Instantie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 30 december 1992

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


Het in de dagvaarding telastegelegde binnendringen van
het lichaam met een vibrator, althans een voorwerp, kan niet
worden begrepen onder ‘seksueel binnendringen’ in de zin van art.
242 Sr.

Uit de parlementaire geschiedenis en het daaraan voorafgaande
rapport van de Commissie Melai blijkt dat de wetgever bij het
begrip ‘seksueel binnendringen’ het oog heeft gehad op het oraal
of anaal binnendringen van het lichaam door het mannelijk
geslachtsdeel als uitbreiding naast het reeds strafbaar gestelde
vaginaal binnendringen.

Volledige tekst

parketnr. 02-025088-92

(Post alia; red.) Verdachte (F. v.d. S.) heeft in prima o.a.
terechtgestaan terzake dat

1. hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 jan. 1992 in de gem.
D. door geweld of (een) (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) (andere) feitelijkhe(i)d(en) M.
Z., althans een persoon heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die Z., hebbende hij,
verdachte, toen aldaar (opzettelijk) een vibrator, althans een
voorwerp in de vagina van die Z. gestoken en/of met een/die
vibrator, althans met dat/een voorwerp in haar, Z.’s, vagina op
en neer heeft bewogen en/of zijn, verdachtes vinger(s) in haar,
Z.’s anus heeft gestopt en bestaande dat geweld of die (andere)
feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat hij, verdachte, toen aldaar
(opzettelijk) de handen van die Z. (strak) samengebonden en/of
die Z. aan haar samengebonden handen van de grond gehesen en/of
laten hangen (en/of (aldus) voor die Z. een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan).

Overwegende met betrekking tot de geldigheid van het onder
parketnr. 02-025088-92 sub 1 primair ten laste gelegde:

dat de hierboven aangehaalde telastelegging kennelijk beoogt aan
verdachte te verwijten enig handelen in strijd met art. 242 Sr,
zoals dit artikel is komen te luiden na de wijziging bij wet van
9 okt. 1991, Stb. 519;

dat art. 242, zoals het voor die wijziging luidde, strafbaar
stelde hem die door geweld of bedreiging met geweld een vrouw
dwingt met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben;

dat noch in de wet, noch in de parlementaire geschiedenis van
voormelde wetswijziging het delictsbestanddeel “seksueel
binnendringen” nader is gedefinieerd;

dat uit de parlementaire geschiedenis en het daaraan voorafgaande
rapport van de Commissie-Melai evenwel blijkt dat de wetgever als
uitgangspunt heeft genomen het binnendringen van het mannelijk
geslachtsdeel in het geslachtsdeel van een vrouw, zoals dat onder
het vroegere recht al strafbaar was gesteld, en – mede vanwege
het vervallen van de eis dat het slachtoffer een vrouw is – bij
het begrip “seksueel binnendringen” het oog heeft gehad op het
oraal of anaal binnendringen van het lichaam door het mannelijk
geslachtsdeel als uitbreiding naast het reeds strafbaar gestelde
vaginaal binnendringen;

dat het binnendringen van het lichaam met een vibrator, althans
een voorwerp, respectievelijk met een of meer vingers – zoals
hier ten laste gelegd – niet begrepen kan worden onder “seksueel
binnendringen van het lichaam” in de zin van art. 242 Sr, mede
gelet op het in art. 1 eerste lid Sr neergelegde beginsel, dat
noopt tot een strikte wetsuitlegging;

dat het Hof, gelet op het voorgaande, nu is ten laste gelegd, dat
het seksueel binnendringen heeft bestaan uit het in de vagina van
Z. steken en/of op en neer bewegen van een vibrator althans een
voorwerp en/of in haar anus stoppen van vinger(s), het sub 1
primair ten laste gelegde innerlijk tegenstrijdig oordeelt; dat
de inleidende dagvaarding voor wat betreft het onder parketnr.
02-025088-92 sub 1 primair ten laste gelegde derhalve nietig moet
worden verklaard.

Rechters

Mrs. Pijls, Langemeijer, Bonneur