Instantie: Commissie gelijke behandeling, 5 juni 1992

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Personeelsadvertentie waarin om een “ervaren DTP- er” wordt gevraagd
zonder vermelding van ‘m/v’ levert strijd op met de Wet. In de advertentie is
niet zowel de mannelijke als de vrouwelijke functiebenmaing gebruikt en is
niet uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 21 januari 1991 verzocht Druk en Papier FNV (hierna: verzoeker)
de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door te Amsterdam
(hierna: wederpartij) bij het aanbieden van een betrekking onderscheid is
gemaakt in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB;
Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een “ervaren
DTP-er”.

Verzoeker is van mening dat deze advertentie in strijd is met de WGB.

2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK

2.1. Verzoeker is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, met
een doelstelling zoals bedoeld in artikel 14 lid 2e. Hiermee voldoet
verzoeker aan de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.

3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

3.1. De voorzitter van de Commissie (hierna: de voorzitter) heeft het
verzoek in behandeling genomen en op grond van artikel 36 van het
Procedureglement besloten om in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te
passen. De wederpartij is in de gelegenheid gesteld tegen die beslissing
bezwaar aan te tekenen. De wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik
gemaakt.

De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt
van verzoeker te reageren.

3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.

4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

4.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in ‘de Volkskrant’ van 5 oktober 1991.

In de advertentie vraagt de wederpartij om een “ervaren DTP- er”.

In de advertentie is niet uitdrukkelijk vermeld dat zowel mannen als
vrouwen in aanmerking komen voor de aangeboden functie.

4.2. Verzoeker is van mening dat de wederpartij hiermee bij het
aanbieden van de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen
en daarmee in strijd heeft gehandeld met de WGB.

4.3. De wederpartij erkent dat in de bewuste advertentie ten onrechte de
toevoeging m/v ontbreekt. Zij wijst erop, dat de persoon die voor de functie
is aangenomen een vrouw is en dat bovendien ongeveer 70% van het personeel dat
bij Uitgeverij Fiets werkzaam is, uit vrouwen bestaat. Zij acht verder
onderzoek door de Commissie dan ook volledig ongegrond.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in onderhavige advertentie om een
“ervaren DTP-er” te vragen, terwijl zij niet uitdrukkelijk vermeld heeft dat
zowel mannen als vrouwen voor de functie in aanmerking komen.

5.2. Artikel 3 lid 1 van de WGB verbiedt het maken van onderscheid naar
geslacht bij de aanbieding van een betrekking. Uit tekst en vormgeving van een
advertentie moet duidelijk blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking
komen.

Alleen in geval van een wettelijke uitzondering mag van dit verbod
worden afgeweken.

Ingevolge artikel 5 lid 1 WGB mag van het bepaalde in artikel 3 lid 1
worden afgeweken, indien het gemaakte onderscheid beoogt vrouwen in een
bevoorrechte positie te plaatsen teneinde feitelijke ongelijkheden op te
heffen.

Ook mag op grond van artikel 5 lid 2 WGB voor zover het betreft de
toegang tot de beroepsactiviteiten of de hiervoor noodzakelijke opleidingen
van artikel 3 lid 1 WGB worden afgeweken in die gevallen, waarin het geslacht
bepalend is voor de functie.

De reden van de afwijking van het verbod van artikel 3 lid 1 WGB moet in
de advertentie worden vermeld.

De wederpartij heeft geen beroep gedaan op een van de wettelijke
uitzonderingen. De Commissie beschikt niet over aanwijzingen dat deze zich
hier voordoen.

5.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt.
Artikel 3 lid 3 schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een
advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking
komen.

In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder
toegespitst op het gebruikt van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat ofwel
de mannelijke en vrouwelijke functiebenaming wordt vermeld ofwel in andere
gevallen uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

In de onderhavige advertentie wordt de functiebenaming “ervaren DTP-er”
vermeld terwijl ook, bijvoorbeeld door de de toevoeging m/v, niet op andere
wijze uitdrukkelijk blijkt dat vrouwen en mannen in aanmerking komen.

Daarmee staat vast dat de wederpartij in strijd heeft gehandeld met
artikel 3 lid 4 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 1.

5.4. De wederpartij voert als verweer aan, dat voor de betreffende
functie een vrouw is aangesteld. Dit verweer kan echter niet slagen. Het
verbod om onderscheid te maken bij de werving is een zelfstandig verbod. Het
beoogt te bereiken dat alle mannen en alle vrouwen die zouden willen
solliciteren er uitdrukkelijk zeker van zijn dat zij ongeacht hun geslacht
voor de functie in aanmerking komen. Overtreding van het verbod van werving
kan daarom niet worden gerechtvaardigd door feiten waaruit blijkt dat vrouwen
bij de selectie en de aanstelling toch in aanmerking konden komen.

6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat te Amsterdam bij de
aanbieding van de betrekking onderscheid naar geslacht heeft gemaakt in strijd
met artikel 3 lid 1 en lid 4 van de Wet gelijke behandeling van mannen en
vrouwen.

Rechters

Mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter en drs. C.M. Sjerps, secretaris