Instantie: Vertrouwensinspecteur van de Arbeidsinspectie teZoetermeer, 22 februari 1993

Instantie

Vertrouwensinspecteur van de Arbeidsinspectie teZoetermeer

Samenvatting


Klaagster was door het uitzendbureau uitgezonden naar
bedrijf P. Daar kreeg zij te maken met sexistische opmerkingen
van 2 chauffeurs. Na een klacht hierover ingediend te hebben bij
haar chef, stemde klaagster in met het verzoek van het bedrijf P.
om de zaak intern te houden. Vervolgens meldde bedrijf P. aan het
uitzendbureau dat klaagster niet voldeed en zij werd vervolgens
door het uitzendbureau ontslagen. Klaagster diende een klacht in
bij de Arbeidsinspectie, waarna de inspecteur van de arbeid de
klacht onderzocht, onder de mededeling dat de Arbeidsinspectie
slechts een bemiddelende rol heeft bij klachten van seksuele
intimidatie.

Zaak loopt juridisch nog (9-6-1993).

Volledige tekst

Betreft: Klacht seksuele intimidatie

Behandeld door: vertrouwensinspecteur M. Meijer

Klacht gemeld: 13 januari 1993

Besproken dd. 21 januari bij klaagster thuis.

Bedrijf: PTT-Post Expeditieknooppunt 5e etage handsortering
binnenland Den Haag.

Klaagster was daar werkzaam via Uitzendbureau R. Delft/Den Haag.

Melder: Naam en adres bekend bij mw. M. Meijer,
vertrouwensinspecteur van de Arbeidsinspectie te Zoetermeer.

Klaagster is in de periode 10 t/m 22 december 1992 als
uitzendkracht werkzaam geweest op de afdeling postsortering
Binnenland. Zij verrichtte daar sorteerwerkzaamheden in de
kerstdrukte. Betrokkene is laatstejaars studente Rechten en
bekostigt haar studie geheel zelf door tijdelijke werkzaamheden.
Via Content Uitzendbureau heeft zij 5 jaar achtereen tijdens de
kerstdrukte bij PTT-Post Expeditieknooppunt gewerkt, dit jaar
verzorgde Randstad voor tijdelijke werknemers bij deze werkgever.

Hoewel betrokkene de vorige jaren tijdens de kerstdrukte wel eens
opmerkingen te horen heeft gekregen van mannelijk personeel,
waren deze dit jaar zo grof, dat zij een klacht heeft ingediend
van seksuele intimidatie tijdens het werk.

De opmerkingen werden gemaakt vanaf de eerste dag dat zij op het
EKP werkzaam was door chauffeurs in dienst van de PTT tijdens de
pauzes in de kantine en bij de koffie-automaat en betroffen het
vrouwzijn en het uiterlijk van de klaagster. Hierbij werd een
taal met veel drieletterige woorden gebruikt.

Deze opmerkingen werden luid herhaald, er zijn diverse personen
getuige van geweest. Betrokkene heeft bij haar directe chef, mw.
Zwanenburg een klacht ingediend. Volgens klaagster werd er van
PTT-zijde erop aangedrongen deze klacht binnen de muren te
houden. Zij stemde hierin toe en hield zich aan deze afspraak. De
PTT echter, heeft een klacht ingediend bij Randstad Uitzendbureau
dat klaagster niet voldeed: zij is door Randstad op 15 december
1992 ontslagen.

Nadat betrokkene het EKP op 18 december 1992 belde met de
mededeling dat zij een advocaat in de arm zou nemen, kon zij weer
komen werken, zij heeft dit met moeite 4 nachten kunnen
volhouden, naar de kantine gaan durfde zij niet meer en was
genoodzaakt te eten op het toilet, de situatie was zo onhoudbaar
geworden dat ze zich moest afmelden op 22 december.

Op 24 december heeft betrokkene een brief geschreven naar de heer
L. Kox, directeur van het Expeditieknooppunt in Den Haag

Op 4 januari 1993 heeft klaagster officieel aangifte gedaan bij
haar advocaat, de heer mr. R.P.A. Pohlkamp, te Delft.

Op 5 januari heeft naar aanleiding van haar brief een gesprek bij
PTT-EKP plaatsgevonden met mw. Stormann, manager afd.
handsortering binnenland, mw. van Willigenburg,
personeelsconsulente en mw. Zwanenburg, groepsleidster bij afd.
handsortering binnenland. De heer L.H.M. Kox, directeur was
afwezig.

Voor betrokkenen is dit gesprek onbevredigend verlopen, omdat zij
sterk de indruk kreeg dat haar klacht niet serieus werd genomen.

Op 12 januari 1993 schreef zij een emotionele brief aan de heer
Kox, waarbij de zaken wederom op een rij gezet werden en waarbij
betrokkene aangaf dat de PTT haar klacht niet serieus nam.

Op 13 januari diende betrokkene een klacht in bij de
Arbeidsinspectie.

Op 19 januari 1993 ontving klaagster een brief van het EKP van
PTT-Post dat de klacht zeker serieus genomen zal worden, op welke
wijze dat zou gebeuren werd niet vermeld.

Op 21 januari 1993 bezocht mw. Meijer, inspecteur van de arbeid,
klaagster thuis om de klacht te onderzoeken. Aan de klaagster
werd duidelijk gemaakt, dat de Arbeidsinspectie slechts een
bemiddelende rol heeft bij klachten van seksuele intimidatie.
Tijdens het gesprek werd afgesproken dat mw. Meijer een gesprek
onder vier ogen met de heer Kox, directeur EKP-PTT zou aanvragen,
waarbij aan de orde zou komen dat:

-van PTT-zijde zal worden toegegeven dat er sprake is geweest van
seksuele intimidatie;

-deze klacht serieus onderzocht zal worden;

-betrokkenen bezocht zal worden door een bedrijfsmaatschappelijk
werk(st)er van de PTT.

Mw. Meijer heeft op verzoek van de klaagster, de advocaat, mr.
Pohlkamp telefonisch ingelicht over dit gesprek.

Het gesprek tussen mw. Meijer en de heer Kox heeft, wegens
vakantie van de heer Kox, op 5 februari plaatsgevonden op het
EKP-kantoor in Den Haag. Tijdens dit gesprek kwam aan het licht
dat de klacht bij hem bekend was en dat de beide brieven van
klaagster aan de heer Kox zijn ontvangen.

Afgesproken werd, dat de heer Kox bereid was een gesprek onder
vier ogen met klaagster te voeren en dat hij opdracht zou geven
tot een huisbezoek van een bedrijfsmaatschappelijk werk(st)er van
de PTT aan betrokkene.

De namen van de twee chauffeurs, die klaagster op grove wijze
bejegenden, zijn bekend, zij hebben een officiele uitbrander
gehad en de waarschuwing dat zij bij recidive geen toegang meer
krijgen tot de kantine van het EKP. De beide chauffeurs zijn niet
in dienst bij het EKP, maar wel bij PTT-Post.

Op 8 februari heeft mw. Meijer betrokkene en haar advocaat
telefonisch ingelicht over de inhoud van het gesprek met PTT-EKP.
Klaagster was bereid tot een gesprek onder vier ogen. De heer Kox
zal haar schriftelijk uitnodigen voor dit gesprek.

Op 8 februari heeft mw. Meijer een telefonisch onderhoud gehad
met de heer S. Woudstra, regio-manager van Randstad Uitzendbureau
te Den Haag. De heer Woudstra deelde mee, dat klaagster salaris
heeft ontvangen over de niet gewerkte periode.
Ook zegde hij toe, dat hij het onderwerp seksuele intimidatie aan
de orde zal stellen bij de komende vergadering van
regio-directeuren. Er is bij de ABU (Alg. Bond van
Uitzendbureaus) wel een geschillencommissie.

Mw. Meijer merkte op dat zo’n geschillencommissie voor klachten
betreffende seksuele intimidatie een erg hoge drempel kan zijn
voor klagers, gezien het privekarakter ervan. Het instellen van
een vertrouwenspersoon of -commissie echter, zal drempelverlagend
kunnen werken. Er dient door Randstad een beleid te worden
gevoerd ter voorkoming van seksuele intimidatie. Een en ander
impliceert een uitgewerkte procedure van hoe te handelen bij
klachten over seksuele intimidatie.
Op 22 februari deelde klaagster aan mw. Meijer van de
Arbeidsinspectie mee, dat zij het haar toegezegde salaris niet
heeft ontvangen van Randstad. Zij zal dit kenbaar maken aan
Randstad door haar advocaat.

Rapport opgemaakt te Zoetermeer op 22 februari 1993 door: mevrouw
M. Meijer, inspecteur van de arbeid.

Rechters

mw. M. Meijer