Instantie: Commissie gelijke behandeling, 29 oktober 1991

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Gemeente hanteert een voorkeursbeleid voor vrouwen bij de werving.
Vrouwen worden in advertentie nadrukkelijk uitgenodigd te solliciteren.
Verzoekster heeft gesolliciteerd bij de Gemeente naar een functie. Zij is
afgewezen voor de functie en een mannelijke kandidaat is benoemd, hoewel zij
een geschikte kandidate was en meer ervaring had dan de mannelijke kandidaat.
De reden voor haar afwijzing is gelegen in haar ideeen over de vervulling van
de functie. Deze pasten niet bij die van de desbetreffende afdeling. De
Commissie is van oordeel dat de Gemeente verzoekster niet had hoeven benoemen
op grond van haar voorkeursbeleid, aangezien vrouwen alleen nadrukkelijk
uitgenodigd worden om te solliciteren. De Gemeente zou mogelijk indirect
onderscheid naar geslacht maken indien zij ‘leeftijd’ of
‘gezinsomstandigheden’ van kandidaten als selectiecriteria hanteert. Is echter
niet gebleken. Geen strijd met de wet.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 14 februari 1991 verzocht mevrouw drs… (hierna: verzoekster)
te Amsterdam de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of de gemeente Eindhoven
(hierna: de Gemeente) jegens haar onderscheid heeft gemaakt op grond van
geslacht in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB,
Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoekster heeft bij een museum van de Gemeente gesolliciteerd
naar de functie van ‘conservator’. Zij is uitgenodigd voor een
sollicitatiegesprek. Vervolgens is zij na een tweede gesprek afgewezen voor de
desbetreffende functie. Een mannelijke kandidaat is benoemd, terwijl hij
minder ervaring heeft dan verzoekster. Verzoekster is van mening dat de
Gemeente hiermee, mede gelet op haar voorkeursbeleid, jegens haar onderscheid
naar geslacht heeft gemaakt in strijd met de WGB.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder tweemaal de gelegenheid gehad hun
standpunten weer te geven.

2.2. Vervolgens zijn partijen opgeroepen om hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een zitting van de Commissie op 3 september 1991.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster

– mw drs (verzoekster)

– dhr (toehoorder)

van de kant van de wederpartij

– dhr (waarnemend directeur/hoofdconservator)

– dhr (afdeling personeelszaken Gemeente)

van de kant van de Commissie

– mw mr C.H.S. Evenhuis (Kamervoorzitter)

– mw mr A.C. Possel (lid Kamer)

– dhr mr A.W. Heringa (lid Kamer)

– mw drs C.M. Sjerps (secretaris).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder paragraaf 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoekster heeft naar aanleiding van een personeelsadvertentie van
de Gemeente op 2 december 1990 gesolliciteerd naar de functie van conservator
bij een museum.

In deze advertentie werden de volgende functie-eisen gesteld:

– doctoraal kunstgeschiedenis; aantoonbare kennis van en inzicht in de
hedendaagse kunst;

– beheersing van de moderne talen (in verband met talrijke
internationale contacten);

– vertrouwd met de gang van zaken in een museum voor moderne kunst;

– goede redactionele en communicatieve vaardigheden.

Voorts staat in de advertentie, voor zover hier van belang, het volgende
vermeld: “De Gemeente […] streeft er naar meer vrouwen en mensen uit
etnische minderheden in dienst te nemen. Daarom worden zij nadrukkelijk
uitgenodigd te solliciteren”.

3.2. De Gemeente voert geen algemeen voorkeursbeleid voor vrouwen. Het
wordt aan de verschillende diensten van de Gemeente overgelaten of en hoe zij
vorm willen geven aan een voorkeursbehandeling voor vrouwen bij het vervullen
van vacatures.

Bij de werving wordt wel in alle gevallen getracht bepaalde doelgroepen
te interesseren voor een dienstverband bij de Gemeente. Om die reden is de
bovengenoemde zinsnede in de personeelsadvertentie vermeld.

De dienst waar de onderhavige vacature openviel voert geen verdergaand
voorkeursbeleid dan deze nadrukkelijke uitnodiging aan (onder andere)
vrouwen.

3.3. De selectiecommissie die de sollicitaties behandelde bestond uit
vier leden: de directeur, de waarnemend directeur/hoofd conservator, een
conservator en het hoofd personeelszaken. De directeur is namens het College
van Burgemeester en Wethouders bevoegd tot benoemen in de desbetreffende
functie.

3.4. Op de advertentie hebben 49 vrouwen en 39 mannen gereageerd. De
selectiecommissie heeft 15 kandidaten (9 vrouwen en 6 mannen), waaronder
verzoekster, uitgenodigd voor een eerste gesprek. Vervolgens zijn verzoekster
en een mannelijke kandidaat uitgenodigd voor een tweede gesprek.

De selectiecommissie heeft tijdens de gesprekken met de sollicitanten
aan de volgende punten aandacht besteed:

– bekendheid met c.q. inzicht in het artistieke beleid en
tentoonstellingsbeleid van het museum;

– aansluiting van de eigen inzichten van kandidaten

-beleidsmatig en inhoudelijk- bij de visie van de

museumstaf;

– persoonlijkheid en specifieke gerichtheid.

De selectiecommissie had voor of tijdens de selectie- procedure niet de
intentie om een voorkeursbehandeling voor vrouwen toe te passen. Zij heeft
zulks ook niet gedaan. De selectiecommissie zocht naar de meest geschikte
kandidaat.

Verzoekster en de mannelijke kandidaat die voor een tweede gesprek waren
uitgenodigd, voldeden beiden aan de gestelde functie-eisen. De
selectiecommissie heeft in het sollicitatiegesprek met verzoekster vragen
gesteld over haar beschikbaarheid. Ter zitting heeft de Gemeente verklaard dat
een conservator bereid moet zijn in het weekend te werken en op andere
tijdstippen dan de normale werktijden. De Gemeente stelde dan ook als eis dat
de te benoemen kandidaat in Eindhoven woont of gaat wonen. De
selectiecommissie heeft daarom aan verzoekster nadrukkelijk gevraagd of zij
bereid was van Amsterdam, haar woonplaats, naar Eindhoven te verhuizen.
Bovendien werden de vragen omtrent haar beschikbaarheid gesteld omdat leden
van de selectiecommissie verzoekster reeds langere tijd kenden en daardoor op
de hoogte waren van haar gezinsomstandigheden. De selectiecommissie heeft deze
vragen ook gesteld aan andere kandidaten.

3.5. Verzoekster is uiteindelijk, in eerste instantie telefonisch en
vervolgens schriftelijk, afgewezen voor de bewuste functie. In de
afwijzingsbrief is nogmaals bevestigd wat de selectiecommissie reeds
telefonisch aan verzoekster meegedeeld had. In de brief stond vermeld dat de
verschillen tussen de kandidaten tot uiting kwamen in ervaring, specifieke
gerichtheid en persoonlijkheid. En voorts: “Besloten is bij de keuze de
aandacht vooral te richten op een kandidaat die, hoewel (hij) wat jonger was
en wat minder ervaring had, een behoorlijk groeipotentieel in zich zou
hebben.”

De standpunten van partijen

3.6. Verzoekster stelt dat zij in ruime mate en beter dan de benoemde
kandidaat gekwalificeerd is voor de functie van conservator. Zij verwijst
hiervoor naar haar curriculum vitae. In het laatste gesprek met de
selectiecommissie heeft deze haar ook meegedeeld dat zij in alle opzichten een
benoembare kandidaat is.

Verzoekster is van mening dat de Gemeente bij de keuze voor de andere
kandidaat, aanvullende criteria heeft gehanteerd die niet in de advertentie
stonden. De kandidaat is immers benoemd om zijn ‘groeipotentieel’. Verzoekster
vindt dat, indien het museum reeds een duidelijke voorkeur had voor een
jongere, meer ‘kneedbare’ kandidaat, het hiervan al melding had moeten maken
in de advertentie. Verzoekster heeft de indruk dat ook haar
gezinsomstandigheden een rol in haar nadeel hebben gespeeld bij het oordeel
van de selectiecommissie. Die indruk is bij haar gewekt omdat de
selectiecommissie relatief veel tijd aan dit onderwerp besteed heeft.

Verzoekster stelt bovendien dat zij ook vanwege de nadrukkelijke
uitnodiging aan vrouwen in de personeelsadvertentie benoemd had moeten
worden.

3.7. De Gemeente stelt dat de benoemde kandidaat is gekozen omdat hij
een beleidsvisie uitdroeg die meer aansluit bij die van de museumstaf.
Daarnaast was zijn inhoudelijke visie op kunstenaars, kunstwerken en
presentaties zodanig, dat hieruit een grote mate van gedrevenheid en
persoonlijke betrokkenheid bleek. Verzoekster echter, straalde te weinig
inhoudelijke betrokkenheid uit. Zij maakte een zakelijke, maar weinig
geinspireerde indruk. De benoemde kandidaat werd om bovengenoemde redenen
geschikter geacht dan verzoekster. De Gemeente stelt voorts dat bij die keuze
geen eisen zijn gehanteerd die niet reeds in de advertentie vermeld stonden.
Het groeipotentieel dat van de benoemde kandidaat wordt verwacht, heeft
betrekking op het functioneren in de functie van conservator. Met het woord
‘groeipotentieel’ heeft de selectiecommissie gedoeld op de mogelijkheden die
deze kandidaat heeft om ideeen te ontwikkelen en te realiseren voor de
toekomst. De selectiecommissie heeft niet naar een kandidaat gezocht die qua
leeftijd jonger was dan verzoekster. Beide kandidaten pasten qua leeftijd in
de museumstaf. De afwijzingsbrief aan verzoekster is dan ook wat ongelukkig
geformuleerd aangezien daardoor de indruk gewekt wordt dat de benoemde
kandidaat meer doorstromingsmogelijkheden heeft binnen het museum. Die zijn er
echter niet. De reden van deze ongelukkige formulering is gelegen in het feit
dat (een van) de leden van de selectiecommissie verzoekster reeds persoonlijk
kende(n). Men trachtte, door de reden voor haar afwijzing enigzins te
verbloemen, te voorkomen dat zij gekwetst zou worden.

Ook de gezinsomstandigheden van verzoekster hebben geen rol gespeeld bij
haar beoordeling. De selectiecommissie ging er vanuit dat verzoekster -gelet
op hetgeen zij hieromtrent verklaard had- altijd beschikbaar zou zijn.
Bovendien heeft zij ook met andere kandidaten gesproken over hun
beschikbaarheid.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de Gemeente in strijd met de WGB
onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht bij de behandeling bij de
vervulling van de openstaande betrekking en de aanstelling door verzoekster
niet te benoemen in de functie van conservator.

4.2. Artikel 1a en artikel 3 WGB verbieden het bevoegd gezag onderscheid
te maken tussen mannen en vrouwen bij de behandeling bij de vervulling van een
openstaande betrekking en bij de aanstelling. Onder onderscheid wordt zowel
direct als indirect onderscheid verstaan.

Onder indirect onderscheid wordt verstaan onderscheid op grond van
andere hoedanigheden dan het geslacht, bijvoorbeeld echtelijke staat of
gezinsomstandigheden, dat onderscheid op grond van geslacht tot gevolg heeft,
tenzij dit onderscheid objectief gerechtvaardigd is (artikel 1 WGB).

Van het verbod in artikel 3 lid 1 mag worden afgeweken indien de Wet
onderscheid toestaat. Ingeval er sprake is van een openlijke aanbieding van
een betrekking moet de wettelijke uitzonderingsgrond uitdrukkelijk vermeld
worden (artikel 3 lid 2). Een van de wettelijke uitzonderingen op het verbod
is dat onder bepaalde voorwaarden een voorkeursbeleid voor vrouwen gevoerd mag
worden (artikel 5 lid 1).

4.3. Verzoekster is van mening dat de Gemeente jegens haar onderscheid
op grond van geslacht heeft gemaakt omdat zij geschikter is dan de benoemde
kandidaat en desondanks niet benoemd is. De keuze voor de benoemde kandidaat
is volgens haar gegrond op aanvullende eisen die niet in de advertentie
genoemd zijn. Zij wijst op het criterium ‘groeipotentieel’ dat de
selectiecommissie gehanteerd heeft. Ook heeft verzoekster de indruk dat haar
gezinsomstandigheden een rol hebben gespeeld bij de beslissing van de
selectiecommissie om de andere kandidaat te benoemen.

Zij stelt voorts dat zij, ook indien er sprake was van gelijke
geschiktheid tussen haar en de benoemde kandidaat, op grond van het
voorkeursbeleid van de Gemeente benoemd had moeten worden.

4.4. De Commissie overweegt hierover als volgt.

De Commissie wijst er allereerst op (Zie ook de oordelen van de
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid: .
oordeelnummer 315-90-32, d.d. 17 mei 1990 . oordeelnummer 164-91-4, d.d. 9
januari 1991 . oordeelnummer 136-91-3, d.d. 9 januari 1991 .
oordeelnummer 344-91-31, d.d. 27 mei 1991), dat het niet tot haar taak behoort
om in concrete gevallen aan te geven welke kandidaat geschikter is dan wel of
kandidaten gelijk geschikt zijn. Zij is, gelet op de Wet, slechts bevoegd om
na te gaan of bij de beoordeling van de (mate van) geschiktheid onderscheid is
gemaakt op grond van geslacht.

De Commissie zal hieronder derhalve ingaan op de stelling van
verzoekster dat de Gemeente door aanvullende eisen te stellen, te weten het
‘groeipotentieel’ en de ‘gezinsomstandigheden’, onderscheid op grond van
geslacht heeft gemaakt.

4.5. Zoals reeds onder 4.2. weergegeven, kan een werkgever in strijd met
de WGB handelen door onderscheid op grond van andere hoedanigheden dan het
geslacht te maken indien een dergelijk criterium onderscheid op grond van
geslacht tot gevolg heeft. Het vermoeden van indirect onderscheid rijst,
indien door een gemaakt onderscheid in overwegende mate personen van een
geslacht nadelig getroffen worden.

Het criterium ‘groeipotentieel’ kan een dergelijk gevolg teweegbrengen,
indien daarmee gedoeld wordt op de (jonge) leeftijd van een kandidaat. Een
feit van algemene bekendheid is immers dat vrouwen doorgaans op veel latere
leeftijd dan mannen aan hun loopbaan beginnen in verband met zorgtaken. Door
het criterium leeftijd te hanteren kunnen derhalve – afhankelijk van de
situatie- in overwegende mate vrouwen nadelig getroffen worden.

Ten aanzien van het criterium ‘groeipotentieel’ is ter zitting echter
gebleken dat de Gemeente aan dit woord een andere invulling geeft dan
verzoekster heeft afgeleid uit de afwijzingsbrief. In ieder geval is niet
komen vast te staan dat de benoemde kandidaat gekozen is omdat hij jonger was.
Reeds daarom kan de Commissie niet concluderen dat de Gemeente door het
gehanteerde criterium indirect onderscheid op grond van geslacht heeft
gemaakt.

Ook door onderscheid te maken op grond van ‘gezinsomstandigheden’ kunnen
in overwegende mate vrouwen nadelig getroffen worden. In het onderhavige geval
is de Commissie echter niet gebleken dat de selectiecommissie negatieve
gevolgen heeft verbonden aan de gezinsomstandigheden van verzoekster. De
selectiecommissie was er, zo bleek ter zitting, van overtuigd dat verzoekster
ook buiten de normale werktijden beschikbaar zou zijn en bereid was naar de
desbetreffende Gemeente te verhuizen. Dit punt heeft bij de afwijzing van
verzoekster geen rol gespeeld. Bovendien heeft de Gemeente naar voren gebracht
dat zij ook aan andere kandidaten vragen heeft gesteld omtrent hun
gezinsomstandigheden in relatie tot hun beschikbaarheid. Derhalve kan de
Commissie niet concluderen dat de Gemeente (indirect) onderscheid op grond van
geslacht heeft gemaakt op grond van de gezinsomstandigheden van verzoekster.

4.6. Met betrekking tot de vraag of verzoekster vanwege het
voorkeursbeleid van de Gemeente benoemd had moeten worden, overweegt de
Commissie als volgt.

Ter zitting is komen vast te staan dat de Gemeente in de onderhavige
selectieprocedure niet de intentie had om bij gelijke geschiktheid van
kandidaten een vrouw te benoemen. Ook in de personeelsadvertentie werden
(onder andere) vrouwen slechts uitdrukkelijk uitgenodigd te solliciteren. De
Gemeente heeft derhalve in overeenstemming met artikel 3 lid 2 WGB gehandeld.
Daarin is immers bepaald dat de (vorm van) voorkeursbehandeling die zal worden
toegepast in de selectieprocedure in de advertentie moet worden vermeld.

Aangezien in het onderhavige geval niet besloten was om
voorkeursbehandeling toe te passen bij de selectie of de aanstelling, kan
verzoekster ook geen beroep doen op een voorkeursbehandeling.

4.7. Verzoekster heeft geen andere feiten of omstandigheden aangedragen
waaruit zou kunnen blijken dat de Gemeente onderscheid op grond van geslacht
heeft gemaakt bij de selectie en de aanstelling.

Derhalve is niet komen vast te staan dat de Gemeente in strijd met de
WGB heeft gehandeld.

De Commissie heeft echter wel de indruk dat de Gemeente bij de selectie
niet in alle opzichten met de vereiste zorgvuldigheid te werk is gegaan. De
motivatie waarom voor de uiteindelijk benoemde kandidaat is gekozen, is immers
niet volledig consistent. In de aan verzoekster gerichte afwijzingsbrief,
maakt de Gemeente de indruk dat de benoemde kandidaat gekozen is ondanks het
feit dat hij minder geschikt is dan verzoekster. Ter zitting heeft de Gemeente
aannemelijk gemaakt dat zulks niet het geval was en de afwijzingsbrief
ongelukkig geformuleerd was.

De Commissie wijst hier op het belang van inzichtelijke, controleerbare
en systematisch uitgevoerde selectieprocedures. Hiermee wordt immers voorkomen
dat, ongewild of onbewust, onderscheid naar geslacht wordt gemaakt.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat niet is komen vast te
staan dat de gemeente Eindhoven jegens mevrouw drs…te Amsterdam onderscheid
naar geslacht heeft gemaakt bij de vervulling van de openstaande betrekking en
de aanstelling.

Rechters

mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter; drs. C.M. Sjerps, secretaris