Instantie: Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, 5 april 1993

Instantie

Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing

Samenvatting


Het beklag betreft klaagsters plaatsing in afzondering in een
bewonerskamer in het belang van de orde en de veiligheid op de
afdeling. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard.
Voor de beroepscommissie is het aannemelijk geworden dat klaagster
gedurende langere tijd door haar gedrag een geweldig beslag heeft
gelegd op de afdelingsstaf en haar medebewoonsters. De invloed hiervan
op het afdelingsklimaat leidde er toe dat gesproken werd van een
uiterst matte sfeer.

De beroepscommissie overweegt dat zodanig gedrag van een bewoonster in
eerste instantie moet (kunnen) worden opgevangen door de
sociotherapeutische staf van de afdeling. Mogelijk (mede) als gevolg
van personeelswisselingen is de afdelingsstaf hierin wat klaagster
betreft kennelijk onvoldoende geslaagd en is zij met haar zogenoemde
claimgedrag onverminderd doorgegaan.

Hoewel het uit behandelingstechnisch oogpunt (naast de mogelijkheid
van het toedienen van medicatie of een hervatting van de
psychotherapeutische contacten) zeker gewenst kon worden geacht om
klaagster enige tijd te separeren, bestond hiervoor geen wettelijke
grondslag. De beroepscommissie is namelijk van oordeel dat klaagsters
gedragingen weliswaar als hinderlijk en energieverslindend kunnen
worden aangemerkt, doch dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is
geweest van zodanig ernstig en bedreigend gedrag dat de orde en
veiligheid in gevaar werden gebracht en klaagster ter handhaving
daarvan diende te worden afgezonderd. De beslissing tot afzondering
kan derhalve niet in stand blijven.

Volledige tekst

1. Inhoud van het beklag en de beslissing van de beklagcommissie
Het beklag betreft klaagsters plaatsing in afzondering in een
bewonerskamer in het belang van de orde en de veiligheid op de
afdeling. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op
de gronden als in de aangehechte beschikking weergegeven.

2. Standpunten van klaagster en de directeur: In beroep is door en
namens klaagster volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen
standpunt. Voorts is, mede ter aanvulling van dat standpunt gewezen op
de vele personeelswisselingen die zich de laatste tijd op de afdeling
hebben voorgedaan. De weinige vaste stafleden die overbleven, hadden
onvoldoende gelegenheid om zich met de problemen van de bewoners bezig
te houden. Dit resulteerde er veelvuldig in dat een van de bewoonsters
werd (en ook nu nog wordt) gesepareerd.

Volgens klaagster hangt er nog steeds een matte sfeer op de afdeling
door het tekort aan (vast) personeel. Dat de bewoonsters hiervan -ten
onrechte- de dupe zijn, werd geillustreerd met de directe aanleiding
voor klaagsters separatie.

Er stond een meningsverschil over het al dan niet moeten worden
afgesloten van de deur van klaagsters kamer tijdens haar verblijf
daarin. Klaagster zie dat met haar was afgesproken dat de deur open
mocht blijven. Het dienstdoende staflid kon dit niet achterhalen in
het afdelingsboek waarna, later in die middag, tot separatie werd
besloten. Naderhand heeft het staflid dat met klaagster de bewuste
afspraak had gemaakt, toegegeven dat er een fout is gemaakt.

Desgevraagd deelde klaagster nog mee dat zij ruim een half jaar
geleden is gestopt met haar psychotherapie, aangezien zij daarvan na
drieenhalf jaar het nut niet meer in zag. Met de desbetreffende
psycholoog heeft zij afgesproken weer contact met hem te zullen
opnemen wanneer zij daar behoefte aan heeft.

Ook verklaarde klaagster dat haar in de periode waarin de separatie
plaatsvond, geen medicijnen zijn voorgeschreven.

Van directiezijde is daarop geantwoord als tegenover de
beklagcommissie. Daarbij werd benadrukt dat klaagster bij voortduring
een dermate klemmend en heftig beroep op de staf deed dat zij, ter
handhaving van de orde op de afdeling, daarvan enige tijd verwijderd
moest worden. Om aan te geven hoezeer klaagster zich in een
problematische situatie bevond (doch niet ter onderbouwing van de
afzonderingsmaatregel) is geschetst wat zich heeft voorgedaan nadat
klaagster er tijdens het begeleid verlof vandoor was gegaan. Voorts is
haar (hernieuwde) automutilatie naar voren gebracht.

Verklaard werd dat reeds kort nadat klaagster was gesepareerd al een
begin is gemaakt met de voorbereiding van haar terugkeer op de
afdeling. Deze is inmiddels gerealiseerd.

Tenslotte werd opgemerkt dat er feitelijk geen sprake is van een
personeelstekort op de afdeling, zoals van klaagsters zijde is
gesuggereerd. Wel is het zo dat zich de afgelopen periode veelvuldig
wisselingen in het personeel hebben voorgedaan en dat een aantal
posten niet met vast personeel is bemand. Voor de bewoonsters kan dit
enig ongemak met zich mee hebben gebracht.

3. Beoordeling: Voor de beroepscommissie is het aannemelijk geworden
dat klaagster gedurende langere tijd door haar gedrag een geweldig
beslag heeft gelegd op de afdelingsstaf en haar medebewoonsters. De
invloed hiervan op het afdelingsklimaat leidde er toe dat gesproken
werd van een uiterst matte sfeer.

De beroepscommissie overweegt dat zodanig gedrag van een bewoonster in
eerste instantie moet (kunnen) worden opgevangen door de
sociotherapeutische staf van de afdeling. Mogelijk (mede) als gevolg
van personeelswisselingen is de afdelingsstaf hierin wat klaagster
betreft kennelijk onvoldoende geslaagd en is zij met haar zogenoemde
claimgedrag onverminderd doorgegaan.

Hoewel het uit behandelingstechnisch oogpunt (naast de mogelijkheid
van het toedienen van medicatie of een hervatting van de
psychotherapeutische contacten) zeker gewenst kon worden geacht om
klaagster enige tijd te separeren, bestond hiervoor geen wettelijke
grondslag. De beroepscommissie is namelijk van oordeel dat klaagsters
gedragingen weliswaar als hinderlijk en energieverslindend kunnen
worden aangemerkt, doch dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is
geweest van zodanig ernstig en bedreigend gedrag dat de orde en
veiligheid in gevaar werden gebracht en klaagster ter handhaving
daarvan diende te worden afgezonderd. De beslissing tot afzondering
kan derhalve niet in stand blijven.

4. Beslissing: De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de beschikking van de beklagcommissie en vernietigt de
beslissing tot afzondering van klaagster d.d. 4 december 1992.

Zij verstaat dat haar voorzitter in overleg met de directeur zal
nagaan of enige compensatie, als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de
Tijdelijke regeling van de rechtspositie van ter beschikking
gestelden, mogelijk is.

Rechters

Prof. mr. J.W. Fokkens, voorzitter, drs. M.P. Bolten en mr.J.C.B. Couzijn, leden, mr. F.H.L. Cussell-te Gussinklo, secretaris