Instantie: Rechtbank Maastricht, 22 augustus 1995

Instantie

Rechtbank Maastricht

Samenvatting


De vrouw, die na jarenlang te zijn geterroriseerd, haar man met messteken om
het leven brengt wordt veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. De
rechtbank verwerpt het verweer dat de vrouw uit noodweer zou hebben
gehandeld. De man had zijn vrouw met een hamer bedreigd. Maar volgens de
rechtbank was de man niet meer in staat daarmee te slaan omdat hij te dronken
was.
De dochter, die heeft geholpen met het wegwerken van het lijk, is veroordeeld
tot zeven jaar gevangenisstraf. (nr. 03/005898-94)

Volledige tekst

Zonder enige toelichting wordt hier het begrip `culturele achtergrond’
gehanteerd. Van de vrijheid die gedragsdeskundigen voor hun strafrechtelijke
rapportage aangereikt krijgen, wordt hier stellig gebruik gemaakt. Wat echter
precies het cultuurbegrip inhoudt en wat voor rol culturele verschillen
spelen in de strafrechtspleging is geenszins duidelijk (zie hierover ook: J.
Fiselier, F. Strijbosch (red), Cultuur en Delict, Themanummer van Recht der
werkelijkheid, nr. 2, 1992 ‘s-Gravenhage.) Het begrip cultuur wordt als
verzamelterm gebruikt voor allerlei verschijnselen, die min of meer in
verband staan met het feit dat een persoon, in dit geval de verdachte,
afkomstig is uit een ander land. In toenemende mate worden in strafzaken
tegen allochtonen de gedragingen van de dader in verband gebracht met zijn
sociaal-culturele achtergrond. In de Verenigde Staten is er een beweging die
pleit voor specifieke aandacht voor culturele factoren in het strafproces en
voor het opnemen in de wet van de zogenaamde cultural defense (H. Wiersinga,
Amerika: de `melting pot’ en het recht, in: Proces nr. 6, 1996, p. 119-127).
Een dergelijk verweer staat een uiteindelijke strafvermindering voor. Ook in
zaken waarin de culturele achtergrond niet zeer van belang lijkt, moet,
volgens deze beweging, de verdediging de gelegenheid krijgen de culturele
omstandigheid naar voren te brengen. In de Nederlandse rechtspraak zien we
dat als culturele factoren door de verdediging naar voren worden gebracht, ze
naast een strafverlichtende werking ook een strafverzwarende werking kunnen
hebben. Wiersinga beschrijft een geval waarin een man na (al of niet
vermeend) overspel van de vrouw haar met messteken om het leven heeft
gebracht. De verdediging pleitte primair voor psychische overmacht,
subsidiair strafvermindering. Het desbetreffende hof was van oordeel dat de
verdachte had gehandeld in een primitieve reactie op de aantasting van zijn
eergevoel. De Islamitische achtergrond van de verdachte speelde daarbij juist
geen strafverminderende rol. Verdachte’s handelen viel niet te rijmen met de handelswijze van iemand die een
eremoord `in Islamitische zin’ pleegt. Uiteindelijk was er een minieme
`erkenning’ van de mogelijke invloed van de cultuur van de verdachte: zijn
eergevoel zou iets sneller zijn aangetast (H. Wiersinga, Dossier van een
verloren zaak, in: Delikt en Delikwent afl. 6, 1996, p. 528-545; Zie voor een
uitweiding over de multiculturele achtergrond van Turkse verdachten in het
Nederlandse strafproces: Y. Yesilgoz, Allah, Satan en het recht: Communicatie
met Turkse verdachten, Gouda Quint-Arnhem, 1995).
Van Walsum waarschuwt voor het aanvoeren van culturele argumenten in een
juridische zaak (zie o.a. S. Van Walsum, Het machtskarakter van het
cultuurdebat, in: Nemesis 1992, nr. 2, p. 12-17). Stereotiepe
orientalistische clichés kunnen als uitvlucht gebruikt worden, terwijl
personen en progressieve bewegingen die niet passen bij die clichés naar de
achtergrond verdwijnen. Daarnaast kan een culturele analyse van problemen de
aandacht afleiden van andere, meer wezenlijke oorzaken van die problemen. In
de onderhavige zaak is geen sprake van een cultural defense door de
verdediging. Zoals reeds aangekaard, komt helemaal niets naar voren over de,
eventueel opgevoerde, verdedigingslijn. De deskundigen-rapporten, die in de
strafmotivering van de rechter worden meegewogen, benadrukken echter wel de
culturele factoren die van invloed zijn op de problemen die de verdachte
ervoer met zijn relatie. Ik ben van mening dat de culturele factoren in de
rapporten ook zodanig hadden kunnen worden geïnterpreteerd dat er in casu
sprake was van een doding met voorbedachte rade. Als advocaat van de duivel,
maar dan aan de zijde van justitie is dit te beredeneren afgaande op de,
wellicht sporadische, feiten uit het psychiatrisch rapport. In het rapport
wordt gesproken over een `afstraffing van een alles of niets karakter’, over
het `executeren van de door de cultuur gedecreteerde rechten als echtgenoot
en vader van het gezin’. Wat deze rechten in de gedachten van de verdachte
inhouden, lijfelijke mishandeling of zelfs doding, wordt niet vermeld. In
deze zaak wordt niet geconcludeerd tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid
van de verdachte. Ook niet tot een toestand van psychische overmacht. Een
voorbedachte rade bij het handelen van de echtgenoot is in een requisitoir
wellicht aannemelijk te maken met het accent op het feit dat de verdachte
onvoldoende steun kreeg van de `extended’ family om tot een oplossing te
komen van zijn `relatieproblemen’ en hij uiteindelijk vanuit een (vermeend)
cultureel recht (of plicht) met volle overtuiging,
willens en wetens heeft gehandeld. Wiersinga stelt dan ook terecht dat een
eventueel beroep op een `cultural defense’ door de verdediging ook tegen de
verdachte kan werken, doordat de cultuur van de verdachte de handeling in
feite heeft `voorbedacht’ (Wiersinga 1996).
Met Van Walsum ben ik van mening dat culturele argumenten niet zomaar
klakkeloos door de verdediging naar voren moeten worden gebracht. Ook in
deskundigen-rapportage moet men rekening houden met de negatieve effecten van
een inbreng van culturele factoren. De `waarheden’ die in het onderhavige
psychologisch rapport worden vermeld over mensen met een Pakistaanse
achtergrond, zijn voorbeelden van stereotiepe clichés waarvoor geen enkele
objectieve argumentatie wordt gegeven.
Suzian van der Maas

Rechters

Mrs. Huinen, Smit, Van Dijk