Instantie: Hof van Justitie EG, 22 december 1993

Instantie

Hof van Justitie EG

Samenvatting


Alleen voor uitkeringen die verschuldigd zijn voor tijdvakken van tewerkstelling na 17 mei 1990 (Barber-arrest) kan een beroep worden gedaan op de rechtstreekse werking van artikel 119 EEG-verdrag met uitzondering van werknemers die voor deze datum een vordering hebben ingesteld. De toepassing van naar geslacht gedifferentieerde actuariele factoren in de wijze van financiering van kapitalisatie van bedrijfspensioenregelingen met vaststaande uitkeringen, valt niet onder de werkingssfeer van artikel 119 EEG-verdrag.

Volledige tekst

Alle overwegingen van het Hof lijken te leiden tot de conclusie dat werkgeversbijdragen onderdeel van het loon zijn. Tot plotseling halt wordt gemaakt: de werkgeversverplichting hoeft zich niet uit te strekken tot de wijze van financiering van de werkgeversbijdrage (ro. 30). Het argument dat het Hof hiervoor aanvoert is dat de werkgever ten opzichte van de werknemer de verplichting aangaat om tezijnertijd pensioen te betalen (ro. 29). Hoe de werkgever die verplichting financiert mag hij met andere woorden zelf weten. Die redenering lijkt nogal vergezocht. Immers, loon zijn al die voordelen die rechtstreeks of indirect voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Het lijkt moeilijk te ontkennen dat opgebouwde pensioenrechten het rechtstreekse resultaat zijn van een arbeidsverhouding, ook wanneer de opbouw nog niet is afgerond, en ook wanneer die arbeidsverhouding tussentijds wordt gestaakt.7 Het lijkt erop neer te komen dat het Hof zich (voorlopig?) heeft neergelegd bij het feit dat het in pensioenverzekeringskringen gebruikelijk is om de verschillen in levensverwachting tussen vrouwen en mannen te verdisconteren in de berekening van de werkgeversbijdragen.

Feitelijk zegt het Hof niet meer dan dat het gebruik van naar geslacht verschillende actuariele gegevens `gebruikelijk’ is. Maar wanneer bepaalde praktijken worden toegestaan omdat ze `gebruikelijk zijn’ zijn we weer terug bij af! Het lager belonen van vrouwen is ook `gebruikelijk’. Zo lusten wij er nog wel een paar. Mogelijk moeten we dus deze manoeuvre van het Hof optimistisch beschouwen als `reculer pour mieux sauter’. Dat heeft het Hof wel vaker gedaan. Deze soap van eigen Europese makelij blijft de moeite van het volgen waard!

Noten
1 Zie voor een overzicht bijvoorbeeld `Barber, een opbouwend arrest? Een inventariserend onderzoek naar de stand van zaken rond artikel 119 EEG-verdrag, bovenwettelijke pensioenen en het Barber-arrest’, Emancipatieraad, 1993.

2 Zie: Redactioneel Back to the sixties, EG-Hof: geen pensioen voor na-oorlogse vrouwenarbeid, Nemesis 1993, p. 175-176;
Hof van Justitie EG, 6 oktober 1993, Nemesis nr. 360, 1993. Zie ook: Redactioneel Tijd is geld, Vervolg in pensioenzaken: Advocaat Generaal concludeert, Nemesis 1993, p. 105-107; Kantongerecht Utrecht 28 maart 1991, RN 1991, 186, m.nt. Sacha Prechal.

3 De pensioenregeling bevat nog veel meer ongelijkheden, waaronder een actuariele korting alleen voor mannen. In tegenstelling tot AG Van Gerven, gaat het Hof hier niet op in. Het Hof hoeft dat ook niet te doen omdat het Duitse Gerichtshof er niet expliciet naar vraagt.

4 A.A. Vroege v NCIV Instituut voor Volkshuisvesting en Pensioenfonds NCIV, C-57/93. De schriftelijke opmerkingen van de Commissie zijn elders in dit katern opgenomen.

5 Het idee dat gelijke voorwaarden bij toelating tot een pensioenregeling buiten de beperkende werking van het Barber-arrest en daarmee het Maastrichtse `Barber-protocol’ zouden kunnen vallen, werd al eerder geopperd door Prechal. Zie: Sacha Prechal, Bommen ruimen in Maastricht: wijziging van art. 119 EEG, NJB 12 maart 1992, afl. 11, p. 349-354, op p.
354.

6 Zie bijvoorbeeldv P. Portegies, Naar sekse gescheiden sterven: aparte stertetabellen voor mannen en vrouwen bij pensioenen discrimineren. In: Nemesis, 1993, p. 59-66. Ook AG Van Gerven gaat uitgebreid op deze kwestie
in.

7 Wellicht is het argument van het Hof dat de werknemer op grond van zijn arbeidsverhouding niet kan verwachten een recht op waarde-overdracht te hebben (ro. 29), gebaseerd op het feit dat pensioenbreuk nog een veelvoorkomend fenomeen is. Mocht dat inderdaad de reden zijn, dan is de vraag natuurlijk of deze redenering in stand kan blijven wanneer door een wettelijke regeling pensioenbreuken tot het verleden zullen behoren.

Marjolein van den Brink

Rechters

Mrs. Due, Mancini, Moitinho de Almeida, Diez de Velasco, Edward, Kakouris, Joliet, Schockweiler, Rodriguez Iglesias, Grevisse, Zuleeg, Kapteyn, Murray