Instantie: President rechtbank Amsterdam, 29 maart 1995

Instantie

President rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Eiseres stelt dat gedaagde haar op 14 maart 1991 heeft gegijzeld in zijn
woning en haar daar meermalen heeft verkracht en mishandeld. Daarna is zij
nogmaals opgesloten in de woning van gedaagde (haar ex-man) en wederom
verkracht en mishandeld. Gedaagde is daarvoor door de rechtbank Alkmaar
veroordeeld.
Eiseres vordert van gedaagde een voorschot op de door haar geleden materiële
schadevergoeding van ƒ 5335 en immateriële schadevergoeding van ƒ 15 000.
De president stelt dat het gevorderde voorschot niet onrechtmatig of
ongegrond voorkomt en wijst het gevorderde toe. (Ook dagvaarding is
opgenomen).

Volledige tekst

Verloop van de procedure:
Ter terechtzitting van 22 maart 1995 heeft eiseres, nadat tegen gedaagde
verstek was verleend, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan
dit vonnis gehechte dagvaarding.
Vervolgens heeft eiseres stukken overgelegd voor vonniswijzing.
Gronden van de beslissing:
De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en is dus toewijsbaar
als volgt.
Het bedrag tot voldoening waarvan gedaagde zal worden veroordeeld, geldt als
voorschot ter nadere verrekening met hetgeen hij ten gronde zal blijken
verschuldigd te zijn.
Beslissing bij verstek:
1. Veroordeelt gedaagde om aan eiseres te voldoen ƒ 20 485
(twintigduizendvierhonderdvijfentachtig).
2. Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde
van eiseres begroot op en te voldoen als volgt:
– aan eiseres:
ƒ 210 aan de bij haar gevallen kosten van vastrecht, en
– aan de griffier van deze rechtbank:
ƒ 210 aan overig vastrecht,
ƒ 71,90 aan exploitkosten, en
ƒ 800 aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dagvaarding:
(…),
Op deze terechtzitting zal de navolgende konklusie van eis worden genomen:
1. Eiseres heeft de Tunesische nationaliteit en is 29 jaar. Na een zeer
problematisch huwelijk met een oudere Tunesische man met de Nederlandse
nationaliteit, is zij in een Blijf-van-m’n-lijf-huis in Den Helder terecht
gekomen. Zij heeft in Den Helder een nieuw bestaan opgebouwd.
2. Die situatie is in maart 1991 gruwelijk verstoord. Op 14 en ?? maart 1991
heeft gedaagde eiseres gegijzeld in zijn woning te Den Helder en haar
meermalen verkracht en mishandeld. Gedaagde heeft eiseres vervolgens
opgesloten in zijn woning van 18 maart tot en met 20 maart 1991. Zij is toen
wederom verkracht en mishandeld door gedaagde. Gedaagde heeft toen voorts de
inboedel van de woning van eiseres vernield. Uiteindelijk heeft eiseres weten
te ontsnappen en is zij in een shocktoestand door de politie te Den Helder en
de RIAGG verwezen naar de PAAZ-afdeling van het Geminiziekenhuis te Den
Helder. Vervolgens is zij enige tijd opgenomen geweest in het crisiscentrum
te Haarlem. Na daar te zijn ontslagen is zij bij bevriende familie in
eiden gaan wonen. Tegelijkertijd is de hulpverlening op gang gekomen in de
vorm van maatschappelijk werk en de zenuwarts prof. dr. F. Jessurrun te
‘s-Gravenhage. Uiteindelijk is zij terechtgekomen in XX, alwaar zij nu nog
steeds woont.
3. Na aangifte tegen gedaagde van verkrachting, meermalen gepleegd,
wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en vernieling, heeft de
officier van justitie te Alkmaar de strafvervolging tegen gedaagde ingesteld.
De strafzaak tegen gedaagde is echter door de officier van justitie
geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Door eiseres is tegen deze beslissing
beklag ex. art. 12 Sv ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, met succes.
Uiteindelijk heeft het Gerechtshof besloten dat de officier van justitie te
Alkmaar gedaagde diende te vervolgen omdat zowel voor het zedenmisdrijf
alsmede de vernieling, voldoende bewijs aanwezig werd geacht.
4. Uiteindelijk is gedaagde op 4 maart 1994 bij verstek veroordeeld door de
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar tot een gevangenisstraf voor de tijd van
twee jaar en zes maanden. Daarbij heeft de Arrondissementsrechtbank Alkmaar
bewezen verklaard dat eiseres meermalen is verkracht door gedaagde, dat
eiseres opzettelijk door gedaagde van haar vrijheid is beroofd. Bovendien is
bewezen verklaard dat gedaagde opzettelijk en wederrechtelijk goederen van
eiseres heeft vernield c.q. beschadigd. Gedaagde is van dit verstekvonnis in
appel. De zittingsdatum is nog niet bekend.
5. Eiseres zal in deze kort geding procedure overleggen:
a. het schaduwdossier in de strafzaak tegen gedaagde;
b. de beslissing van het Gerechtshof op het beklag ex art. Sv. van 3 februari
1993;
c. het vonnis van de Arrondissementsrechtbank Alkmaar van ?? maart 1994.
6. Eiseres is van mening dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens
haar en derhalve aansprakelijk is voor de daaruit ontstane door eiseres
geleden en nog te lijden schade.
7. Eiseres zal op grond van genoemde onrechtmatige daad een bodemprocedure
tegen gedaagde aanhangig maken waarin zij schadevergoeding zal eisen. De
huidige psychische toestand van eiseres maakt echter noodzakelijk dat
traumaverwerking op de kortst mogelijke termijn kan plaatsvinden en deze
spoedprocedure zal daaraan bijdragen. Tevens is de omvang van de schade bij
eiseres van dien aard dat zij spoedeisend belang heeft bij een voorschot op
de schadevergoeding en een voorschot op de geleden materiële schade.
8. De immateriële schade bij eiseres is zeer aanzienlijk. Zij is enige tijd
opgenomen geweest. Heeft langdurige psychiatrische behandeling gehad en is
tot op heden onder behandeling van psychiater Rohlof verbonden aan de RIAGG.
Daarnaast heeft zij begeleiding van maatschappelijk werk. In de procedure
zullen rapportages uit de behandelende sektor met betrekking tot de
psychische gesteldheid van eiseres worden overgelegd.
9. Eiseres heeft tevens materiële schade geleden als gevolg van het feit dat
gedaagde haar inboedel geheel heeft vernield. Gedaagde heeft de vernieling
van de goederen bekend en is daarvoor ook veroordeeld. Blijkens rapport van
de gemeentepolitie Den Helder van 3 april 1991 bedraagt de totale materiële
schade in verband met de vernieling van kleding en bezittingen van eiseres
een bedrag van ƒ 5335.
10. Eiseres is van mening – gelet op de omvang van de door haar geleden en
nog te lijden schade – vooruitlopend op de in de bodemprocedure naar
redelijkheid en billijkheid door uw Rechtbank te begroten schade, een
voorlopige schadevergoeding ter hoogte van ƒ 15 000 aan immateriële schade op
zijn plaats is, gelet op de ernst van de door gedaagde jegens haar gepleegde
strafbare feiten en de haar toegebrachte psychische schade.
11. Eiseres is daarnaast van mening dat gedaagde haar tevens de door haar
geleden materiële schade dient te vergoeden, zijnde ƒ 150 therapiekosten aan
prof. dr. Jessurrun alsmede ƒ 5335 in verband met vernieling van haar
bezittingen door gedaagde.
Mitsdien
bij vonnis in kort geding van de Edelachtbare Vrouwe/Heer President van de
Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, uitvoerbaar bij voorraad en op de
minuut dat gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding
terzake van geleden en nog te lijden immateriële schade een bedrag van ƒ 15
000, alsmede van materiële schade een bedrag van ƒ 5485.
met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.

Rechters

Mr. U.W. Bentinck