Instantie: Hoge Raad der Nederlanden, 15 april 1994

Instantie

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting


Vrouw eist recht op inzage afstammingsgegevens. Zij wil weten wie haar
biologische vader is. De moeder, die na de geboorte van het kind, eiseres
in cassatie, afstand heeft gedaan, heeft geen toestemming gegeven tot
inzage van het dossier. De Hoge Raad meent dat het recht van een
meerderjarig natuurlijk kind om te weten door wie het is verwekt,
prevaleert boven het recht van de moeder om zulks verborgen te houden. De
natuurlijke moeder draagt in de regel mede verantwoordelijkheid voor het
bestaan van dat kind. Zie ook: Hof ‘s-Hertogenbosch 25 november 1992, RN
1993, 339.

Volledige tekst


Er is nog een andere kant van de medaille: de kinderen van wie vroeger
afstand is gedaan en die onbekend zijn met hun geboortemoeder en/of
verwekker. In de media wordt de laatste tijd in toenemende mate aandacht
aan de problematiek van deze — inmiddels volwassen — kinderen besteed.
Door die aandacht lijkt het alsof alle mensen naar hun onbekende
biologische afkomst willen zoeken. Er zijn evenwel ook heel wat mensen die
bewust niet op zoek zijn naar hun [onbekende] `wortels’. Er dreigt een
nieuw taboe te ontstaan: mensen die onbekend zijn met hun biologische
afkomst en die niet op zoek zijn naar hun `roots’. Dit neemt niet weg dat
een aantal volwassenen die onbekend zijn met de biologische ouders een
sterke innerlijke drang hebben om hun biologische achtergrond wel te leren
kennen. De argumenten van de Hoge Raad dat het recht van `het kind om te
weten’ voorrang heeft boven het recht van `de moeder om niet te willen
spreken’ overtuigt echter niet. Een geboortemoeder kan een hele goede
reden hebben om niets te willen zeggen. Het kind kan het ongewenste gevolg
zijn van een geweldsdelict of een incestueuze relatie. Daar komt nog bij
dat de uitspraak als kwalijk gevolg heeft dat er een bres wordt geschoten
in de geheimhoudingsplicht van de hulpverlening. Laat ik voorop stellen
dat ik het probleem van `kinderen’ die naar hun roots zoeken serieus neem.
Ik ben echter ook van mening dat het probleem van afstandsmoeders wordt
gebagatelliseerd. Mijns inziens had eerst onderzocht kunnen worden of
bemiddeling door de hulpverlening tussen afstandsmoeders en `kinderen’
niet in verreweg de meeste gevallen tot het gewenste resultaat leidt. Te
verwachten valt dat slechts een `verwaarloosbaar klein aantal
afstandsmoeders’ niet aan de gevraagde informatie wil meewerken en er nu
voorbarig met een olifant op een mug is geschoten. De omgekeerde situatie
komt overigens net zo goed voor. De afstandsmoeder wil contact maar het
kind wil niet. Moet de rechter daar ook aan te pas komen? Ik vraag mij af
of de toenemende bemoeienis van de rechtspraak met de meest intieme zaken
in ons prive- en gezinsleven nu werkelijk de grondrechten op een hoger
niveau tillen. In ieder geval niet de grondrechten van iedereen.
Natuurlijk is er blijkbaar vraag naar bemoeienis van de rechter met onze
meest intieme zaken, maar misschien moet de rechter ook eens nee zeggen.
Emotionele problemen van mensen worden niet opgelost door rechterlijke
uitspraken. Procedures verplaatsen deze problemen alleen maar in de
richting van nog meer overheidsinterventie in ons priveleven. Mensen die
ongelukkig zijn zullen tevergeefs naar het geluk in het verleden zoeken.

Na de uitspraak van de Hoge Raad stond met vette letters in de krant:
`kind weet na halve eeuw wie haar vader is’. Gelukkig: eindelijk
gerechtigheid voor het kind[?]. Maar Riet M., die de naam van haar
biologische moeder en vader reeds geruime tijd kent, is nog steeds niet
tevreden. Inmiddels is er een stichting `Afstammingskinderen’ opgericht,
waar Riet M. voorzitter van is. Tot voor kort kreeg deze stichting in haar
juridische strijd tegen Valkenhorst steun van de FIOM. Nu heeft Riet M.
gedreigd een kort geding te zullen aanspannen tegen de Stichting Ambulante
FIOM. (De FIOM verleende vroeger hulpverlening aan ongehuwde moeders.
Inmiddels is haar werkterrein veel breder geworden. In 1980 startte de
FIOM gespreksgroepen voor afstandsmoeders en zij hielp geboortemoeders in
contact te komen met de kinderen die zij hadden afgestaan. De stichting
heeft een flink aantal dossiers van afstandsmoeders onder haar beheer).
Volgens de stichting Afstammingskinderen houdt de uitspraak van de Hoge
Raad in dat afstandskinderen over het hele dossier van een afstandsmoeder
mogen beschikken. De FIOM bestrijdt dit en zegt dat het arrest van de Hoge
Raad betrekking heeft op `een meerderjarig kind dat haar vader niet
kende’. Nu komen er `kinderen’ om hulp bij de FIOM aankloppen die wel de
biologische ouders kennen, hen zelfs in persoon hebben ontmoet maar alsnog
het dossier van hun geboortemoeder willen inzien. De FIOM is het daar niet
mee eens, want stelt zij: kinderen die bij hun ouders zijn opgegroeid
mogen toch ook niet het hulpverleningsdossier van hun ouders inzien. De
FIOM heeft daarom begin augustus gevraagd of de Registratiekamer een
advies wil uitbrengen over de vraag welke gegevens zonder toestemming van
de geboortemoeder aan een meerderjarig kind mogen worden verstrekt. Dit
advies is 12 september 1994 uitgebracht. Aangezien het advies van de
Registratiekamer, zoals zij zelf in haar conclusie schrijft: `in
belangrijke mate overeenkomt met het door uw organisatie [FIOM] gevolgde
(voorlopige) beleid’, valt niet te verwachten dat we niets meer van de
Stichting Afstammingskinderen zullen horen.

Nora Holtrust

Rechters

Mrs. Martens, Mijnssen, Korthals Altes, Neleman, Swens-Donner