Instantie: Hoge Raad, 22 februari 1994

Instantie

Hoge Raad

Samenvatting


Na de herziening van de zedelijkheidswetgeving bleek
de rechterlijke macht het nieuwe begrip ‘seksueel
binnendringen’ op zeer uiteenlopende manieren te
interpreteren. De Hoge Raad geeft met deze uitspraak een
richtsnoer. Niet alleen het seksueel binnendringen met het
mannelijk geslachtsdeel, maar ook met andere ‘voorwerpen’ valt
onder ‘seksueel binnendringen’. In casu gaat het niet om art.
242 Sr, maar om art. 244 Sr, oftewel om een zeer jeugdig
slachtoffer.
Het hof omschrijft ‘seksueel binnendringen’ als ‘Niet-genitale
penetratie, voor zover deze evenzeer of in vergelijkbare mate
ernstige inbreuken vormen op de lichamelijke en seksuele
integriteit van het slachtoffer’ en overweegt: ‘Uit de
bewijsstukken volgt dat verdachte met seksuele intentie een van
zijn vingers in de vagina heeft gestoken’. …’Deze wijze van
binnendringen, zoals door het meisje ervaren in de
omstandigheden waarin dit plaatsvond, levert een krenking op
van de lichamelijke en seksuele integriteit die van
vergelijkbare orde is als het binnendringen met de penis.’
Het hof acht bepalend de intentie van de verdachte, de
ervaringen van het meisje en de omstandigheden. De Hoge Raad
stelt in algemene termen dat de uitleg van het hof van het
begrip seksueel binnendringen, zoals opgenomen in de artikelen
242, 243, 244 en 245, niet onjuist is.

Volledige tekst

schuldig aan verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of
geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft: verkrachting
die de dood ten gevolge heeft.
Artikel 245
1. Hij die geslachtsgemeenschap of een daarmee gelijk te
stellen seksuele handeling, pleegt met iemand beneden de
leeftijd van twaalf jaren, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste twaalf jaren of met geldboete van de vijfde
categorie.
2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de
schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.’
en die artikelen voor zover hier van belang als volgt
toegelicht (p. 46):
‘De term ‘geslachtsgemeenschap’ is verkozen boven het wat
archaische ‘vleselijke gemeenschap’. Onder ‘daarmee gelijk te
stellen seksuele handeling’ moet worden begrepen iedere vorm
van genitaal, oraal en anaal contact, zoals contacten tussen
mond en anus, mond en penis en mond en vulva, hetzij tussen
penis en vulva en penis en anus, hetzij tussen anus of vulva
en artificieel substituut.’
5.4. In de Memorie van Toelichting op het oorspronkelijk
wijzigingsvoorstel (Kamerstukken II, 1988/89, 20 930, nr. 3,
blz. 7) wordt voormeld standpunt van de Commissie in zoverre
onderschreven, dat wordt erkend dat ‘andere vormen van
seksueel contact (…) zoals het oraal of anaal binnendringen
van het lichaam’ even kwetsend kunnen zijn als
geslachtsgemeenschap.
5.5. In het oorspronkelijk wetsontwerp dat heeft geleid tot de
hiervoor onder 5.1 genoemde wet kwam de term ‘seksueel
binnendringen van het lichaam’ alleen voor in het voorgestelde
tweede lid van art. 246 Sr luidende:
‘2. Indien de ontuchtige handelingen bedoeld in het vorige lid
hebben bestaan of mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, wordt gevangenisstraf van ten
hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie
opgelegd.’
5.6. Bij vierde nota van wijziging (Kamerstukken II, 1990/91,
20 930, nr. 13) is dit voorstel ingetrokken en hebben de
artikelen 242, 243, 244 en 245 Sr hun huidige redactie
gekregen. De toelichting op die nota houdt met betrekking tot
het ‘seksueel binnendringen’ de conclusie in:
‘dat het zuiverder is in de artikelen 243, 244 en 245 de
aparte strafbaarstelling van het hebben van vleselijke
gemeenschap te laten vervallen en in die artikelen het
seksueel binnendringen strafbaar te stellen. Seksueel
binnendringen omvat dan zowel vleselijke gemeenschap als
andere vormen van binnendringen’.
5.7. Noch uit voormelde wetsgeschiedenis, noch uit de
parlementaire beraadslagingen over het wetsontwerp kan worden
afgeleid dat de wetgever zich heeft gedistantieerd van het
hiervoor onder 5.3 weergegeven standpunt van de Commissie-
Melai dat geen beperking moet worden aangelegd voor wat
betreft de wijze van binnendringen. Deze Commissie heeft onder
een met geslachtsgemeenschap gelijk te stellen handeling
iedere seksuele vorm van genitaal, oraal en anaal
binnendringen willen begrijpen, ook wanneer dit plaatsvindt
met een ‘artificieel substituut’.
5.8. Gelet op de tekst en de strekking van de term ‘seksueel
binnendringen van het lichaam’ zoals deze in het licht van de
wetsgeschiedenis moet worden geinterpreteerd, omvat deze term
derhalve ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele
strekking.
5.9. Uit het vorenoverwogene volgt dat het Hof, dat de woorden
‘seksueel binnendringen van het lichaam’ in het onder 1
telastegelegde kennelijk heeft opgevat in de betekenis welke
aan die bewoordingen moet worden toegekend in art. 244 Sr,
daaraan niet een onjuiste, met de wet strijdige, uitleg heeft
gegeven door op de grondslag van die lezing van het
telastegelegde het in 1.1 onder 1 bedoelde feit bewezen te
verklaren.
5.10. Het middel faalt derhalve.
6. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de
Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden
uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet
het beroep worden verworpen.
7. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Rechters

Mrs Haak, Beekhuis, Mout, Bleichrodt, Van Erp TaalmanKip-NieuwenkampAG Meijers