Instantie: Kantonrechter Alkmaar, 7 december 1994

Instantie

Kantonrechter Alkmaar

Samenvatting


Eiseres vergelijkt zich met mannelijke collega die net als zij als
leidinggevende traditionele hulpverlening werkzaam is in de thuiszorg. Uit
de toepasselijke CAO vloeit voort dat maatman op grond van zijn diploma
(HBO maatschappelijk werk) uiteindelijk een hoger salaris kan bereiken dan
verzoekster (Nijverheidsakte). Wel is er sprake van arbeid van gelijke
waarde. Vervolg op CGB 1 juli 1991, nr. 167A-91-41. Ook de kantonrechter
oordeelt dat hier sprake is van ongelijke beloning daar het onderscheid
in salariering niet objectief is te rechtvaardigen. Ook financieel
onvermogen kan geen afbreuk doen aan de rechten van de werknemers.

Volledige tekst

1. Het procesverloop:

B heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding van
10 augustus 1993.

De Stichting Thuiszorg heeft bij antwoord verweer gevoerd.

Vervolgens hebben partijen van repliek en dupliek gediend.

Tenslotte is vonnis verzocht.

De inhoud van deze stukken dient als hier opgenomen te worden beschouwd.

2. Het geschil en de beoordeling daarvan:

Op grond van de stukken staat het navolgende tussen partijen vast:

1. B (geboren op 30 mei 1955) is op 14 april 1980 bij de Stichting
Thuiszorg in dienst getreden in de functie van leidinggevende
gezinsverzorging.

2. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Gezondheidszorg en Algemeen
Maatschappelijk Werk van toepassing. Op grond van de (tot 21 juni 1993)
bij de CAO behorende salarisregeling gezondheidszorg worden medewerkers
ingedeeld afhankelijk van functie, opleidingsniveau en ervaringsjaren in
volgnummers van 1 tot 40. Voorts worden medewerkers met diploma HBO-M.W.
en N20 als daarmee vergelijkbare opleiding in hetzelfde opleidingsniveau,
te weten niveau Y geplaatst.

3. B is ingeschaald in de salarisgroep behorend bij volgnummer 27.
Dientengevolge bedraagt haar bruto maandsalaris bij een volledige werkweek
3.902,40.

4. Bij de Stichting Thuiszorg werken 22 leidinggevenden, waaronder 1 man,
de heer M.

5. B verricht arbeid van gelijke althans nagenoeg gelijke waarde als haar
collega M. B ontvangt een lager salaris dan M.

6. B heeft de N20 (Nijverheidsakte 20)-opleiding gevolgd en het diploma
gehaald. Dit diploma is vergelijkbaar met het diploma HBO- Maatschappelijk
Werk (het diploma van M). De N20-opleiding was een nijverheidsopleiding
en werd nagenoeg uitsluitend gevolgd door meisjes.

7. Het diploma HBO-M.W. geeft recht op doorstroming naar het salaris
behorend bij volgnummer 33. Het diploma N20 gaf tot 21 juni 1993 recht op
doorstroming naar het lagere salaris behorende bij volgnummer 27. Vanaf
die datum is de diplomahonorering vervallen.

8. Artikel 10 van de (nieuwe) salarisregeling bepaalt:
1. De inschaling van de op 20 juni 1993 in dienst zijnde werknemer dient
per 21 juni 1993 plaats te vinden in de voor de nieuwe functie van
toepassing zijnde schaal in het dichtstbijzijnde salarisbedrag in
vergelijking met het op 20 juni 1993 geldende salaris, zodat sprake is van
een horizontale overgang. Door gebruikmaking van een nieuwe salaristabel
is het nieuwe volgnummer het oude volgnummer minus twee.
2. Indien op 21 juni 1993 een horizontale overgang naar de nieuwe functie
niet mogelijk is omdat de nieuwe schaal op een hoger niveau aanvangt,
dient inschaling per deze datum plaats te vinden in periodiek 0 van de
nieuwe schaal.
3. Indien de werknemer op 20 juni 1993 recht had op een hoger
salarismaximum dan op grond van de nieuwe salarisregeling, behoudt de
werknemer aanspraak op het hogere salarismaximum, behorend bij de oude
schaal.
4. De nieuwe inschaling op basis van artikel 10 lid 1 en 2, het verkregen
recht ex artikel 10 lid 3, alsmede de nieuwe functie worden opgenomen in
een aanhangsel bij de individuele arbeidsovereenkomst.

B vordert, na akte wijziging van eis, een verklaring voor recht dat de
Stichting Thuiszorg handelt in strijd met het bepaalde in artikel
7A:1637ij BW en artikel 7 e.v. van de Wet Gelijke Behandeling van Mannen
en Vrouwen. Zij vordert daarnaast betaling van achterstallig salaris ad
ƒ 5355,07 bruto en voorts de Stichting Thuiszorg te veroordelen tot
betaling aan haar van het salaris, behorende bij volgnummer 30 vanaf
periode 7 van het jaar 1993 met uitloop conform de salarisregeling tot
volgnummer 33 zolang de arbeidsovereenkomst duurt, alles te vermeerderen
met rente en kosten.

B baseert haar vordering onder meer op de hiervoor weergegeven vaststaande
feiten en omstandigheden en betoogt dat de handelwijze van de Stichting
Thuiszorg met betrekking tot de salariering als hiervoor omschreven
discriminerend is jegens vrouwen, nu juist vrouwen de N19-opleiding
volgden en medewerksters met deze opleiding zijn uitgesloten van
doorstroming. Zonder de salarisblokkade had de inschaling van B als volgt
dienen te verlopen: – per periode 1 1991 naar volgnummer 28 – per periode
1 1992 naar volgnummer 29; – per periode 1 1993 naar volgnummer 30; – per
periode 1 1994 naar volgnummer 31; en in de toekomst: – per periode 1 1995
naar volgnummer 32; – per periode 1 1996 naar volgnummer 33 (max); Op
grond van de in artikel 10 van de nieuwe salarisregeling weergegeven
garantieregeling heeft B recht op een uitloop naar volgnummer 33 (oud) per
1 januari 1996.

De Stichting Thuiszorg voert verweer. Zij ontkent dat de salarisregeling
discriminerend is voor vrouwen. Niet alleen de leidinggevenden met het
N20-diploma zijn uitgesloten van doorloop naar het salaris behorende bij
volgnummer 33, maar ook bijvoorbeeld leidinggevenden met het diploma K en
O en HBO-J. Al deze opleidingen staan open voor mannen en vrouwen. Indien
M een van deze opleidingen zou hebben gevolgd, zou hij evenmin
doorgestroomd zijn. Niet een onderscheid naar geslacht maar naar opleiding
wordt gehanteerd. Bovendien past de Stichting Thuiszorg de salarisregeling
toe conform de letter van de CAO. De Stichting Thuiszorg ziet financieel
geen mogelijkheden van de CAO af te wijken, gelet op samengevat, de
geldende subsidieregeling. Ook is de salarisregeling met ingang van 21
juni 1993 gewijzigd. Met ingang van die datum is geen sprake meer van
discriminatie. Tenslotte beroept de Stichting Thuiszorg zich op verjaring,
ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Weg Gelijke behandeling van
Mannen en Vrouwen. Zij betwist het gestelde door B omtrent de
garantie-regeling en de gevolgen daarvan ten aanzien van B niet.

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de
kantonrechter als volgt.

Zoals onder de vaststaande feiten en omstandigheden reeds is weergegeven,
verrichten B en M arbeid van (nagenoeg) gelijke waarde en is sprake van
ongelijk loon. Ten onrechte tracht de Stichting Thuiszorg dit onderscheid
te rechtvaardigen met de stelling dat de opleiding van de betrokkenen
bepalend is geweest voor het maken van dit onderscheid. Vaststaat dat
nagenoeg uitsluitend vrouwen de N20-opleiding volgden en dat zij zijn
uitgesloten van doorstroming naar het salaris behorende bij volgnummer 33.

De Stichting Thuiszorg handelt reeds daardoor in strijd met artikel
7A:1637ij B.484W. en artikel 7 e.v. van de Weg Gelijke behandeling van
Mannen en Vrouwen, nu dit onderscheid overigens niet objectief te
rechtvaardigen is. Dit laatste is ook niet door de Stichting Thuiszorg
gesteld. Er is door deze handelwijze dan ook sprake van indirecte
discriminatie. Het feit dat de opleiding N20 destijds ook door mannen
gevolgd kon worden, doet hieraan niet af, evenmin als het feit dat de
Stichting Thuiszorg slechts bedoelde de CAO na te leven. De CAO behoort
in dit verband buiten toepassing te blijven. Ook als het betoog van de
staatssecretaris met betrekking tot de achtergrond van deze ongelijke
beloning (zoals in een uitspraak van de Commissie voor Gelijke Behandeling
weergegeven) niets aan het voorgaande afdoen.

De kantonrechter overweegt tenslotte nog dat financieel onvermogen van de
Stichting Thuiszorg geen afbreuk kan doen aan de rechten van haar
werknemers en derhalve niet tot afwijzing van het gevorderde kan leiden.
Tussen partijen staat vast dat de salarisregeling is gewijzigd met ingang
van 21 juni 1993. Vanaf die datum is de honorering niet meer gerelateerd
aan het behaalde diploma. De verkregen rechten worden gerespecteerd in
dier voege dat voor werknemers in de leidinggevende functies op HBO-niveau
een garantie geldt voor een salaris behorend bij volgnummer 33 (oud).
Peildatum voor het salaris is 20 juni 1993. Door de Stichting Thuiszorg
is niet weersproken dat de inschaling van B, zonder blokkade, met ingang
van periode 1 1991 naar volgnummer 28 diende te geschieden en dat zij per
jaar “een nummer omhoog diende te gaan”. Dit betekent dat haar vanaf
periode 1 1991 salaris toekomt behorende bij volgnummer 28, met ingang van
1 januari 1992 salaris behorend bij volgnummer 29, in 1993 bij volgnummer
30 en thans naar volgnummer 31.

Het beroep op verjaring treft evenwel doel. Artikel 11 van de Wet Gelijke
Behandeling van Mannen en Vrouwen kent een verjaringstermijn van twee
jaar. Beide partijen gaan uit van een sluiting van de verjaring per 19
november 1992. Dit betekent dat geen rechten meer bestaan op betaling van
achterstallig loon over de periode voor 19 november 1990. Voorts heeft B
op basis van de garantieregeling recht op een uitloop, zoals zij betoogt,
tot volgnummer 33 (oud) in 1996. Haar salarismaximum behorend bij de oude
schaal zou, gelet op het voorgaande, 33 geweest zijn.

De kantonrechter acht, nu slechts een deel van de vordering wordt
toegewezen, termen aanwezig de proceskosten aldus tussen partijen te
compenseren dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

Het voorgaande betekent dat de vordering van B op hierna te melden wijze
zal worden toegewezen.

3. De beslissing:

De kantonrechter:

Verklaart voor recht dat de Stichting Thuiszorg door de toepassing van de
salarisregeling behorende bij de CAO onderscheid maakt naar geslacht en
zodoende handelt in strijd met artikel 7A:1637ij BW en artikel 7 van de
Wet Gelijke Behandeling van Mannen en Vrouwen.

Veroordeelt de Stichting Thuiszorg om aan B te betalen het salaris
behorend bij volgnummer 38(oud) van de salarisregeling vanaf 1 januari
1991, 29(oud) vanaf 1 januari 1992, 30(oud) vanaf 1 januari 1993 en
31(oud) vanaf 1 januari 1994 met een uitloop tot volgnummer 33(oud) in het
jaar 1996 tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf de onderscheiden vervaldata tot aan de dag der
voldoening. Verklaart dit vonnis wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar
bij voorraad.

Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat ieder van
hen de eigen kosten draagt. Wijst af het meer of anders gevorderde.

Rechters

Mr. Rip