Instantie: Commissie gelijke behandeling, 20 december 1994

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een
‘enthousiaste medewerker in onze accessoiresshop (m)’. Verzoekster
heeft naar aanleiding van deze advertentie gesolliciteerd bij de
wederpartij. Zij is voor de functie afgewezen omdat de wederpartij de
voorkeur gaf aan een mannelijke kandidaat. Verzoekster is van mening
dat zij als vrouw ongelijk behandeld is. In de onderhavige advertentie
wordt slechts een functiebenaming vermeld, namelijk ‘medewerker
accessoiresshop’, daarnaast is door middel van de vermelding ‘(m)’
aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar een man. In de advertentie is
dus niet aangegeven dat vrouwen ook in aanmerking komen voor de
functie. Daarmee staat vast dat de wederpartij in strijd heeft gehan-
deld met artikel 3 lid 3 en lid 4 en daarmee tevens in strijd met
artikel 3 lid 1 WGB.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 20 september 1994 verzocht mevrouw te Nijega
(hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit
te spreken over de vraag of door te Drachten
(hierna: wederpartij) onderscheid is gemaakt bij de aanbieding van een
betrekking en bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande
betrekking, in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.

1.2. Verzoekster heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een
‘enthousiaste medewerker in onze accessoiresshop (m)’. Verzoekster
heeft naar aanleiding van deze advertentie gesolliciteerd bij de
wederpartij. Zij is voor de functie afgewezen omdat de wederpartij de
voorkeur gaf aan een mannelijke kandidaat. Verzoekster is van mening
dat zij als vrouw ongelijk behandeld is.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en op grond
van artikel 31 van het Besluit werkwijze Commissie gelijke behandeling
besloten om in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te passen.
De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt
van verzoekster te reageren.

2.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

3.1. Verzoekster heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in de Courant van 3 september 1994. In deze
advertentie vraagt de wederpartij om een ‘enthousiaste medewerker in
onze accessoiresshop (m)’. Het woord ‘accessoiresshop’ en de vermelding
‘(m)’ zijn hierbij in grote vette letters afgedrukt. In de advertentie
wordt belangstellenden gevraagd te bellen voor een afspraak.
Verzoekster heeft naar aanleiding van deze advertentie naar de
wederpartij gebeld om een afspraak te maken. Tijdens dit
telefoongesprek werd haar door een medewerker van de wederpartij
gevraagd of zij de advertentie ook gelezen had. De wederpartij zocht
namelijk mannen in verband met het eventueel vertillen van gasflessen.
Verzoekster is vervolgens naar het zakelijk adres van de wederpartij
gegaan en heeft daar gesproken met de eigenaar. Verzoekster vroeg
waarom zij niet welkom was. De wederpartij antwoordde hierop dat het
meisje dat er al werkt genegeerd wordt door de klanten die wachten tot
zij door een man te woord worden gestaan. Verder deelde de wederpartij
mee dat er allemaal mannen werken, dat er een gemoedelijke sfeer heerst
binnen het bedrijf en dat hier geen vrouw tussen past.

3.2. Verzoekster is van mening dat zij als vrouw ongelijk behandeld is
door de wederpartij en dat de wederpartij hiermee in strijd heeft
gehandeld met de wetgeving gelijke behandeling.

3.3. De wederpartij heeft telefonisch aan de Commissie meegedeeld dat
zij niet wist dat onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij een
selectieprocedure verboden was. In een schriftelijke reactie deelt de
wederpartij mee dat verzoekster gelijk heeft. De wederpartij erkent dat
het onzorgvuldig is geweest de advertentie uitsluitend op de mannen te
richten. Volgens de wederpartij komt het door haar onbekendheid met de
wet. Wel merkt de wederpartij op dat in haar bedrijf wel eens zware
arbeid voor kan komen. Volgens de wederpartij stelt de clientele het
niet erg op prijs dat de medewerker/medewerkster, in dit geval
medewerkster, die zware arbeid verricht. Dat verzoekster dit werk
echter wel op zich wilde nemen is volgens de wederpartij te waarderen.
Tenslotte deelt de wederpartij mee dat in het vervolg deze
onzorgvuldigheden ten aanzien van de advertentie en ten aanzien van de
mondelinge behandeling, niet meer voor zullen komen. De wederpartij
biedt haar excuses aan aan verzoekster en aan andere mensen die zich
eraan hebben gestoord.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking en/of bij de behandeling bij de vervulling van deze
betrekking onderscheid naar geslacht heeft gemaakt door in de
onderhavige advertentie om een ‘medewerker in onze accessoiresshop (m)’
te vragen, terwijl zij niet vermeld heeft dat ook vrouwen voor de
functie in aanmerking komen en vervolgens verzoekster af te wijzen voor
de functie omdat de voorkeur van de wederpartij uitging naar een man.

4.2. Artikel 3 lid 1 Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
(WGB; Stb. 1989, 168) verbiedt het maken van onderscheid op grond van
geslacht bij de aanbieding van een betrekking en bij de behandeling bij
de vervulling van een openstaande betrekking. De Wet noemt in artikel
5, twee toegelaten uitzonderingen op dit verbod. Onderscheid is
toegestaan in gevallen waarin een voorkeursbeleid voor vrouwen van
toepassing is en in gevallen waarin het geslacht bepalend is.

In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader
uitgewerkt. Artikel 3 lid 3 schrijft voor dat uit de tekst en
vormgeving van een advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen
als vrouwen in aanmerking komen.

In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder
toegespitst op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat
of zowel de mannelijke als de vrouwelijke functiebenaming gebruikt moet
worden, of uitdrukkelijk vermeld moet worden dat zowel mannen als
vrouwen in aanmerking komen.

4.3. Met betrekking tot de advertentie overweegt de Commissie het
volgende. In de onderhavige advertentie wordt slechts een
functiebenaming vermeld, namelijk ‘medewerker accessoiresshop’,
daarnaast is door middel van de vermelding ‘(m)’ aangegeven dat de
voorkeur uitgaat naar een man. In de advertentie is dus niet aangegeven
dat vrouwen ook in aanmerking komen voor de functie. Daarmee staat vast
dat de wederpartij in strijd heeft gehandeld met artikel 3 lid 3 en lid
4 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 1 WGB.

4.4. Met betrekking tot de selectieprocedure overweegt de Commissie als
volgt. De wederpartij heeft meegedeeld dat een vrouw niet past binnen
het bedrijf en dat daarom de voorkeur uitging naar een man. De
wederpartij heeft eveneens meegedeeld dat zware arbeid in haar bedrijf
nog wel eens voor kan komen. Hieruit zou afgeleid kunnen worden dat de
wederpartij een beroep doet op geslachtbepaaldheid van de functie. De
wederpartij geeft echter tevens aan dat niet zozeer de zwaarte van de
arbeid een probleem vormt, als wel de houding van de klanten ten
opzichte van een vrouw die deze zware arbeid zou moeten verrichten. De
Commissie leidt hieruit af dat het verrichten van zware arbeid op zich
niet tot geslachtbepaaldheid van de functie leidt. Aangezien ook de
andere wettelijke uitzonderingsgrond in artikel 5 niet van toepassing
is, staat hiermee staat vast dat de wederpartij bij de behandeling bij
de vervulling van de openstaande betrekking in strijd heeft gehandeld
met artikel 3 lid 1 WGB.

4.5. Overigens spreekt de Commissie haar waardering uit voor de
toezegging van de wederpartij dat deze onzorgvuldigheden ten aanzien
van de advertentie en ten aanzien van de mondelinge behandeling van de
selectie niet meer voor zullen komen.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat
te Drachten jegens mevrouw te Nijega bij de aanbieding van een
betrekking onderscheid heeft gemaakt in strijd met artikel 3 lid 4 en
daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 van de Wet
gelijke behandeling van mannen en vrouwen heeft gehandeld. Tevens heeft
te Drachten bij de behandeling bij de
vervulling van een openstaande betrekking onderscheid gemaakt in strijd
met artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en
vrouwen.

Rechters

Prof. mr J.E. Goldschmidt