Instantie: Rechtbank Breda, 8 februari 1995

Instantie

Rechtbank Breda

Samenvatting


Partijen zijn 12 jaar gehuwd geweest en gaan scheiden. Zij hebben drie
minderjarige kinderen van vier, acht en tien jaar. De rechtbank
oordeelt: de behoefte van de vrouw staat vast. Gelet op de leeftijd van
de kinderen is het aannemelijk dat de vrouw thans geen inkomen uit
arbeid kan verwerven. Het verzoek de alimentatie tot 5 jaar te
limiteren wijst de rechtbank af gelet op de duur van het huwelijk en de
leeftijd van de kinderen. Alimentatie wordt ƒ 200,=.

Volledige tekst

1. Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de volgende stukken:

-het op 29 augustus 1994 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen; -het
op 10 november 1994 ontvangen verweerschrift, met bijlagen; -de op 9
december 1994 ontvangen brief van de procureur van de vrouw, met
bijlagen; -de op 12 december 1994 ontvangen brief van de procureur van
de man, met bijlagen; -de beschikking voorlopige voorzieningen van 30
september 1994; -het proces-verbaal van de behandeling ter
terechtzitting van 19 december 1994.

De inhoud van deze stukken dient als hier overgenomen te worden
beschouwd.

2. De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat: -echtscheiding; -bevel tot verdeling van
de gemeenschappelijke goederen; -vaststelling van een door de man aan
haar te betalen onderhoudsuitkering van ƒ 1.600,= per maand;
-voortzetting van de gezamenlijke ouderlijke macht over de minderjarige
kinderen van partijen; -vaststelling van een door de man te betalen
onderhoudsuitkering ten behoeve van die minderjarigen van ƒ 250,= per
maand per kind.

Ter terechtzitting heeft de man verzocht een omgangsregeling vast te
stellen.

3. De beoordeling

3.1. Tussen partijen staat blijkens de stellingen en overgelegde
stukken vast:

-dat zij op 23 december 1983 in de gemeente Bergen op Zoom met elkaar
zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen; -dat zij uit dit
huwelijk 3 minderjarige kinderen hebben; -dat zij de Nederlandse
nationaliteit bezitten; -dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht.

3.2. Het verzoek tot: -echtscheiding; -bevel tot verdeling van de
gemeenschappelijke goederen; -voortzetting van de gezamenlijke
uitoefening van de ouderlijke macht over de minderjarige kinderen;
-vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsuitkering ten
behoeve van die minderjarigen,

ligt als op de wet gegrond en niet weersproken voor toewijzing gereed.

3.3. Partijen zijn verdeeld gebleven over de door de man verzochte
omgangsregeling.

3.4. Op grond van hetgeen door partijen ter terechtzitting over en weer
is verklaard, acht de rechtbank het aangewezen na te melden
omgangsregeling vast te stellen.

3.5. Partijen zijn voorts verdeeld gebleven over de door de vrouw
verzochte bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.

3.6. Primair betwist de man de behoefte van de vrouw aan een bijdrage.
Subsidiair bestrijdt hij de financiele draagkracht te bezitten tot
betaling van enige bijdrage. Meer subsidiair verzoekt hij de duur van
zijn alimentatieverplichting ten opzichte van de vrouw te beperken tot
5 jaar na inschrijving van deze beschikking in de registers van de
Burgerlijke Stand.

3.7. Vaststaat dat de vrouw thans een ABW-uitkering ontvangt. Naar het
oordeel van de rechtbank is verder voldoende aannemelijk geworden dat
de vrouw thans geen inkomsten uit arbeid kan verwerven, in aanmerking
genomen dat zij met de voogdij over de minderjarige kinderen van
partijen zal worden belast en gelet op de leeftijd van deze kinderen.
De behoefte van de vrouw aan een bijdrage staat daarmee vast.

3.8. Voor de vaststelling van de financiele draagkracht van de man gaat
de rechtbank uit van de volgende, onweersproken inkomsten, per jaar:

-f 58.788,= aan bruto basissalaris; -f 15.285,= aan bruto
onregelmatigheidstoeslag; -f 6.173,= aan bruto dertiende maandsalaris;
-f 5.926,= aan bruto vakantietoeslag; -f 2.676,= aan bruto
tegemoetkoming van de werkgever in de premie van
ziektekostenverzekering. Hierbij merkt de rechtbank op dat de man ter
terechtzitting heeft verklaard dat deze tegemoetkoming ondanks de
echtscheiding niet zal veranderen.

Voor de vaststelling van de lasten en uitgaven van de man gaat de
rechtbank uit van de volgende, onweersproken gegevens, per maand: -het
op ABW gebaseerde normbedrag voor een zelfstandig wonende
alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, waaruit de
noodzakelijke, in het algemeen geldende kosten van levensonderhoud
moeten worden voldaan; -f 1.721,= aan hypothecaire rente; -f 150,= aan
zakelijke lasten betreffende de woning; -f 280,= aan premie van
levensverzekering; -f 138,= aan premie van ziektekostenverzekering; -f
242,= aan kosten van woon-werk-verkeer; -f 250,= aan kosten van
herinrichting; -f 157,= aan aflossing van een personal computer; -f
78,= aan spaarpremie ten behoeve van de kinderen.

Voorts acht de rechtbank het redelijk om rekening te houden met een
bedrag van ƒ 148,= per maand aan kosten van omgang met de minderjarige
kinderen. Dit bedrag bestaat uit ƒ 120,= per maand aan forfaitaire
kosten en ƒ 28,= per maand aan reiskosten.

Niet is gebleken van andere lasten waarmee rekening moet worden
gehouden.

3.9. Op grond van voormelde financiele omstandigheden en rekening
houdend met alle fiscale gevolgen, acht de rechtbank bij de man de
draagkracht aanwezig naast de door hem toegezegde bijdrage ten behoeve
van de minderjarige kinderen na te melden bijdrage aan de vrouw te
voldoen.

3.10. Gelet op de duur van het huwelijk van partijen en de leeftijd van
de uit dit huwelijk geboren minderjarige kinderen, acht de rechtbank
geen gronden aanwezig de onderhoudsverplichting van de man ten opzichte
van de vrouw te beperken tot 5 jaar na inschrijving van deze
beschikking in de registers van de Burgerlijke Stand. Het betreffende
verzoek van de man moet daarom worden afgewezen.

3.11. Aangezien partijen echtgenoten zijn, zal de rechtbank bepalen dat
iedere partij de eigen kosten draagt.

4. De beslissing

De rechtbank

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op 23 december 1983 in de
gemeente Bergen op Zoom met elkaar gehuwd;

beveelt de verdeling ten overstaan van een notaris van de
gemeenschappelijke goederen van partijen;

benoemt tot notaris A.A.J.M. Aerden te Bergen op Zoom, zijn opvolger,
waarnemer of plaatsvervanger, voor wie, zo partijen niet een andere
notaris kiezen, de werkzaamheden van die verdeling zullen plaatshebben,
op de door deze te bepalen tijd en plaats;

benoemt tot onzijdig persoon mr. J.A. Holsbeek, tot vertegenwoordiging
van diegene van partijen die niet meewerkt tot de verdeling;

bepaalt dat partijen na de echtscheiding gezamenlijk de ouderlijke
macht blijven uitoefenen over de minderjarigen: – geboren te
. – geboren te . – geboren te
.

bepaalt uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en genoemde minderjarigen
gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende 1 dag per week;

bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man vanaf heden ten behoeve
van de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarigen aan de vrouw
bij vooruitbetaling zal voldoen een bedrag van ƒ 250,= (tweehonderd
vijftig gulden) per maand per kind;

bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man vanaf de dag dat deze
beschikking wordt ingeschreven in de registers van de Burgerlijke
Stand, aan de vrouw voor levensonderhoud tegen bewijs van kwijting en
bij vooruitbetaling zal voldoen een bedrag van ƒ 200,= (tweehonderd
gulden) per maand.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Rechters

Mr Lamers