Instantie: President Rechtbank Haarlem, 30 juli 1993

Instantie

President Rechtbank Haarlem

Samenvatting


In dit vonnis is aan de vader van eiseres een verbod opgelegd een
camping te betreden in de zomerperiode, alsmede een sektorverbod voor de
periode daarna. Eiseres is in het verleden seksueel misbruikt door haar
vader. Zowel eiseres als haar vader hebben een caravan staan op dezelfde
camping. Eiseres wenst echter in haar vakantie niet geconfronteerd te
worden met haar vader en met het verleden. Nu de caravan van haar vader
niet van de camping verwijderd kan worden heeft zij de President in kort
geding verzocht hem te verbieden zich op de camping te begeven.

Volledige tekst

1. Verloop van de procedure

1.1. Ter terechtzitting van 28 juli 1993 heeft de eisende partij
overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna sub 2.2.
weergegeven.

1.2. Na toelichting op de vordering van de zijde van de eisende partij,
verweer van de zijde van gedaagde en verder debat in tweede termijn hebben
partijen onder overlegging van de stukken vonnis gevraagd. De uitspraak
daarvan is bepaald op heden.

2. Het geschil van partijen

2.1. De vaststaande feiten

In dit geding kan van het volgende worden uitgegaan:

a. S. en B. zijn dochter en vader.

b. S. heeft op 11 november 1992 aangifte gedaan van seksueel misbruik en
verkrachting van haar door B. Tegen B. is terzake van verkrachting
vervolging ingesteld.

c. S. heeft met haar gezin een vaste standplaats met een caravan op de
camping “M” te V. Zij brengt daar met haar gezin een groot gedeelte van
de zomer door.

d. B. heeft eveneens een caravan op de camping “M”.

2.2. De vordering en de grondslag daarvan

S. vordert zakelijk weergegeven, B. met onmiddellijke ingang te verbieden
camping “M” te V., gemeente N., te betreden, noch voor verblijf, noch voor
bezoek, een en ander gedurende een periode van twee jaar en op straffe van
een dwangsom van ƒ 1.000,– voor iedere keer dat B. het in deze te wijzen
vonnis overtreedt; met machtiging op S. het in deze te wijzen vonnis
voorzover nodig en mogelijk met behulp van de sterke arm van politie en
justitie ten uitvoer te leggen en gedaagde te veroordelen in de kosten van
het geding. S. legt daaraan het volgende ten grondslag:

a. S. is vanaf haar dertiende verjaardag verschillende keren seksueel
misbruikt door B. Kort voor haar achttiende verjaardag is S. door B.
verkracht. Kort daarop is nog een poging tot verkrachting door B. gevolgd.
Van deze strafbare feiten is door S. aangifte gedaan.

b. Het verwerkingsproces dat S. doormaakt is zeer zwaar. Door het seksueel
misbruik heeft S. onder meer psychische problemen,

waarvoor zij onder behandeling is bij de RIAGG te S. Daarnaast wordt zij
behandeld door een fysiotherapeut.

c. S. stelt zich op het standpunt dat van B. vermijdingsgedrag mag worden
geeist. Zij kan geen confrontatie met B. verdragen en kan niet aan
verwerking van het verleden toekomen. S. wenst op haar vakantieplaats niet
geconfronteerd te worden met hetgeen haar in het verleden is overkomen.

d. S. heeft op 23 april B. gesommeerd diens caravan van de camping “M” te
verwijderen. Op 11 mei 1993 is B. opnieuw gesommeerd de caravan te
verwijderen dan wel zich niet te begeven op de camping vanaf 15 mei 1993.
B. heeft hierop laten weten al het mogelijke te doen om uit de buurt van
S. te blijven.

e. Op 29 mei 1993 zijn de man en kinderen van S. op de camping met B.
geconfronteerd. S. was zeer ontdaan door de aanwezigheid van B. op de
camping.

f. S. verblijft momenteel op de camping en wil daar gedurende drie weken
met haar man en kinderen blijven. Ook is zij van plan om de laatste week
van de schoolvakantie van haar kinderen (tot en met 5 september 1993) op
de camping door te brengen.

g. S. kan het niet opbrengen de camping te bezoeken met het risico daar
B. te ontmoeten en heeft derhalve spoedeisend belang bij de gevraagde
voorziening.

2.3. Het verweer

B. verweert zich tegen de vordering van S. en voert daartoe het volgende
aan:

a. B. is arbeidsongeschikt en vindt zijn rust op de camping “M”, waar hij
samen met zijn vrouw een caravan heeft die geschikt is om het hele jaar
bewoond te worden. De caravan waarin S. verblijft is een toercaravan die
slechts in het seizoen mag worden bewoond. Het seizoen loopt van 1 april
tot eind oktober.

b. Op de camping “M” verblijven ook andere familieleden van B.

c. De caravan waarin S. verblijft wordt tevens gebruikt door haar
schoonouders en broer en zusters van haar man. S. kan dus niet ieder
weekeinde in de caravan verblijven.

d. De caravan van B. staat op grote afstand van de caravan van S. De
toegangsweg naar de caravan van B. komt niet in de buurt van de caravan
van S.

e. B. heeft S. niet zo langdurig seksueel misbruikt als zij stelt. Hij
heeft slechts eenmaal met instemming van S. seksueel contact met haar
gehad.

f. Sinds de eerste sommatie van s. doet B. al het mogelijke om
confrontaties met haar te vermijden. Hij komt nog slechts incidenteel op
de camping. Het verblijf op de camping heeft een gunstige invloed op zijn
gezondheid en een verbod zou zijn gezondheid schaden.

g. B. vertoont reeds vermijdingsgedrag. Van hem kan niet worden gevergd
dat hij gedurende twee jaar niet meer op de camping komt. S. heeft geen
belang bij haar vordering voor zover het betreft de periode van 31 oktober
tot 1 april van ieder jaar, omdat zij slechts een seizoenplaats heeft en
van eind oktober tot begin september niet in de caravan mag verblijven.

h. S. heeft geen belang bij haar vordering als B. zich vrijwillig houdt
aan de beperking dat hij zich slechts zal ophouden in zijn eigen caravan
en zal wandelen in het gedeelte van het bos, gelegen ten zuiden van zijn
caravan.

i. B. heeft geen bezwaar tegen een verbod om zich te begeven in de wijk
“B” van de camping “M”.

j. B. acht de dwangsom te hoog, gegeven het feit dat hij slechts een
uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ontvangt.

3. Beoordeling van het geschil.

3.1 Voorop staat dat B. niet betwist dat S. van hem mag verwachten dat hij
het mogelijke doet om door S. ongewenste confrontaties te vermijden en dat
hij bereid is zich slechts op te houden in zijn caravan en slechts te
wandelen in het bos ten zuiden van zijn caravan. Bovendien heeft B. geen
bezwaar tegen een verbod om zich te begeven in de wijk “B” van de camping
“M”.

3.2 Ten aanzien van de gevraagde voorziening dient een afweging plaats te
vinden tussen het belang van S. bij een ongestoorde vakantie en
ongestoord bezoek aan de camping “M”, waarbij zij niet wordt
geconfronteerd met B. en het belang van B. dat hij heeft bij de
mogelijkheid in zijn stacaravan te kunnen verblijven.

3.3 Gedurende de huidige vakantie weegt het belang van S. het zwaarst. Zij
heeft voldoende aannemelijk gemaakt practisch gesproken aangewezen te zijn
op verblijf in “M”, waar haar caravan al sinds jaar en dag staat. Mede
gelet op de naar zijn aard beperkte duur van de vakantie mag S. van B.
verlangen dat hij gedurende die tijd niet op de camping komt. Voldoende
aannemelijk is, dat zijn verblijf aldaar voor eiseres bedreigend is, ook
als hij zich slechts in een bepaald gebied van de camping zou ophouden.

3.4 Het belang van S. om ook na de schoolvakanties te verblijven op de
camping zonder geconfronteerd te kunnen worden met B. weegt echter niet
dermate zwaar dat dit een algeheel verbod voor B. om de camping te
betreden rechtvaardigt in het licht van de omstandigheid dat B. -volgens
zijn onweersproken mededeling- vrijwel voortdurend op de camping is,
terwijl S. alleen incidenteel de camping in het winterseizoen bezoekt. Bij
die stand van zaken wordt aan de gerechtvaardigde belangen van S.
voldoende recht gedaan wanneer B. -waartoe hij zich bereid heeft
verklaard- de wijk B. niet betreedt tijdens het winterseizoen, dat volgens
partijen loopt tot 1 april. Wanneer voor de periode na 1 april 1994
opnieuw een voorziening zou moeten worden getroffen, kan S. zich
desgewenst opnieuw in kort geding voorzien om met inachtneming van de
belangen die dan spelen een voorziening te vragen.

3.5 Slotsom en kosten

Aan B. zal een verbod worden opgelegd om tot 6 september 1993 de camping
“M” te V. te betreden alsmede om zich van 6 september 1993 tot 1 april
1994 te begeven in de wijk “B” van camping “M”. De gevraagde dwangsom zal
worden gematigd tot ƒ 500,– per dag dat B. het verbod niet naleeft met
een maximum van ƒ 25.000,–. De kosten van het geding zullen op hierna te
vermelden wijze worden gecompenseerd.

4. Beslissing

De president:

4.1 Verbiedt gedaagde vanaf de dag van deze uitspraak tot 6 september 1993
de camping “M” te V., gemeente N. te betreden;

4.2 Verbiedt gedaagde gedurende de periode van 6 september 1993 tot 1
april 1994 de wijk “B” van camping “M” te betreden;

4.3 Machtigt eiseres voor de naleving van de onder 4.1 en 4.2 gegeven
verboden de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen;

4.4 Bepaalt dat B. een dwangsom verbeurt van ƒ 500,– (vijfhonderd gulden)
met een maximum van ƒ 25.000,– (vijfentwintigduizend gulden) per dag dat
hij handelt in strijd met de verboden onder 4.1 en 4.2;

4.5 Compenseert de kosten van dit geding tussen partijen aldus dat iedere
partij de eigen kosten draagt;

4.6 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

4.7 Wijst af het meer of anders gevorderde.

Rechters

mr. G.W.S. de Groot