Instantie: Pres. Rechtbank Amsterdam, 27 juli 1995

Instantie

Pres. Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Eiseres vordert een straatverbod voor de omgeving van haar woning en haar
werk. Ondanks het feit dat het gedrag van gedaagde een – indirect – gevolg
is van zijn ziekte, wordt het straatverbod toegewezen op straffe van een
dwangsom. Het voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen.

Volledige tekst

Verloop van de procedure:

Ter terechtzitting van 10 juli 1995 is de behandeling van deze zaak
aangehouden tot 17 juli 1995, teneinde H in de gelegenheid te stellen zich
te voorzien van rechtskundige bijstand. Ter terechtzitting van 17 juli
1995 heeft K gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit
vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij ter terechtzitting
haar eis heeft vermeerderd met de vordering om voor de duur van een jaar
een straatverbod op te leggen voor de Nieuwmarkt en het deel van de
Kloveniersburgwal te Amsterdam zoals aangegeven op aangehechte
plattegrond, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,= per overtreding en
met machtiging van eiseres om bij overtreding van dit verbod de sterke arm
in te schakelen. H heeft tegen de vermeerderde eis verweer gevoerd met
conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat
hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden produkties en van de
zijde van K pleitnotities, overgelegd voor vonniswijziging.

Gronden van de beslissing:

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten:

a. Partijen hebben in 1984-1985 bij elkaar op de middelbare school te Ede
gezeten.

b. K is in 1991 in Wageningen gaan studeren, alwaar partijen wederom met
elkaar in contact zijn gekomen.

c. In augustus 1991 is K voor werkzaamheden naar Benin (Afrika) gegaan.
In december 1991 bleek H haar te zijn nagereisd.

d. Nadat K begin 1992 weer naar Nederland was teruggekeerd, bleef H
veelvuldig contact met haar zoeken, ondanks dat zij hem te kennen had
gegeven hier geen prijs op te stellen. Teneinde voor hem onvindbaar te
zijn, heeft K enige tijd bij haar ouders in Ede gewoond. Vervolgens is zij
naar een studentenhuis in Wageningen verhuisd, waar hij haar ook is
blijven opzoeken en opbellen.

e. In 1993 en 1994 heeft H geen contact met K gezocht. Vanaf juni 1995
heeft H K, die inmiddels naar Amsterdam was verhuisd, weer buitensporig
veel opgebeld en is naar haar woning gegaan.

f. K heeft in Amsterdam, aan de werk gevonden. Zij woont thans in de
alhier.

g. H woont aan de te Amsterdam en volgt een opleiding aan de HTS
alhier. H lijdt aan schizofrenie, waarvoor hij behandeld wordt.

2. In dit geding vordert K bij vermeerderde eis een straat- en
contactverbod zoals weergegeven in de aangehechte dagvaarding en onder het
verloop van de procedure, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,- per
overtreding en met machtiging van K de sterke arm in te schakelen, alsmede
een voorschot van ƒ 5.000,- op de aan K toe te kennen schadevergoeding
voor de door haar geleden materiele en immateriele schade. K stelt hiertoe
dat zij door het veelvuldige contact dat H met haar zoekt, en waarin hij
zeer vasthoudend is, onder grote druk is komen te staan, waardoor zij
constant onrustig, gespannen en op haar hoede is. Zij heeft reden om aan
te nemen dat H zijn gedrag niet zal veranderen. Het is onder deze
omstandigheden voor haar niet mogelijk een normaal leven te leiden, aldus
K.

3. H heeft erkend dat hij K veelvuldig, en daardoor hinderlijk, heeft
opgezocht en opgebeld. Dit gedrag werd hem echter ingegeven door zijn
ziekte, zodat deze overlast hem niet zondermeer kan worden toegerekend.
Hij heeft K niet benaderd om haar het leven zuur te maken. Ten tijde van
de behandeling van deze zaak is zijn toestand weer onder controle, zodat
hij thans ook geen behoefte meer heeft om K te benaderen. Gelet op zijn
ziekte zou een tegen hem uitgesproken vonnis luxerend kunnen werken.
Dientengevolge zou hij bij voorkeur zich door middel van een afspraak ter
terechtzitting willen binden zich te onthouden van het zoeken van contact
met K. Indien dit niet mogelijk blijkt, zou H zich met een vonnis, waarbij
het straatverbod zich zou beperken tot de straten waarin K woont en werkt,
zonder oplegging van enige sanctie, kunnen verenigen. Indien toch een
dwangsom zou worden toegekend, merkt H op, dat deze niet kan worden
geexecuteerd, nu hij slechts een AAW-uitkering heeft. Ten aanzien van het
gevorderde voorschot op schadevergoeding voert H aan dat dit, gelet op
zijn situatie, niet toegewezen dient te worden.

4. Ter terechtzitting heeft K te kennen gegeven niet met een enkele
afspraak met H in te kunnen stemmen. Dientengevolge heeft zij gevraagd
vonnis te wijzen.

5. Onderkend wordt dat de handelwijze van H jegens K een – indirect –
gevolg is van zijn ziekte. Dit doet echter niet af aan het feit dat K van
deze handelwijze grote hinder ondervindt, waarvan zij verstoken wenst te
blijven. Ongeacht de oorzaak van de veroorzaakte hinder, heeft K er recht
op om door H met rust te worden gelaten. Aannemelijk is geworden dat het
gevorderde straat- en contactverbod haar deze rust kan geven. Juist omdat
H thans, zoals hij heeft aangevoerd, door de juiste medicatie in een
stabiel periode verkeert, mag van hem worden verwacht dat hij zich aan een
straat- en contactverbod kan houden. Het risico dat een veroordeling zijn
ziekteverschijnselen zal verergeren wordt vooralsnog ondergeschikt geacht
aan het belang van K om over een te executeren verbod te beschikken. De
stelling van H dat hem in dat geval de overtreding van het verbod niet zou
zijn toe te rekenen doet hieraan niet af. De gevorderde omvang van het
straatverbod komt redelijk voor. Het gevraagde straat- en contactverbod
is dan ook toewijsbaar. Gelet op alle omstandigheden worden deze verboden
voor de gevorderde periode van een jaar toegewezen. Toewijzing van deze
verboden zonder oplegging van enige sanctie zou K niet de haar toegekende
bescherming bieden. Gelet op de omstandigheden van het geval, komt het
evenwel redelijk voor de dwangsom als na te melden te matigen.

6. Het gevraagde voorschot op de schadevergoeding is in dit geding niet
toewijsbaar. Een geldvordering in kort geding komt immers slechts voor
toewijzing in aanmerking indien met grote mate van waarschijnlijkheid
vaststaat dat de vordering in de bodemprocedure zal worden gehonoreerd.
Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. De omstandigheid dat K
meerdere malen is verhuisd teneinde H te ontlopen maakt dit niet anders,
nu zij haar verhuiskosten niet nader heeft gespecificeerd. Bovendien heeft
zij ter terechtzitting verklaard dat het gevorderde bedrag voornamelijk
wordt gevormd door de vergoeding van geleden immateriele schade.
Vaststelling van de omvang van deze door K gestelde schade vergt een nader
onderzoek naar de feiten, hetgeen het kader van dit geding te buiten gaat.

7. Nu partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, worden
de proceskosten tussen partijen als na te melden gecompenseerd.

Beslissing:

1. Verbiedt H om gedurende een periode van een jaar na de betekening van
dit vonnis: a. zich te bevinden in de gebieden te Amsterdam die worden
begrensd door het Sarphatipark/Ceintuurbaan, de Amsteldijk, de Lutmastraat
en de Tweede van der Helststraat, inclusief deze straten, alsmede door de
Nieuwmarkt en de Kloveniersburgwal voorzover deze ligt tussen de
Nieuwmarkt en de brug tussen het Rusland en de Raamgracht, een en ander
zoals aangegeven op aangehechte plattegronden; b. K op straat te volgen;
c. op enigerlei wijze contact op te nemen met K; op verbeurte van een
dwangsom van ƒ 150,= voor iedere overtreding van een van deze verboden en
met machtiging op K om de verboden onder a en b zonodig en waar mogelijk
te doen naleven met behulp van de sterke arm. 2. Verklaart dit vonnis tot
zover uitvoerbaar bij voorraad. 3. Compenseert de proceskosten aldus, dat
iedere partij de eigen kosten draagt. 4. Wijst het meer of ander
gevorderde af.

Rechters

Mr Hartzuiker