Instantie: Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, 19 mei 1994

Instantie

Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing

Samenvatting


Het beklag -voorzover in beroep van belang- betreft: a) een disciplinaire
straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens het ernstige
lichamelijke dreiging met agressie naar en gijzeling van een personeelslid
(A 94/165); b) het niet binnen 24 uur uitreiken van de schriftelijke
mededeling van de disciplinaire straf genoemd onder a) (A 94/173); c) de
beslissing tot plaatsing op het veiligheidsbed wegens agressie naar het
personeel en het niet aanspreekbaar zijn (A 94/174); d) de bejegening van
klaagster tijdens haar verblijf op het veiligheidsbed door haar geen steek
uit te reiken voor het doen van haar natuurlijke behoeften en het niet elk
half uur controleren van klaagsters toestand (A 94/175). De
beklagcommissie heeft het beklag onder a) gegrond verklaard voor wat
betreft de duur van de disciplinaire straf en het beklag onder b), c) en
d) ongegrond verklaard. De beroepscommissie heeft bij haar onderzoek
ondermeer getoetst aan de voorschriften zoals die zijn neergelegd in het
reglement plaatsing op het veiligheidsbed. Zij komt op grond van deze
toetsing tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met
juistheid op het beklag heeft beslist.

Volledige tekst

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als
volgt:

1. Inhoud van het beklag en de beslissing van de beklagcommissie: Het
beklag -voorzover in beroep van belang- betreft: a) een disciplinaire
straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens het ernstige
lichamelijke dreiging met agressie naar en gijzeling van een personeelslid
(A 94/165); b) het niet binnen 24 uur uitreiken van de schriftelijke
mededeling van de disciplinaire straf genoemd onder a) (A 94/173); c) de
beslissing tot plaatsing op het veiligheidsbed wegens agressie naar het
personeel en het niet aanspreekbaar zijn (A 94/174); d) de bejegening van
klaagster tijdens haar verblijf op het veiligheidsbed door haar geen steek
uit te reiken voor het doen van haar natuurlijke behoeften en het niet elk
half uur controleren van klaagsters toestand (A 94/175).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a) gegrond verklaard voor wat
betreft de duur van de disciplinaire straf en het beklag onder b), c) en
d) ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte beschikking
weergegeven.

2. Standpunten van klager en de directeur: Door en namens klaagster is in
beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
Betoogd is dat de combinatie van de disciplinaire straf en maatregel die
klaagster is opgelegd niet in verhouding staat tot de aanleiding daarvan,
te weten het incident over de gemorste koffie. Weliswaar heeft klaagster
krachtige taal geuit door te spreken over een gijzeling, doch zij heeft
dit geenszins agressief bedoeld. Aangevoerd is dat klaagster toen zij
reeds verbleef in de strafcel boos is geworden vanwege de haar opgelegde
straf en dat zij daarom het blad met eten uit de handen van een
p.i.w.-ster heeft geslagen. Zij hoopte van de verwarring die daar het
gevolg van zou zijn gebruik te kunnen maken om de isoleercel uit te lopen.
Ontkend is dat klaagster tijdens de worsteling die is ontstaan geweld
heeft gebruikt tegen het personeel. Zij weet dat zij in woede overmatig
veel kracht ontwikkelt. Aangevoerd is dat klaagster van de 8 maanden dat
zij in “Overmaze” heeft verbleven er 6 in afzondering heeft doorgebracht.
Toen het koffieincident plaatsvond verbleef zij nog maar 2 dagen wederom
in gemeenschap. De directeur had gelet op deze situatie en klaagsters
onevenwichtige psychische gesteldheid niet de bestreden straf en maatregel
mogen opleggen. Vanwege het ontbreken van het journaal is het niet
mogelijk de verklaringen van klaagster over hetgeen is voorgevallen
tijdens haar verblijf op het veiligheidsbed te toetsen. Klaagsters
uitlatingen hierover zijn echter consistent. Aangegeven is dat er aan het
begin van klaagsters plaatsing op het bed geen halfuurlijkse controle
heeft plaatsgevonden en dat zij niet dagelijks gewassen is. Haar behoeften
heeft zij zonder ondersteek moeten doen, op het bed. De schriftelijke
mededeling van de haar opgelegde straf heeft klaagster eerst op 2 november
1993, derhalve niet tijdig ontvangen.

De directeur heeft eveneens volhard in het tegenover de beklagcommissie
ingenomen standpunt. Betoogd is dat alle voorschriften die gelden voor het
opleggen van een disciplinaire straf en plaatsing op een veiligheidsbed
zijn nageleefd. Klaagsters bestraffing werd gerechtvaardigd door haar
uitlatingen. Een bedreiging met gijzeling ligt zeer gevoelig en wordt
daarom ernstig opgevat. Tijdens de worsteling die na het uit handen slaan
van het blad met eten is ontstaan was klaagster zeer wild en agressief.
Zij was buiten zinnen en onbereikbaar voor de buitenwereld. Klaagster
heeft tijdens deze worsteling tevens ernstige bedreigingen geuit.
Daarnaast heeft zij gezegd dood te willen. Gelet op deze gemoedstoestand
achtte de directeur het niet verantwoord haar op de normale wijze in de
strafcel te laten verblijven. De directeur was zelf ter plaatse en heeft
een en ander waargenomen. Tevens heeft hij persoonlijk eraan deelgenomen
en leiding gegeven om klaagsters geweld te beheersen. Tijdens haar
verblijf op het veiligheidsbed is klaagster met goede zorg omgeven, ook
vanuit de medische discipline. Aangegeven is dat klaagster elke dag is
gewassen en dat het kraammatras, als alternatief voor de door klaagster
geweigerde steek, dagelijks is verschoond. Klaagsters toestand is elk half
uur gecontroleerd, waarbij telkens is beoordeeld of er sprake was van een
positieve verandering daarin. Bedoelde controles zijn ondermeer uitgevoerd
door een directielid, het afdelingshoofd en de inrichtingsarts. Op vragen
van gedetineerden om van het bed af te mogen wordt altijd gereageerd. Door
het stellen van vragen hierover wordt geprobeerd een indruk te krijgen of
er daadwerkelijk sprake is van een verbetering van de toestand. Dit is ook
in het geval van klaagster uitgangspunt geweest. De directeur heeft
betreurd niet meer te beschikken over het een en ander bijgehouden
journaal.

3. Beoordeling: In het door de beroepscommissie ingestelde uitgebreide
onderzoek naar de feitelijke toedracht rondom de bestraffing van klaagster
en haar plaatsing op het veiligheidsbed is niet gebleken van nieuwe feiten
en/of omstandigheden die zouden moeten leiden tot een andere beslissing
op het beklag dan die door de beklagcommissie is gegeven. De
beroepscommissie heeft bij haar onderzoek ondermeer getoetst aan de
voorschriften zoals die zijn neergelegd in het reglement plaatsing op het
veiligheidsbed. Zij komt op grond van deze toetsing tot het oordeel dat
de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft
beslist. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. Beslissing: De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en
bekrachtigd de beschikking van de beklagcommissie.

Rechters

Mr. J.H. Koeleman, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.J.F.A.Mutsaers, leden, S.A.A.J. Beumer, secretaris