Instantie: Commissie gelijke behandeling, 22 april 1992

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


RPD Advies, een onderdeel van de wederpartij (Ministerie Binnenlandse
Zaken) voert psychologische tests uit bij kandidaten voor functies bij de
Rijksoverheid. Verzoekster (Stichting Landelijke Ombudsvrouw) heeft de
Commissie verzocht te onderzoeken of bij het testen van kandidaten voor hogere
functies (schaal 12 en hoger) onderscheid wordt gemaakt naar geslacht. Twee
extern deskundigen op het terrein van de psychologische tests hebben voor de
Commissie een onderzoek ingesteld naar de tests. Uit de onderzoeksresultaten
en de gegevens die de wederpartij zelf heeft overgelegd blijkt, dat op diverse
punten onverklaarde verschillen optreden tussen de gemiddelde scores van
mannen en vrouwen. Tevens ontbreken bij de wederpartij inzichtelijke,
controleerbare en systematisch uitgevoerde procedures die kunnen voorkomen dat
bewust of onbewust onderscheid naar geslacht plaatsvindt.

Onderscheid in strijd met artikel 3 WGB.

Volledige tekst


Ofschoon dit niet als een rechtvaardiging kan dienen voor het maken van
direct of indirect onderscheid, wil de Commissie uitdrukkelijk haar waardering
uitspreken voor de intenties en inspanningen van de wederpartij.

5.4.Om de voorliggende vraag te kunnen beantwoorden zal de Commissie
allereerst onderzoeken of, en zo ja op welke onderdelen, verschillen optreden
bij het psychologisch testen van mannen en vrouwen. Vervolgens zal zij nagaan
of de verklaringen die de wederpartij daarvoor geeft en de oplossingen die zij
kiest toereikend zijn in de zin van de Wet. Daarbij zal zij in het bijzonder
aandacht schenken aan het bestaan van inzichtelijke, controleerbare en
systematisch uitgevoerde procedures. Reeds in eerdere oordelen heeft de
Commissie gewezen op de noodzaak van zodanige procedures, die immers kunnen
voorkomen dat bewust of onbewust een verboden onderscheid naar geslacht
plaatsvindt en die rechterlijke controle mogelijk maken (Onder andere in
oordeel 380-91-74). Ook het EG-Hof van Justitie heeft meermalen gewezen op de
noodzaak van doorzichtigheid van procedures teneinde ongelijke behandeling te
voorkomen (Zie EG-Hof van Justitie, arresten van

30-6-1988 in zaak 318/86 (jurisprudentie 1988, 3559); Commissie van de
EG versus Frankrijk;

17-10-1989 in zaak 109/88 (jurisprudentie 1989, 3199); Handels-og
Kontorfunktionaerernes Forbund i Danmark versus Dansk Arbejdsgiverforening,
optredend voor Danfoss;

17-5-1990 in zaak C-262/88; Barber versus Guardian Royal Exchange
Assurance Group.

5.5.Het is onbetwist dat op onderdelen van de psychologische tests zoals
de wederpartij die hanteert en uitvoert, nog onverklaarde verschillen optreden
tussen de gemiddelde scores van mannen en vrouwen, terwijl over grote delen
van de testmethodiek niets bekend is. Verschillen doen zich bijvoorbeeld voor
bij de intelligentietests, bij de persoonlijkheidsvragenlijst en bij het
eindadvies.

Uit het onderzoek van de Commissie is het volgende gebleken.

Ten aanzien van de verschillen in gemiddelde scores:

De wederpartij stelt dat onderdelen van tests verschillende resultaten
voor vrouwen en mannen op kunnen leveren, en toch voor beide geslachten valide
kunnen zijn. Alleen als sprake is van ongerechtvaardigde verschillen in
resultaten, en dus van sekse-bias, acht zij de test niet valide en moet deze
worden aangepast.

Het is niet bekend hoe de testpsycholoog de vrijheid gebruikt die hij
heeft om de uitkomsten op die onderdelen waar vrouwen een gemiddeld lagere
score hebben dan mannen, bijvoorbeeld ruimtelijk inzicht, al dan niet bij zijn
advies mee te wegen, ook indien dat onderdeel niet relevant is voor de te
vervullen functie. Hetzelfde geldt voor die onderdelen waar mannen gemiddeld
lager scoren dan vrouwen, zoals de taalfactor.

Het is evenmin bekend welke keuzes de testpsycholoog maakt bij het geven
van vrije opdrachten en de vragen bij de interviews en welke overwegingen hij
bij deze keuzes hanteert.

Tenslotte blijken voor vrouwen andere onderdelen van de tests
doorslaggevend te zijn dan voor mannen. Hoewel vrouwen gemiddeld lager scoren
dan mannen, krijgen zij toch even vaak een positief advies.

Ten aanzien van de normgroepen:

De normgroepen die de wederpartij bij de intelligentietests en de
persoonlijkheidsvragenlijst hanteert zijn zodanig samengesteld dat mannen
hierin (sterk) zijn oververtegenwoordigd. Of en in hoeverre dit ten nadele van
vrouwen werkt is niet bekend.

Ten aanzien van de procedures:

De wederpartij kent geen systeem, noch een verplichting voor de
testpsycholoog om aan te geven, hoe hij de voor mannen en vrouwen
verschillende scores meeweegt, welke vragen hij de kandidaat stelt, welke
vrije opdrachten hij geeft, hoe hij de resultaten van interviews en opdrachten
beoordeelt of welke afweging hij maakt voor het eindadvies.

De wederpartij vermoedt dat testpsychologen bij de opstelling van het
eindadvies hun beoordelingsvrijheid gebruiken ten gunste van vrouwen om de
achterstand van vrouwen te compenseren. Zij heeft hierover echter geen harde
gegevens.

In het proces van weging van de verschillende resultaten kan met andere
woorden sprake zijn van een onderscheid op grond van geslacht. Of dat het
geval is kan echter niet worden vastgesteld noch worden uitgesloten. Daarvoor
is de gehanteerde procedure te weinig inzichtelijk.

5.6.De Commissie is van mening, dat de wederpartij onvoldoende
verklaring geeft voor het feit dat zij ondanks de door haar erkende
verschillen in testresultaten de tests toch valide acht.

Wat betreft de normgroepen merkt zij op dat deze in beginsel evenwichtig
behoren te zijn, in de zin dat deze in gelijke of evenredige mate uit vrouwen
en mannen moet bestaan. De normgroepen die de wederpartij hanteert zijn in
ieder geval niet evenwichtig samengesteld.

De Commissie plaatst kanttekeningen bij de opmerking van de wederpartij
dat de testpsycholoog, gezien de gemiddeld lagere scores van vrouwelijke
kandidaten, maar de vrijwel gelijke kans voor vrouwen op een positief
eindadvies, wellicht bij zijn eindafweging voor vrouwen de lagere scores
compenseert.

Zo er van een dergelijke compensatie sprake zou zijn, dan geldt dit
alleen voor het gemiddelde resultaat van alle vrouwelijke kandidaten tezamen.
Het is echter zeer goed mogelijk dat een individuele vrouw, die in een
bepaalde fase van het testen ten onrechte wordt achtergesteld, deze
achterstelling niet gecompenseerd krijgt bij het eindadvies, en vice versa.

5.7.De Commissie is voorts van mening dat, mede gelet op het ontbreken
van procedures bij de wederpartij die inzicht geven in de onderscheiden keuzes
en beoordelingen door de testpsycholoog en deze controleerbaar maken, de
wederpartij niet heeft kunnen aantonen dat zij ondanks de geconstateerde
verschillen geen onderscheid maakt naar geslacht. De wederpartij houdt immers
geen gegevens bij, zeker niet systematisch, wat betreft de keuzes voor de
vrije opdrachten, de vragen bij de interviews en -gelet op de verschillen in
resultaten op de diverse test-onderdelen- de totstandkoming van het
eindadvies. Voorzover de wederpartij wel mogelijke oorzaken van ongelijke
behandeling constateert, laat zij na de testpsychologen een werkwijze voor te
schrijven die deze oorzaken kunnen wegnemen. Het geven van voorlichting is
immers te vrijblijvend zolang de testpsychologen de vrijheid houden om daar al
dan niet consequenties aan te verbinden.

Indien het zo zou zijn dat de testonderdelen en de weging van de
verschillende resultaten geen onderscheid naar geslacht inhouden, dan rijst de
vraag of de geconstateerde verschillen in uitkomst een ongerechtvaardigd
onderscheid naar geslacht betekenen. Over de vraag of dergelijke verschillen
in uitkomst toch in voorkomende gevallen gerechtvaardigd kunnen worden,
bijvoorbeeld omdat zij voortvloeien uit noodzakelijke functie- eisen, bestaat
geen helderheid.

5.8.Op grond van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de
wederpartij er niet in is geslaagd om aan te tonen dat de ook door haarzelf
erkende verschillen in testresultaten van en advisering over mannen
respectievelijk vrouwen, niet terug te voeren zijn tot verschil in behandeling
door haarzelf. De wederpartij heeft haar werkwijze niet zodanig vormgegeven
dat deze inzichtelijk, controleerbaar en systematisch wordt uitgevoerd.

Daarmee staat vast dat de wederpartij handelt in strijd met artikel 3
WGB.

6 .HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de Minister van
Binnenlandse Zaken onderscheid maakt naar geslacht bij het psychologisch
testen van kandidaten, in strijd met artikel 3 lid 1 Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen.

Rechters

Mw. mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter, dhr. mr. A.W. Heringa, dhr. mr.R.A.C.M. Langemeijer, mw. drs. C.M. Sjerps, secretaris