Instantie: Commissie gelijke behandeling, 10 september 1992

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Personeelsadvertentie waarin om ‘offsetdrukkers’ gevraagd wordt zonder
de vermelding ‘m/v’ levert strijd op met de Wet. In de advertentie is niet
zowel de mannelijke als vrouwelijke functiebenaming gebruikt en er is niet
uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 7 februari 1992 verzocht Druk en Papier FNV te Amsterdam (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of door te
Geleen

(hierna: wederpartij) onderscheid is gemaakt bij de

aanbieding van betrekkingen in strijd met de Wet gelijke

behandeling van mannen en vrouwen (WGB; Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd.

Verzoeker is van mening dat deze vacaturemelding in strijd is

met de WGB.

2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK

2.1. Verzoeker is een rechtspersoon met volledige

rechtsbevoegdheid, met een doelstelling zoals bedoeld in

artikel 14 lid 2 onder e WGB. Hiermee voldoet verzoeker aan

de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.

3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

3.1. De voorzitter van de Commissie heeft het verzoek in

behandeling genomen en op grond van artikel 36 van het

Procedurereglement besloten om in deze zaak de vereenvoudigde

behandeling toe te passen. De wederpartij is in de

gelegenheid gesteld tegen deze beslissing bezwaar aan te

tekenen. De wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik

gemaakt.

De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het

standpunt van verzoeker te reageren.

3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de

voorzitter.

4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

4.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij

gesignaleerd in ‘de Banenkrant’ van 10 november 1991.

In deze advertentie vraagt de wederpartij om ‘offsetdrukkers’.

In de advertentie staat niet vermeld dat zowel mannen als vrouwen voor de
aangeboden functie in aanmerking komen.

4.2. Verzoeker is van mening dat de wederpartij hiermee bij het

aanbieden van de betrekkingen onderscheid heeft gemaakt tussen

mannen en vrouwen en daarmee in strijd heeft gehandeld met de

WGB.

4.3. In eerste aanleg heeft op verzoek van de wederpartij het
personeelsadviesbureau op het verzoekschrift gereageerd. Zij meende dat
alleen dit bureau verantwoordelijk was voor de tekst en inhoud van de
advertentie.

Bij schrijven van 9 juli 1992 heeft de wederpartij alsnog zelf een reactie
gegeven. Zij lichtte daarbij toe dat de aanspreekvorm ‘U’ is gebruikt omdat
deze vorm zowel mannelijk als vrouwelijk is. De toevoeging m/v staat door een
slip of the pen niet in de tekst vermeld. De wederpartij biedt haar
verontschuldigingen aan wanneer zij, zoals zij stelt, niet vrouwvriendelijk
geweest zou zijn.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekkingen onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en

vrouwen en daarmee in strijd heeft gehandeld met de WGB, door

in de onderhavige advertentie om ‘offsetdrukkers’ te vragen,

terwijl zij niet heeft vermeld dat zowel mannen als vrouwen

voor de functies in aanmerking komen.

5.2 Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt het maken van onderscheid op

grond van geslacht bij de aanbieding van een betrekking. Uit

tekst en vormgeving van een advertentie moet duidelijk

blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.

Alleen in geval van een wettelijke uitzondering, bijvoorbeeld

als de werkgever een voorkeursbeleid voor vrouwen wil voeren

of als de functie geslachtsbepaald is, mag van dit verbod

worden afgeweken. De reden van deze afwijking moet in de

advertentie worden vermeld.

5.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om

onderscheid te maken naar geslacht bij de aanbieding van een

betrekking nader uitgewerkt. Artikel 3 lid 3 schrijft voor

dat uit de tekst en vormgeving van een advertentie duidelijk

moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking

komen.

In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens

verder toegespitst op het gebruik van functiebenamingen.

Hierin is bepaald dat of zowel de mannelijke als de

vrouwelijke functiebenaming gebruikt moet worden, of

uitdrukkelijk vermeld moet worden dat zowel mannen als

vrouwen in aanmerking komen.

5.4. Blijkens de tekst van artikel 3 WGB en de Memorie van Toelichting op dit
artikel, richt artikel 3 zich zowel tot de werkgever als tot een derde die
door deze werkgever wordt betrokken bij de wervings- en selectieprocedure.
(Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19.908, nr. 3, blz. 18. Zie Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, 17 juni 1991,
oordeelnummers 336A-91-35 en 336B-91- 36.)

In beginsel is de werkgever verantwoordelijk voor de naleving van het geheel
van de wervings-, selectie- en aanstellingsfase. Daarnaast is een door de
werkgever inschakelde derde verantwoordelijk voor dat deel van de wervings-
en selectieprocedure waar deze bij betrokken is. De verantwoordelijkheid van
de derde heft de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever echter niet op.

Dit geldt voor de werving via alle intermediaires, dus ook voor de werving
door een personeelsadviesbureau.

5.5. In de onderhavige advertentie wordt voor de functies slechts een
functiebenaming vermeld, namelijk ‘offsettdrukkers’. In dat geval stelt de
Wet de eis dat uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen
voor de functie in aanmerking komen. Een dergelijke vermelding ontbreekt in
de advertentie.

De Commissie heeft kennnis genomen van de verontschuldigingen van de
wederpartij. Indien en voorzover de wederpartij met haar verwijzing naar
vrouwvriendelijkheid bedoelt te zeggen dat een uitdrukkelijke
‘m/v’-vermelding niet strikt noodzakelijk is, maar slechts een overweging van
beleid, wijst de Commissie op het volgende.

De Wet ziet met name ook toe op de tekst van de aanbieding van de functie
zelf. In de praktijk staan traditioneel door mannen vervulde functies en
beroepen niet of onvoldoende open voor vrouwen en andersom. Om die reden
heeft de wetgever besloten om in alle gevallen van werving voor te schrijven
dat de werving zich uitdrukkelijk tot beide geslachten moet richten. Op die
manier wordt duidelijk dat vrouwen welkom zijn in ook de traditionele
‘mannenfuncties’ en ‘mannenberoepen’ en mannen welkom zijn in ook de
traditionele ‘vrouwenfuncties’ en ‘vrouwenberoepen’. In de onderhavige
advertentie ontbreekt een dergelijke uitdrukkelijke vermelding.

Daarmee staat vast dat de wederpartij onderscheid heeft

gemaakt op grond van geslacht in strijd met artikel 3 lid 4

en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 WGB.

6.HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat te Geleen bij de
aanbieding van de betrekkingen onderscheid heeft gemaakt in strijd met
artikel 3 lid 4 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 van
de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen heeft gehandeld.

Aldus vastgesteld op 10 september 1992.

Rechters

mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter, mr. J.M.G. Dorsten, plaatsvervangendsecretaris