Instantie: Kantonrechter Terneuzen, 31 mei 1995

Instantie

Kantonrechter Terneuzen

Samenvatting


Werknemer is op 15 augustus 1989 bij de stichting in dienst getreden als
docent. In juni 1994 is hij op verzoek van de directeur ziek gemeld wegens
overspannenheid.
De stichting heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangevraagd onder
andere omdat de werknemer sinds geruime tijd structureel ernstig inbreuk op
de persoonlijke levenssfeer van een collega maakt. Hij heeft zijn pogingen om
een intieme relatie met haar aan te gaan niet gestaakt nadat eerst zijzelf en
daarna de directeur hem te kennen hebben gegeven dat zij daarvan niet is
gediend. Deze acties kunnen volgens de kantonrechter echter niet als seksuele
intimidatie worden gekwalificeerd omdat hij zich steeds met respect ten
aanzien van zijn collega heeft gedragen. Voor ontslag op staande voet is geen
reden.
Het is wel duidelijk dat door de avances zijn collega ernstige problemen op
het werk heeft gekregen en het is dan de taak van de werkgever om maatregelen
te nemen.
Van de werkgever kan niet worden gevraagd om de werknemer terug te nemen.
Daarom gaat de kantonrechter over tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
per 1 september 1995. De kantonrechter ziet geen aanleiding voor een
vergoeding, gelet enerzijds op de duur van het dienstverband en anderzijds op
de reden en de termijn van de ontbinding en het feit dat de stichting het
nodige heeft gedaan om werknemer bij zijn eerdere arbeidsongeschiktheid in
staat te stellen geleidelijk weer in zijn werkzaamheden terug te keren.

Volledige tekst

Het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
– verzoekschrift, ingediend op 2 mei 1995,
– verweerschrift,
– mondelinge behandeling op 16 mei 1995,
– brief van T. van 16 mei 1995.
De beoordeling van de zaak
1. Ter zitting heeft de kantonrechter partijen voorgesteld het dienstverband
op wat langere termijn te ontbinden, opdat T. gelegenheid heeft uit een
gunstige positie elders te solliciteren, zoals zijn wens is. Daarop heeft
Infra Scaldem aangeboden het dienstverband per 1 oktober 1995 te ontbinden,
zonder vergoeding, op voorwaarde dat T. zijn werkzaamheden op school niet zal
hervatten. Op zijn verzoek is aan T. een week uitstel gegeven teneinde dit
aanbod met dokter Oudshoorn te kunnen bespreken. Diezelfde dag heeft T. na
een gesprek met Oudshoorn per fax een verder uitstel verzocht op de grond dat
een psychiatrisch rapport over hem binnen 2 a 3 weken zal zijn afgerond.
Infra Scaldem is met verder uitstel niet akkoord gegaan. De kantonrechter zal
T. geen verder uitstel verlenen, temeer nu daartoe onvoldoende is aangevoerd.
2. T. is op 15 augustus 1989 bij Infra Scaldem in dienst getreden als docent.
In juni 1994 heeft T. zich op verzoek van de heer G., directeur van Infra
Scaldem, ziek gemeld. Hij was overspannen en had of kreeg problemen in de
privé-sfeer. Later is hij van zijn echtgenote gescheiden. In september 1994
is T. na hulp van een psycholoog weer voor 50% aan het werk gegaan. In
december 1994 ging T. weer voor 100% gaan werken. Begin maart 1995 was er een
reisje naar Brussel waaraan T. niet wilde deelnemen. Op verzoek van G. heeft
T. zich op 9 maart 1995 opnieuw ziek gemeld. In de daarop volgende periode
van ledigheid heeft T. zich het lot van werkeloze allochtonen en
heroïneprostituees aangetrokken en aan directies van verscheidene
gezondheidsinstellingen in Zeeuwsch-Vlaanderen een uitvoerige brief verzonden
met het voorstel om te komen tot de oprichting van een minderhedenfonds. T.
heeft deze brief ondertekend onder de vermelding van: `docent-verpleegkundige
Infra Scaldem’.
3. Infra Scaldem heeft de ontbinding van het dienstverband verzocht op grond
van een dringende reden, bestaande uit twee onderdelen, te weten:
a. T. heeft door voormelde brief het aanzien van Infra Scaldem en haar
medewerkers geschaad;
b. T. maakt sinds geruime tijd structureel ernstig inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer van mevrouw F., sectorhoofd opleidingen ziekenverzorging bij
Infra Scaldem.
T. heeft een en ander bestreden.
4. Infra Scaldem heeft er bezwaar tegen dat haar naam werd vermeld onder de
voormelde brief. Het is uiteraard aan Infra Scaldem en niet aan T. om te
beslissen of Infra Scaldem het voorstel van T. ondersteunt. T. heeft echter
niet geschreven dat Infra Scaldem achter zijn voorstel stond. Voor de lezer
met enig onderscheidend vermogen moet het ook duidelijk zijn, dat T. deze
brief op persoonlijke titel heeft geschreven. Minder oplettende lezers kan
zulks aan de hand van de inhoud en de vorm van de brief gemakkelijk worden
uitgelegd. Voor zulke lezers is T. echter niet verantwoordelijk. Voorop moet
staan dat het T. vrij staat om per brief een voorstel te lanceren, zoals hij
heeft gedaan. Het is geenszins aannemelijk geworden dat T. door zijn actie
het aanzien van Infra Scaldem en haar medewerkers heeft geschaad.
5. Daarentegen is genoegzaam gebleken, dat T. vanaf eind februari 1995
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van mevrouw F.. T. heeft
zijn pogingen om met haar een intieme relatie aan te gaan niet gestaakt nadat
eerst zijzelf en daarna op haar verzoek de heer G., T. in duidelijke taal
hadden meegedeeld, dat zij van zijn avances niet gediend was. Anderzijds gaat
het te ver om het gedrag van T. te kwalificeren als seksuele intimidatie,
zoals Infra Scaldem doet; T. heeft P. nimmer lijfelijk benaderd, er is geen
sprake van hinderlijk volgen of telefoneren, nog van grof of obsceen
taalgebruik. In de overlegde brief en briefkaarten van T. aan P. heeft hij
zich steeds correct uitgedrukt, ja zelfs met respect. T. heeft zich niet zo
ernstig misdragen, dat dit een dringende reden was geweest voor ontslag op
staande voet.
6. Zijn respect voor P. bracht T. ook ter zitting tot uiting. Het is dan ook
zeer merkwaardig, dat T. blind wenst te zijn voor de onmiskenbare afwijzing
van P. en dat T. evenmin onder ogen wil zien welke nare gevolgen zijn
toenaderingspogingen voor mevrouw P. hebben. Hij is voorbijgegaan aan haar
mededeling dat zij reeds een relatie heeft en heeft een briefkaart gestuurd
aan haar moeder, hetgeen grote onrust heeft verwekt. Aannemelijk is geworden
dat mevrouw P. in de werksfeer problemen heeft gekregen, doordat de
toenaderingspogingen van T. op school weinig discreet waren.
Mevrouw P. is als leidinggevende op school in een moeilijke positie gebracht
en het is dan de taak van Infra Scaldem als werkgever om maatregelen te
nemen.
7. Gelet op de situatie die door toedoen van T. is ontstaan op de school van
Infra Scaldem, voordat T. zich op 9 maart 1995 ziek meldde, kan van Infra
Scaldem in redelijkheid niet worden gevergd T. te laten terugkeren in zijn
werkzaamheden op school. Zulks geldt temeer, nu T. de afwijzing van mevrouw
P. nog steeds niet onder ogen wenst te zien, zodat herhaling gevreesd moet
worden. Het lijkt erop dat T. al geruime tijd geestelijk niet in evenwicht
is. Een aanwijzing daarvoor is, dat hij eerder onder behandeling van een
psycholoog was. T. is thans niet onder behandeling en heeft zijn
medicijngebruik in februari 1995 gestaakt en niet hervat.
8. Er moet rekening mee worden gehouden, dat het gedrag van T. ten opzichte
van P. hem mogelijk slechts in (licht) verminderde mate kan worden
toegerekend. In die zin kan er een zeker verband zijn tussen de huidige
arbeidsongeschiktheid van T. en het ontbindingsverzoek. Dit mogelijke verband
is echter niet van dien aard, dat dit vanwege het wettelijke ontslagverbod
tijdens ziekte aan ontbinding in de weg zou moeten staan.
9. Gelet op het voorgaande zal het dienstverband worden ontbonden wegens
gewijzigde omstandigheden die een gewichtige reden opleveren, en wel per 1
september 1995. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat T. thans nog
arbeidsongeschikt is. Het lijkt waarschijnlijk dat hij voor de zomervakantie
niet hersteld zal worden verklaard, zodat hij niet meer op school zal
terugkeren. T. heeft aldus nog enige tijd om vanuit zijn huidige
dienstverband elders te solliciteren, zoals zijn wens is. Er is geen
aanleiding voor een vergoeding, gelet enerzijds op de duur van het
dienstverband en anderzijds op de reden en de termijn van de ontbinding en
het feit dat Infra Scaldem het nodige heeft gedaan om T. bij zijn eerdere
arbeidsongeschiktheid in staat te stellen geleidelijk weer in zijn
werkzaamheden terug te keren.
10. Gelet op de omstandigheden van deze zaak is er aanleiding om de
proceskosten te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst af het primaire verzoek van Infra Scaldem tot ontbinding wegens een
dringende reden;
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1
september 1995;
bepaalt dat zowel Infra Scaldem als T. de eigen proceskosten moet dragen;

Rechters

M.J.M. Klarenbeek