Instantie: Rechtbank Amsterdam, 4 maart 1993

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Toewijzing van een contact- en straatverbod voor de periode van een
jaar met als dwangmiddel lijfsdwang.

Volledige tekst

VERLOOP VAN DE PROCEDURE:

Ter terechtzitting van 22 februari 1993 heeft G gesteld en gevorderd
overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. S
heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde
voorziening. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van
weerszijden produkties en pleitnotities van de zijde van S, overgelegd
voor vonniswijzing.

GRONDEN VAN DE BESLISSING:

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten:

a. Bij kort geding vonnis van 16 mei 1991 (rolnummer
..) is S. een straat- en contactverbod opgelegd. Dit verbod is bij vonnis
van 4 juli 1991 (rolnummer …) uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard. De
termijn van het bij vonnis van 16 mei 1991 opgelegde verbod is reeds
verlopen. De inhoud van het vonnis van 16 mei 1991, dat in fotokopie is
aangehecht, wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

b. Blijkens een schriftelijke verklaring d.d. 17 februari 1993 van
collega’s van G heeft S haar meerdere malen op haar werk lastig gevallen
zowel in persoon als telefonisch.

c. Op 15 januari 1993 heeft G van een anonieme derde een enveloppe
ontvangen met daarin een artikel uit het NRC Handelsblad, getiteld “Het
was een hele sterke en gevaarlijke liefde” in het kader van een serie
artikelen over mannen en vrouwen die hun ex-partner doodden of hiertoe een
poging deden. In deze enveloppe vond G ook een artikel uit Vrij Nederland
“M houdt te veel van zijn vrouw” een artikel over een man die pogingen
doet zijn vrouw te vermoorden. Het artikel is ondertekend “J”, de naam van
de nieuwe vriendin van S.

d. Op 4 februari 1993 is er een confrontatie geweest tussen partijen toen
zij elkaar tegen kwamen in de buurt van de woning van G. S en de vader van
G zijn hierbij slaags geraakt. De vader van G, die bij haar ten tijde van
het incident in de auto zat, raakte hierbij gewond. Hiervan is een
medische verklaring opgemaakt door het OLVG d.d. 4 februari 1993. G heeft
van dit incident aangifte gedaan bij de politie.

e. G heeft zich na dit incident ziek gemeld en de hulp van het RIAGG
ingeroepen.

2. Op de bij dagvaarding gestelde en bij pleidooi nader toegelichte
gronden vordert G thans opnieuw een straat- en contactverbod, te handhaven
met de sterke arm en primair gijzeling, subsidiair een dwangsom van ƒ
1000,= per overtreding als dwangmiddel. Gebleken is, aldus G, dat een
dwangmiddel bestaande uit een dwangsom gedaagde niet voldoende afschrikt
doch dat het dwangmiddel gijzeling zoals toegewezen in het kort geding
vonnis van 4 juli 1991 voor haar enige tijd rust teweeg heeft gebracht.

3. S heeft erkend contact te hebben gehad met G op 4 februari 1992. Voorts
heeft hij erkend dat hij haar telefonisch heeft benaderd op 18 en 26
november 1992. De overige beschuldigingen heeft hij ontkend. S heeft
aangevoerd dat hij de brief met de artikelen niet heeft verstuurd doch dat
de ex-man van zijn nieuwe vriendin deze aan G moet hebben verstuurd. Zijn
vriendin heeft namelijk een zelfde brief ontvangen. Hij heeft gesteld dat
zijn vriendin het onderwerp van beide artikelen is. Ten aanzien van het
incident van 4 februari 1993 heeft hij gesteld uit noodzaak in de buurt
van de woning van G te zijn geweest omdat hij reeds tweemaal getracht had
geld op te nemen bij een geldautomaat in een andere buurt, doch dat deze
buiten werking waren. Omdat hij deze automaat nog kende uit de tijd dat
hij daar woonde, is hij daar naar toe gegaan. S heeft gesteld bij toeval
achter de auto van G terecht te zijn gekomen. Hij stelt dat de vader van
G dreigend op hem af is gekomen, zwaaiend met een wielsleutel. Hij is van
mening dat de vader van G het incident heeft uitgelokt. Hij heeft ontkend
G te hebben gevolgd uit haar werk.

4. Met betrekking tot het gevorderde contact- en straatverbod heeft S
verklaard dat hij tegen de oplegging daarvan bezwaar heeft, doch indien
de verboden desondanks zouden worden toegewezen vindt hij dat de
gevorderde verboden onder c tot en met f van het petitum van de
dagvaarding beperkt moeten worden tot de werktijden (plus een uur voor
aanvang en een uur na einde) en werkdagen van G. Ten aanzien van het onder
g. gevorderde heeft hij verzocht deze te beperken tot de schooldagen
woensdag en zaterdag.

5. De lezing van G zoals beschreven in de dagvaarding met betrekking tot
het verloop van het incident van 4 februari 1993 wordt aannemelijk geacht,
mede gelet op het feit dat G aangifte bij het politiebureau heeft gedaan
en S niet. Voorts is niet aannemelijk dat de brief met artikelen is
gestuurd door de ex-man van de vriendin van S nu G in geen enkele
verhouding tot hem staat. Alle feiten in onderling verband en samenhang
bezien, is voldoende aannemelijk geworden dat S G nog steeds niet met rust
kan laten. Zij gedragingen jegens haar moeten als onrechtmatig worden
aangemerkt en rechtvaardigen toewijzing van de gevraagde verboden. Voor
het beperken van het gevorderde verbod onder g. is aanleiding nu R
uitsluitend op woensdag en de zaterdag naar de …school gaat. Voor het
beperken van de overige gevorderde verboden, die zien op de woon- en
werkomgeving van G, is geen aanleiding nu daar minder sprake is van vaste
tijden waarop G daar aanwezig is. Voorts is niet aannemelijk dat S hier
enig belang bij heeft nu hij in een ander deel van de stad woont en niet
is gebleken dat hij voor zijn werk in deze gebieden moet zijn. Nu eerder
is gebleken dat de dwangsom als dwangmiddel niet effectief was, is
versterking van de verboden met gijzeling gerechtvaardigd. Na te melden
termijn komt daarbij redelijk voor.

6. De proceskosten worden tussen partijen, ex-echtelieden gecompenseerd.

BESLISSING:

1. Verbiedt S gedurende een jaar na de betekening van dit vonnis direct of
indirect contact met G te zoeken, zowel telefonisch als schriftelijk als in
persoon;

2. Verbiedt S om zich gedurende een jaar na
de betekening van dit vonnis op te houden of te bevinden: a. In het gebied
begrensd door: de …straat, de …straat, de … kade en de …straat
te Amsterdam, met inbegrip van deze straten (zoals aangegeven op
aangehechte plattegrond nr. 1); b. in het gebied rondom …te Amsterdam
zuid-Oost (zie aangehechte plattegrond nr. 2); c. in het winkelcentrum
“…” in Amsterdam Zuid-Oost (zoals aangegeven op aangehechte plattegrond
nr. 2); d. op het traject …..straat-…straat-…weg-..laan-..weg-
afslag …-… te Amsterdam (zoals aangegeven op aangehechte plattegrond
nr. 3A en 3B); e. op het traject ….-…-…-…- te Amsterdam (zoals
aangegeven op aangehechte plattegrond nr. 2); f. op woensdagen en
zaterdagen in het gebied begrensd door de volgende straten: …straat,
…straat, de …dijk en de …straat te Amsterdam (zoals aangegeven
op plattegrond nr. 4);

3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij lijfsdwang en bepaalt
dat de gijzeling niet langer dan twee keer vierentwintig uur per
overtreding van enig onderdeel van de onder 1. en 2. gegeven verboden zal
duren, niet langer dan veertien dagen achtereen ten uitvoer kan worden
gelegd, en totaal een periode van zes maanden niet zal overschrijden.

4. Machtigt G de hiervoor onder 1. en 2. gegeven verboden zonodig te doen
handhaven met behulp van de sterke arm. 5. Verklaart dit vonnis tot zover
uitvoerbaar bij voorraad. 6. Compenseert de proceskosten aldus dat iedere
partij de eigen kosten draagt. 7 Wijst het meer of anders gevorderde af.

Rechters

mr. U.W. Bentinck