Instantie: Rechtbank Groningen, 24 februari 1995

Instantie

Rechtbank Groningen

Samenvatting


Eiseres heeft ƒ 10 000 immateriële schadevergoeding gevorderd wegens
verkrachting. De vordering is afgewezen omdat de President het spoedeisend
belang niet aanwezig achtte. De rechter motiveert dit belang door te stellen
dat tussen de datum van de stuiting van de verjaring en het aanhangig maken
van het kort geding een periode van ruim twee jaar zit.

Volledige tekst

Procesgang
Eiseres heeft gedaagde doen dagvaarden in kort geding. Haar vordering strekt
ertoe gedaagde bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op
de minuut en op alle dagen en uren met inschakeling van de sterke arm, te
veroordelen om op een door haar aan te wijzen rekening binnen zeven werkdagen
na betekening van dit vonnis over te maken een bedrag van ƒ 10 000 als
voorschot op de in de bodemprocedure te vorderen schadevergoeding,
vermeerderd met de wettelijke rente, en hem te veroordelen in de kosten van
dit geding.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, vrijdag 10 februari 1995, is eiseres,
vergezeld van haar advocate, mr. J.M. Legeland voornoemd, verschenen.
Namens gedaagde is verschenen zijn procureur, mr. J.Smit voornoemd.
Eiseres heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij
producties in het geding heeft gebracht. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen
de vordering en geconcludeerd eiseres in haar vorderingen niet-ontvankelijk
te verklaren dan wel haar die te ontzeggen met haar veroordeling in de kosten
van het geding.
Partijen hebben hun standpunten nader doen toelichten en pleitnotities doen
overleggen.
Partijen hebben tenslotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op heden.
Motivering
Vaststaande feiten
Tussen partijen is op grond van hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds is
erkend, althans niet of onvoldoende is weersproken, en op grond van de
overgelegde stukken, in dit kort geding het volgende komen vast te staan.
a. Tijdens haar vacantie in 1983 heeft eiseres in een café te X. kennis
gemaakt met gedaagde. Eiseres was toen 17 jaren oud, gedaagde 37 jaren.
’s Avonds diezelfde dag heeft gedaagde in het café toenadering tot eiseres
gezocht en is ten opzichte van haar handtastelijk geweest.
Later op de avond reed eiseres met gedaagde mee in de auto naar de Y. te X.
Toen eiseres en gedaagde zich aldaar in de tuinen bevonden, werd gedaagde
wederom handtastelijk. Hij wilde gemeenschap met haar hebben. Hij betastte
eiseres en maakte haar broek los. Ook had hij zijn eigen broek laten zakken.
b. In februari 1989 heeft eiseres aangifte gedaan van verkrachting door
gedaagde. De aangifte heeft wegens gebrek aan bewijs niet geleid tot een
strafzaak tegen gedaagde.
c. Tussen 1985 en eind 1992 heeft eiseres therapie gevolgd bij onder meer
Buro Slachtofferhulp, Vrouwen tegen Verkrachting en het Centrum voor
Integrale Therapie.
d. Naar aanleiding van een advertentie van het Clara Wichmann Instituut te
Amsterdam heeft eiseres in verband met het in 1983 voorgevallene eind 1992
haar advocate ingeschakeld. Bij brief van 23 december 1992 heeft de advocate
van eiseres gedaagde aansprakelijk gesteld wegens seksueel misbruik en de
verjaring terzake gestuit.
Bij brief van 8 september 1993 heeft de advocate gedaagde verzocht en
gesommeerd vijfduizend gulden aan eiseres te betalen als voorschot op de
schadevergoeding wegens seksueel misbruik, bij gebreke waarvan een kort geding
terzake werd aangekondigd.
Bij brief van 12 januari 1995 heeft de advocate gedaagde verzocht en
gesommeerd tienduizend gulden aan eiseres te betalen terzake van genoemd
seksueel misbruik, bij gebreke waarvan wederom een kort geding werd
aangekondigd.
Standpunt van eiseres
Eiseres legt naast de vaststaande feiten het volgende aan haar vordering ten
grondslag.
Reeds in het café heeft eiseres aan gedaagde duidelijk gemaakt dat zij niet
wilde dat hij aan haar zat. Later stemde zij in met gedaagde te wandelen in
de tuinen van Y., omdat hij haar had toegezegd van haar af te blijven. Opeens
begon gedaagde toen echter eiseres onder meer wild te zoenen, kneep haar keel
dicht, dwong haar tot seksuele handelingen en verkrachtte haar. Gelet op de
door partijen bij de politie afgelegde verklaringen alsmede de verklaringen
van de verschillende hulpinstanties en het door eiseres bijgehouden dagboek
is voldoende aannemelijk dat gedaagde eiseres heeft verkracht dan wel met
geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen. In ieder
geval heeft hij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij, mede als gevolg
van hun leeftijdsverschil, op eiseres had.
Eiseres heeft hier zeer onder geleden en lijdt er ook thans nog onder. Zij
schaamde zich en voelde zich vernederd. Zij heeft hulp gekregen van
verschillende instanties en heeft therapieën gevolgd. Zij heeft bijna 10 jaar
besteed aan het verwerken van het gebeurde.
Het spoedeisend belang van eiseres zit dan ook in het verwerkingsproces,
waarvan dit kort geding onderdeel uitmaakt. Tevens verlangt eiseres erkenning
van gedaan onrecht. Pas in 1989 durfde eiseres de zaak openbaar te maken door
aangifte te doen. Toen zij in 1992 haar advocate inschakelde was zij nog niet
toe aan een procedure. De brief van 23 december 1992 impliceerde derhalve
geen juridische stappen, maar was nodig om de verjaring van de vordering te
stuiten.
Thans is eiseres wel toe aan een procedure. Zij wil de zaak afronden door
middel van dit kort geding. Eiseres wil geen bodemprocedure voeren.
Dat eiseres eerst nu dit kort geding aanhangig heeft gemaakt heeft tevens te
maken met de houding van gedaagde, die ontkende de brieven van de advocate
van eiseres ontvangen te hebben, alsmede met de vraag of het handelen van
gedaagde civielrechtelijk wel aannemelijk kon worden gemaakt. Eiseres
ondervindt grote materiële en immateriële schade van het gebeurde. Zij heeft
veel therapie gevolgd. Ook de visies van de hulpverleners duiden op schade.
Tegen de onmogelijkheid van eventuele terugbetaling biedt eiseres waarborg
aan.
Standpunt van gedaagde
Het verweer van gedaagde komt, zakelijk weergegeven, op het volgende neer.
De tijd tussen het gebeurde in 1983 en het onderhavige kort geding is zodanig
lang, dat een spoedeisend belang voor eiseres, gezien de trage afhandeling,
ontbreekt. Na de aangifte in 1989 zijn zes jaren ongebruikt verstreken; na de
eerste sommatie van de advocate d.d. 23 december 1992 ruim twee jaren.
Uitstel van het geding wegens het verwerkingsproces van eiseres is
onvoldoende om desondanks een spoedeisend belang aanwezig te achten.
Gedaagde ontkent eiseres verkracht te hebben dan wel dat hij anderszins
gewelddadige handelingen jegens haar heeft gepleegd. De door eiseres bij de
politie afgelegde verklaring maakt de gestelde handelingen van gedaagde thans
onvoldoende aannemelijk. De verklaring bevat onduidelijkheden en verschilt
met de verklaring van gedaagde. Ook de verklaringen van de diverse instanties
– wier informatie slechts van eiseres afkomstig is – maken de gestelde
handelingen van gedaagde onvoldoende aannemelijk. Tevens staat onvoldoende
vast dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op eiseres. Gedaagde
heeft uit het contact tussen hem en eiseres en uit de sfeer in het café
afgeleid dat eiseres tegen `intiem contact’ geen bezwaar had. Toen bleek dat
zij wel bezwaar maakte heeft hij zijn pogingen gestaakt.
Het gevorderde bedrag van ƒ 10 000 is op geen enkele wijze onderbouwd. Van
materiële schade is niet gebleken. De gevolgde therapie is voltooid en
toekomstige therapie is kennelijk niet nodig. Voor vergoeding van immateriële
schade is, mede gelet op de trage wijze van procederen, geen plaats. Deze
schade kan alleen in een bodemprocedure worden beoordeeld.
Beoordeling van het geschil
Eiseres grondt haar spoedeisend belang bij een uitspraak in kort geding op
het verwerkingsproces, dat zij doormaakt als gevolg van gedaagdes handelen
jegens haar, en het verlangen naar erkenning van haar aangedaan onrecht.
Hoezeer een dergelijke redengeving in het algemeen kan gelden als voldoende
voor het aanhangig maken van een kort geding, is zij in deze zaak naar het
oordeel van de president ontoereikend. Eiseres heeft eind 1992 haar advocate
ingeschakeld. Zij had sinds het gebeurde in 1983 ruim negen jaar laten
verstrijken alvorens daartoe over te gaan. Dit tijdsverloop kan haar niet
worden tegengeworpen, omdat aannemelijk is dat zij in die tijd onder meer
door middel van therapieën bezig was met de innerlijke verwerking van het
gebeurde en nog niet aan het nemen van juridische stappen toe was.
Anders ligt dit evenwel met de tijd die is verstreken vanaf het moment waarop
eiseres haar advocate inschakelde. Zij deed dit naar aanleiding van een
advertentie, waarin slachtoffers van seksueel geweld werden gewaarschuwd tegen
verkorting van de verjaringstermijnen. Na de stuiting van de verjaring door
de brief van de advocaat van 23 december 1992 heeft eiseres ruim twee jaar
laten verstrijken zonder het aangekondigde kort geding daadwerkelijk
aanhangig te maken. Zij heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd
die deze trage wijze van handelen vanaf het moment, waarop zij haar advocate
inschakelde, kunnen rechtvaardigen en waaruit kan worden afgeleid dat ook
thans nog een spoedeisend belang voor haar aanwezig is.
Derhalve zal haar vordering worden afgewezen.
Ten overvloede wordt overwogen dat de zaak zich ook los van het vereiste van
spoedeisend belang niet leent voor afdoening in kort geding, met name omdat –
hoezeer ook aannemelijk is dat gedaagdes gedrag van destijds in belangrijke
mate heeft bijgedragen aan het ernstig psychisch lijden van eiseres – in dit
geval niet in het kader van de summiere behandeling van een kort geding
voldoende kan worden vastgesteld dat gedaagdes handelen een onrechtmatige
daad oplevert. Voor de beweerde (fysieke) dwang van de kant van gedaagde is
door de ontkenning van gedaagde onvoldoende bewijs voorhanden en het is niet
zozeer evident dat in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat
ook zonder fysieke dwang sprake is geweest van onrechtmatig handelen, dat de
president daarop in kort geding, door toekenning van een voorschot op de
schadevergoeding, vooruit zou mogen lopen.
De president vindt in de omstandigheden van het geval aanleiding de
proceskosten te compenseren, zodanig dat partijen elk de eigen proceskosten
dragen.
Beslissing
De president, rechtdoende in kort geding:
1. wijst de gevraagde voorziening af;
2. compenseert de proceskosten, des dat partijen elk de eigen proceskosten
dragen.

Rechters

Mr. Lampe