij
heeft er thans twee – voor haar persoonlijk precies in evenwicht is. In
die verhouding is zij in staat optimaal aandacht te geven aan haar werk
en aan haar verzorgingstaken. Een dienstverband van 32 uur acht zij in
combinatie met de zorgtaken een te zware belasting voor zichzelf. Daarbij
moet volgens V worden bedacht dat het uitbesteden van kinderopvang in de
vorm van oppassen, slechts een deel van de verzorgings- en opvoedingstaak
van haar afneemt.

De structurele taken blijven voor haar eigen rekening. Aan V is gebleken
dat zij door 24 uur te werken maximaal presteert en functioneert. Er is
dan sprake van harmonie, werkvoldoening en evenwicht, waarvan een ieder
in haar omgeving, zowel haar werk als haar kinderen, voordeel ondervindt.
Daarnaast vreest V dat zij met een arbeidsduur van 32 uur per week
overbelast zou kunnen raken en arbeidsongeschikt zou kunnen worden.
Overigens stelt V dat zij bereid is om, wanneer zij 24 uur per week zou
mogen werken, scholingsactiviteiten in verband met het werk buiten deze
24 uur te volgen.

V stelt dat het minder dan 32 uur per week werken anders dan Bavo meent
niet schadelijk is voor de dienstverlening. Voor de kwaliteit van die
dienstverlening is de kwaliteit van de geboden zorg, de inzet,
deskundigheid en betrokkenheid van de verpleegkundige van veel groter
belang dan de frequentie van de aanwezigheid van de verpleegkundige. De
relatie met de patienten, waarvan V ook stelt dat deze belangrijk is, kan
bij 24 uur per week werken net zo intensief en opbouwend zijn als bij een
werkweek van 32 uur. Ook op het punt van de informatie-overdracht ziet
V geen nadelen. Deze informatie-overdracht geschiedt veelal schriftelijk
door middel van de statussen. Werkoverleg wordt lang niet altijd door alle
medewerkers bijgewoond, maar alleen als zij toevallig op dat moment dienst
hebben en ook dan alleen voorzover het werk het toelaat. Dat de
verpleegkundige een trait d’union vormt tussen de patient en de overige
behandelaars, als uitgangspunt van het behandelplan en verzorgingsbeleid
van Bavo onderschrijft V.

Zij meent dat het niet per se noodzakelijk is dat de verpleegkundige 32
uur per week werkt om aan dat uitgangspunt recht te kunnen doen. De
minimum arbeidsduur van 32 uur per week is weliswaar beleid van Bavo, maar
dit beleid is toevallig zo gegroeid. V meent dat het goed mogelijk is dat
er afspraken worden gemaakt zodat ook de verpleegkundige die 24 uur werkt
met haar arbeid kan bijdragen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten en
zelfs een meerwaarde kan hebben. V stelt dat in de periode waarin zij tot
nu toe 24 uur per week werkte zich bepaald geen problemen op het werk,
noch met de patienten hebben voorgedaan. Het strikt vasthouden door Bavo
aan de ondergrens van 32 uur is volgens V in strijd met de hiervoor
genoemde relevante passage uit het sociaal statuut over deeltijdwerken.

2.4 Bavo heeft haar stellingen, voorzover van belang en zakelijk
weergegeven, als volgt aangevuld.

Haar belang omschrijft Bavo nader als volgt.

Bavo heeft een bijzondere, “moderne” wijze van werken, die sterk
individueel gericht is. De kern van de behandeling vormt de centrale rol
van een ziekenverzorgende, zoals V, en een (B-) verpleegkundige, die
tezamen de eerste verantwoordelijkheid voor een patient dragen. Om die
reden heeft Bavo gekozen voor een aanpak waarbij de ziekenverzorgende en
de verpleegkundige zoveel als redelijkerwijs mogelijk voor de patient
beschikbaar zijn. Aldus is het individuele contact met de betrokken
patient het beste gewaarborgd. Een en ander is ook van belang bij het
opstellen en eenduidig naleven van het behandelplan, dat is gericht op de
individuele patient. Ook om die reden is eenheid in de omgang met de
betrokken patient van groot belang.

Bavo ziet uiteraard in dat het niet mogelijk is om werknemers gedurende
7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar te laten zijn. In de
afweging tussen de belangen van de patienten en de werkenden heeft men,
nu er geen absolute norm valt te geven, gekozen voor een beleid met een
bodem van 32 uur per week. Gelet op het belang dat Bavo hecht aan het
aantal contacten van de ziekenverzorgende met de patient per week leidt
een verkorting van de arbeidsduur wel degelijk tot kwaliteitsaantasting,
ook al doet de ziekenverzorgende haar werk als zodanig niet minder goed.
Daarbij komt, zo stelt Bavo, dat bij een kortere werkweek relatief meer
tijd zal worden besteed aan overleg en ander indirect werk, zodat de tijd
die beschikbaar is voor de directe zorgverlening meer dan naar
evenredigheid van het aantal uren afneemt.

Bavo erkent dat een minder frequent contact ook positieve aspecten kan
hebben, bijvoorbeeld, zoals V stelt, in de vorm van nieuwe invalshoeken
met betrekking tot de ontwikkeling in de behandeling van een patient na
een paar dagen afwezigheid van de ziekenverzorgende, maar bij Bavo
prevaleert de frequentie van de contacten. Dat zich in het geval van V bij
een 24-urige werkweek geen problemen hebben voorgedaan is volgens Bavo
niet van belang. Het gaat om algemene patronen en dus om de vraag of
werken gedurende slechts 24 uur per week per saldo de kans vergroot dat
de therapie minder goed werkt.

Met betrekking tot de belangen van V stelt Bavo dat hetgeen V stelt niet
specifiek is. Er worden geen argumenten genoemd die V zouden kunnen
onderscheiden van collega’s die evenzeer arbeidsduurverkorting wensen. Wat
V drijft is haar subjectieve gevoel. Daartegenover staan ervaringen die
Bavo heeft met werknemers die werk gedurende 32 uur per week op redelijke
wijze combineren met zorgtaken. Er is bij die werknemers geen sprake van
overbelasting en vervolgens arbeidsongeschiktheid.

2.5 De kantonrechter overweeg dat het enkele feit dat Bavo heeft gekozen
voor een minimum arbeidsduur van 32 uur per week voor ziekenverzorgenden
niet meebrengt dat daarmee gegeven is dat Bavo het verzoek van V om
arbeidsduurverkorting tot 24 uur per week in redelijkheid heeft kunnen
afwijzen. Bavo komt, ook in het licht van het verzoek van V, wel enige
beleidsvrijheid toe bij de bepaling van de minimumarbeidsduur, maar die
vrijheid is niet absoluut. Dit is alleen al het geval nu Bavo aangeeft dat
ook de gekozen minimumarbeidsduur voor haar al een compromis is. Dat
brengt mee dat een verdere verkorting van de arbeidsduur de kwaliteit van
de door Bavo verleende zorg niet zonder meer zodanig aantast dat deze niet
meer acceptabel is. De inhoudelijke achtergrond van de keuze van Bavo zal
derhalve moeten worden beoordeeld, alvorens de belangen van partijen te
kunnen afwegen in het licht van de hiervoor genoemde relevante passage uit
het Statuut Sociaal Beleid.

2.6 De hiervoor weergegeven stellingen van partijen waarmee zij hun
wederzijdse belangen onderstrepen, danwel bagatelliseren zijn echter in
zo algemene en subjectieve termen gesteld dat de hiervoor bedoelde
beoordeling op basis daarvan niet verantwoord kan worden gedaan. Om deze
reden acht de kantonrechter het noodzakelijk dat hij deskundig wordt
voorgelicht over een en ander.

2.7 Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de volgende vragen aan
de te benoemen deskundige worden voorgelegd en wel ter beantwoording in
het licht van de door Bavo gehanteerde behandelwijze: 1. Wat is het effect
van een werkweek van 24 uur voor V op de kwaliteit en kwantiteit van de
dienstverlening, (de beheersbaarheid van) de organisatie; 2. Is er in het
licht van vraag 1 een significant verschil tussen een werkweek van 32 uur
voor V met een werkweek van 24 uur; is het bij een werkweek van 24 uur te
bereiken kwaliteitsniveau niet meer acceptabel, als ervan uit wordt gegaan
dat dit bij een werkweek van 32 uur wel het geval is; wat is de relevantie
van de omstandigheid dat zich in de anderhalf jaar waarin V 24 uur per
week heeft gewerkt geen problemen hebben voorgedaan; 3. Wat is het
antwoord op de hiervoor genoemde twee vragen als voor alle
ziekenverzorgenden en verpleegkundigen bij Bavo een minimumarbeidsduur van
24 , danwel 32 uur per week geldt.

2.8 De kosten van te benoemen deskundige zullen voorlopig moeten worden
gedragen door Bavo waartoe Bavo het bedrag van ƒ 2.000,- ter griffie in
depot dient te storten.

2.9 De zaak zal worden aangehouden zoals hierna is bepaald teneinde
partijen in de gelegenheid te stellen zich (bij voorkeur eenduidig) uit
te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de voor te
leggen vraagstelling, zoals hiervoor in 2.7 is overwogen. Nu in deze zin
wordt beslist, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

De beslissing:

De kantonrechter:

verwijst de zaak naar de openbare civiele terechtzitting van het
kantongerecht te Rotterdam van dinsdag 3 oktober 1995 teneinde partijen
in de gelegenheid te stellen zich uit te laten overeenkomstig hetgeen
hiervoor in 2.9 is overwogen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze zaak is gegarandeerd door het proefprocessenfonds Rechtenvrouw.

Rechters

mr. P.J. Wiegman