Instantie: Commissie gelijke behandeling, 14 oktober 1991

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Vrouw solliciteert (intern) naar de functie van leerling
rapporteur/telexist. Wederpartij laat de voorselectie uitvoeren door een chef.
De wederpartij erkent dat deze aan verzoekster heeft verteld dat zij is
afgewezen omdat zij een vrouw is. Volgens de wederpartij is de werkelijke
reden het feit dat zij niet geschikt is voor de functie. Commissie kan, gezien
de verklaringen terzake, slechts concluderen dat verzoekster is afgewezen om
reden van haar geslacht.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

Op 11 oktober 1990 verzocht mevrouw … te Maassluis (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of de … te Maassluis
(hierna: wederpartij) onderscheid heeft gemaakt in strijd met de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen (Stb. 1989, 168, hierna WGB).

Verzoekster heeft (intern) gesolliciteerd naar de functie van leerling
rapporteur/telexist. Zij is afgewezen voor deze functie. Twee mannelijke
kandidaten zijn aangenomen. Verzoekster is van mening dat de wederpartij door
haar af te wijzen voor de functie heeft gehandeld in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld. Aanvankelijk had verzoekster de Commissie gevraagd een
spoedprocedure toe te passen omdat inmiddels een tweede, vergelijkbare,
vacature was opengesteld. Nadat was gebleken dat verzoekster niet naar deze
functie had gesolliciteerd en deze functie bovendien reeds was vervuld, heeft
zij dit verzoek ingetrokken.

2.2. Partijen hebben ieder tweemaal de gelegenheid gehad hun standpunten
toe te lichten.

2.3. De Commissie heeft partijen vervolgens uitgenodigd hun standpunten
nader toe te lichten tijdens een zitting op 13 augustus 1991.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster

– mw (verzoekster)

– dhr mr (rechtskundige dienst FNV)

van de kant van de wederpartij

– dhr (directeur)

– mw mr S.I. Witkamp (advocate)

van de kant van de Commissie

– mw mr E.F.A. van Buitenen (Kamervoorzitter)

– mw drs J.A.M. Stolwijk (lid Kamer)

– mw mr Y. Telenga (lid Kamer)

– mw drs C.M. Sjerps (secretaris).

2.4. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.3.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. De wederpartij is een bedrijf dat zich bezighoudt met de
communicatie tussen zeeschepen en walorganisaties. Verzoekster is sinds 1
november 1985 werkzaam bij de wederpartij. Op dit moment werkt zij als
telexiste op de afdeling communicatie. Zij is werkzaam in semi-continu-dienst,
wat betekent dat zij wisselende diensten draait tussen 6.00 en 24.00 uur.
Naast verzoekster werken op deze afdeling nog zeven mannen en acht vrouwen.

De CAO van de wederpartij bepaalde eind 1989 ten aanzien van het
wervingsbeleid onder meer

– in artikel 25 lid 1: dat bij het ontstaan van vacatures de werknemers
in het algemeen eerst in de gelegenheid worden gesteld te solliciteren. Pas
daarna wordt buiten de onderneming geworven;

– in artikel 25a: dat de wederpartij bij gelijkwaardige kandidaten de
voorkeur zal geven aan een vrouw. Bij de beoordeling van gelijkwaardigheid
spelen elementen als salarisniveau, opleiding, kennis en ervaring een rol.

3.2. Eind 1989 heeft de wederpartij door middel van een advertentie in
een lokaal blad kandidaten geworven voor de functie van “Leerling
Rapporteur/Telexist” (ook wel tweede rapporteur genoemd). Deze zou te werk
worden gesteld op de afdeling scheepsinformatiedienst, in volcontinu-dienst.
In de advertentietekst werd niet verwezen naar artikel 25 of 25a van de CAO.

De in de advertentietekst vermelde functie-eisen en -wensen waren:

“Gewenst is een MAVO-opleiding (met Engels) en belangstelling/enige
ervaring in de scheepvaart.

Typediploma/Tekstverwerking.”

De wederpartij voegde hier later aan toe dat in sollicitatiegesprekken
altijd nadrukkelijk wordt gewezen op het belang van goede contactuele
eigenschappen en collegialiteit.

Verzoekster heeft bij brief van 14 december 1989 gesolliciteerd naar de
vacante functie. Zij was in het bezit van de diploma’s junior en senior van de
Haven- en Vervoerschool, met -onder andere- als hoofdvakken haven Engels en
haven Duits.

3.3. Uit de stukken en de verklaringen van de wederpartij ter zitting is
naar voren gekomen dat de selectieprocedure als volgt verlopen is.

Naast verzoekster waren er nog acht andere, externe, kandidaten voor de
functie, waaronder een vrouw. De sous-chef van de desbetreffende afdeling
heeft, zoals te doen gebruikelijk, de voorselectie gemaakt aan de hand van de
sollicitatiebrieven. Een overzicht van de scores van de sollicitanten aan de
hand van de functie-eisen is daarbij niet opgesteld. Met twee mannelijke
kandidaten is vervolgens een eerste gesprek gevoerd. Beiden kwamen goed over
en hadden goede referenties. Zij zijn voorgedragen bij de directie en
vervolgens aangenomen. Beiden kregen een contract voor een half jaar.

Verzoekster is afgewezen voor de functie. Zij heeft gesteld – en ter
zitting is dit door de wederpartij erkend- dat de sous- chef haar heeft
verteld dat zij is afgewezen omdat zij een vrouw is. Partijen verklaarden dat
deze, inmiddels gepensioneerde, sous-chef van mening was dat de vacante
functie niet door een vrouw vervuld kon worden.

In een later stadium, dus nadat de sous-chef verzoekster had verteld dat
zij om reden van haar geslacht was afgewezen, deelde de wederpartij
verzoekster mee dat zij was afgewezen omdat de wederpartij haar niet geschikt
achtte voor de functie. Deze ongeschiktheid heeft de wederpartij als volgt
gemotiveerd.

De leerling rapporteur/telexist op de afdeling scheepsinformatiedienst
onderhoudt intensieve contacten met externe relaties. Deze dienen telefonisch
behoorlijk te worden benaderd. Daarvoor is het bezit van goede contactuele
eigenschappen een vereiste. Tevens is collegialiteit vereist ten overstaan van
de andere drie medewerkers van het team waarin men werkt. Volgens de
wederpartij schiet verzoekster op deze punten tekort (zie 3.8.).

3.4. Verzoekster was het niet eens met de afwijzing voor de functie en
heeft haar vakbond ingeschakeld. Een bestuurder van de vakbond heeft eind
januari 1990 met de directie gesproken over de afwijzing van verzoekster.
Volgens een schriftelijke verklaring van de vakbondsbestuurder heeft de
directie in dit gesprek aangegeven dat verzoekster is afgewezen omdat zij een
vrouw is. Men zou liever geen vrouwen hebben op de afdeling vanwege het
contact met jongens uit de haven en de aparte sfeer. Bovendien ging het hier
om een volcontinu-functie. De nachtdiensten worden met drie personen gedraaid.
In het verleden zouden er problemen zijn gerezen toen een vrouw ging
meedraaien; de vrouwen van mannelijke collega’s bleken daar op tegen te zijn.
De wederpartij zou toen hebben besloten geen vrouwen in de functie aan te
stellen.

Beide partijen hebben aangeboden getuigen van dit gesprek te laten
horen.

3.5. In september 1990 is op de afdeling scheepsinformatiedienst de
vacature voor tweede rapporteur opengesteld, eenzelfde functie als waarop
verzoekster had gesolliciteerd. Reden voor deze vacature was het niet voldoen
van een van de mannen die begin 1990 was aangenomen. Verzoekster verkeerde in
de veronderstelling dat zij mee zou dingen naar deze vacature nu haar bezwaar
met betrekking tot de voorgaande vacature nog niet was afgehandeld. Zij is
door de wederpartij echter niet in de sollicitatieprocedure betrokken. Bij de
selectieprocedure waren zowel de hierboven reeds genoemde afdelingschef als de
huidige directeur betrokken. Een vrouwelijke collega van verzoekster is per 1
januari 1990 in deze functie aangenomen.

De standpunten van partijen

3.6. Verzoekster stelt dat de wederpartij zowel bij de werving als bij
de selectie van kandidaten voor de eerste functie van tweede rapporteur heeft
gehandeld in strijd met de wetgeving gelijke behandeling van mannen en
vrouwen. Zij stelt het volgende.

In de eerste plaats levert de advertentie strijd op met de WGB, nu
hierin de vermelding m/v achterwege is gebleven.

Verder heeft de wederpartij gehandeld in strijd met enkele bepalingen
uit de CAO en daarmee tevens in strijd met de WGB. Zo is de wederpartij
kennelijk onmiddellijk extern gaan werven zonder de vacature eerst intern open
te stellen, zoals artikel 25 lid 1 CAO dat voorschrijft. Daarnaast heeft de
wederpartij verzuimd artikel 25a CAO toe te passen, nu verzoekster een
geschikte kandidate was voor de functie.

Tenslotte heeft de wederpartij verzoekster afgewezen voor de functie
omdat zij een vrouw is. Ter ondersteuning van deze stelling verwijst zij naar
de mededeling van de sous-chef terzake en het gesprek tussen de
vakbondsbestuurder en de directie. Dat in de latere vacante functie een vrouw
is aangenomen, weerlegt haar stelling niet. Naar haar mening blijkt hieruit
eerder dat de wederpartij uit het geschil met haar lering heeft getrokken voor
de toekomst. Dit zou anders liggen wanneer de wederpartij gegevens zou kunnen
overleggen over vrouwen die zijn aangenomen in vergelijkbare functies, in de
periode waarin verzoekster solliciteerde naar de functie van tweede
rapporteur.

Dat verzoekster voor de functie is afgewezen omdat zij vrouw is,
verbaast haar overigens niet. Er zijn meer plaatsen in het bedrijf waar alleen
mannen werken, zoals bijvoorbeeld bij de storingsdienst. Wanneer daar een
functie vacant is, wordt aan vrouwen niet eens gevraagd of zij belangstelling
hebben.

Verzoekster stelt dat niet zozeer in geding is haar geschiktheid voor de
functie of haar gelijkwaardigheid aan andere kandidaten, maar wel het feit dat
zij niet is aangenomen omdat zij vrouw is. Dit was de werkelijke reden voor de
wederpartij om haar af te wijzen. Eerst later heeft de wederpartij naar voren
gebracht dat zij niet geschikt zou zijn voor de functie. Overigens bestrijdt
verzoekster dat zij niet geschikt zou zijn voor de functie. Dit is haar nimmer
verteld noch weet zij van een rapportage van haar superieuren aan de directie.
De wederpartij heeft haar nimmer, ook niet bij monde van haar collega’s,
gewezen op mogelijke tekortkomingen op het punt van contactuele eigenschappen
en collegialiteit in haar huidige functie.

Sommige clienten bellen juist op momenten waarop zij er is.

Verzoekster heeft hier nog aan toegevoegd dat onlangs een mannelijke
collega is bevorderd, die na verzoekster in dienst is getreden. Verzoekster
is, zonder opgave van redenen, niet bevorderd. Dit sterkt haar in haar
overtuiging dat zij om reden van haar geslacht wordt gediscrimineerd.

3.7. Het standpunt van de wederpartij luidt als volgt.

Zij is van mening dat het niet vermelden van de aanduiding m/v in de
advertentie op een toevallige vergissing berust. Zij heeft
personeelsadvertenties overgelegd waarin wel een aanduiding m/v is opgenomen.

Verder stelt de wederpartij dat de Commissie geen oordeel uit mag
spreken over de vraag of de wederpartij heeft gehandeld in strijd met
bepalingen van de CAO. Deze taak is voorbehouden aan de rechter. Overigens
stelt zij ten aanzien van de naleving van de CAO-bepalingen het volgende.

Zij heeft niet eerst intern geworven omdat dit, in situaties als de
onderhavige, niet gebruikelijk is. Bij het aantrekken van jonge mensen in de
leerling-fase werft zij steeds extern kandidaten. Verder geschieden interne
mutaties in het personeelsbestand op informele wijze, in overleg met de
afdelingsleiding, betrokkenen en de directie. In het algemeen zijn alle
vacatures bekend bij het personeel. Naar aanleiding van de onderhavige
procedure is de wederpartij er toe overgegaan om, conform de CAO, steeds eerst
intern te werven voor vacatures. Overigens merkt de wederpartij op dat zij
veelal niet tot externe werving over hoeft te gaan omdat zij veel open
sollicitaties ontvangt.

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 25a CAO stelt de wederpartij
dat, wanneer sprake was geweest van gelijkwaardige mannelijke en vrouwelijke
kandidaten, zij toepassing zou hebben gegeven aan genoemd artikel. Deze
situatie deed zich echter niet voor. Verzoekster was niet gelijkwaardig aan de
twee kandidaten waarop de keuze van de wederpartij is gevallen. Het bepaalde
in de WGB brengt niet met zich dat de wederpartij te allen tijde de voorkeur
moet geven aan een vrouw. Dit geldt temeer nu verzoekster ongeschikt werd
geacht en er andere, geschikte kandidaten waren.

3.8. De wederpartij betreurt dat aan verzoekster in eerste instantie is
verteld dat zij is afgewezen omdat zij een vrouw is. De desbetreffende
afdelingschef heeft in dit eenmalige incident de verkeerde bewoordingen
gekozen. Het feit dat verzoekster vrouw is, was niet de werkelijke reden voor
afwijzing. Verzoekster is immers, na zorgvuldige afweging, afgewezen omdat zij
niet geschikt werd geacht voor de functie. De wederpartij heeft daarbij niet
alleen bezien of verzoekster aan de gestelde eisen voldeed, maar ook acht
geslagen op haar persoon en op haar functioneren in haar huidige functie.
Verzoekster schiet op de punten contacten met relaties en collegialiteit in
haar huidige functie tekort. Dit oordeel baseert de wederpartij op informatie
van de directe superieuren van verzoekster over hun ervaringen met haar in
haar huidige functie, in welke zij ook contacten met externe relaties
onderhoudt.

Verzoekster is er door haar chefs herhaaldelijk op gewezen dat haar
optreden niet conform de bij de wederpartij geldende regels was.

De wederpartij heeft verzoekster bij herhaling -en niet pas in een later
stadium, zoals verzoekster stelt- te kennen gegeven dat haar afwijzing hierop
was gebaseerd.

Volgens de wederpartij heeft de vakbond in het gesprek dat in januari
1990 plaatsvond, aangegeven tot het uiterste te zullen gaan in deze zaak. De
wederpartij heeft daarop aangegeven het te betreuren dat de zaak zo scherp
stond. Zij achtte het niet terecht dat de bond de mening van de wederpartij
over de geschiktheid van verzoekster voor de functie klaarblijkelijk niet van
belang achtte.

3.9. De stelling van verzoekster dat zij is afgewezen omdat zij vrouw
is, wordt naar de mening van de wederpartij gelogenstraft door het feit dat
voor de latere vacante functie een vrouw is aangenomen. Dit duidt er op dat de
wederpartij geenszins afwijzend staat tegenover vrouwen wanneer het gaat om
het vervullen van een vacature. Ook bij de storingsdienst kunnen vrouwen
werken. Op dit moment is deze dienst echter voldoende toegerust. Dat een
andere afdeling louter uit mannen bestond, berust volgens de wederpartij op
toeval.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In de onderhavige zaak zijn twee vragen in geding.

– Heeft de wederpartij bij de aanbieding van de betrekking gehandeld in
strijd met artikel 3 WGB?

– Heeft de wederpartij bij de behandeling bij de vervulling van de
openstaande betrekking jegens verzoekster een door artikel 3 WGB verboden
onderscheid naar geslacht gemaakt?

Weliswaar heeft verzoekster ook gevraagd om een oordeel te geven over de
vraag of de wederpartij gehandeld heeft in strijd met artikel 25 en 25a van de
CAO, maar gelet op artikel 14 WGB is de Commissie niet bevoegd te oordelen
buiten het rechtsgebied van de WGB. Wel zou bijvoorbeeld artikel 25a een rol
kunnen spelen als nadere invulling van het in de WGB toegestane
voorkeursbeleid. In het onderhavige geval komt de Commissie hieraan echter
niet toe, omdat verzoekster niet is beschouwd als een gelijkwaardige
kandidaat.

Daarbij zij opgemerkt dat het de Commissie niet duidelijk is kunnen
worden of de wederpartij (uiteindelijk) haar voorkeursbeleid ook had willen
toepassen.

Alvorens op de beantwoording van de in geding zijnde vragen in te gaan,
merkt de Commissie op dat in casu sprake is van een interne sollicitatie van
verzoekster. Ook een interne sollicitatieprocedure is onderworpen aan de
bepalingen van artikel 3 WGB.

4.2. Aan de orde is dan allereerst de vraag of de wederpartij bij de
aanbieding van de betrekking heeft gehandeld in strijd met de WGB.

Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt onder meer het maken van onderscheid op
grond van geslacht bij de aanbieding van een betrekking, tenzij een wettelijke
uitzonderingsgrond van toepassing is. De wederpartij heeft op het bestaan van
een dergelijke uitzonderingsgrond geen beroep gedaan.

In artikel 3 lid 3 WGB is het algemene verbod van lid 1 nader
uitgewerkt. Uit tekst en vormgeving moet blijken dat zowel mannen als vrouwen
in aanmerking komen. In lid 4 van artikel 3 wordt deze eis verder toegespitst
op het gebruik van functiebenamingen. Geeist wordt dat zowel de mannelijke als
de vrouwelijke functiebenaming wordt gebruikt, of dat uitdrukkelijk wordt
vermeld dat zowel vrouwen als mannen in aanmerking komen.

In de onderhavige advertentie is slechts de mannelijke functiebenaming
gebruikt. Een vermelding dat zowel mannen als vrouwen voor de functie in
aanmerking komen, ontbreekt.

Daarmee staat vast dat de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt in strijd met artikel 3 lid 4 en daarmee
tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 WGB.

De stelling van de wederpartij dat het hier om een toevallige vergissing
gaat, doet aan deze vaststelling niet af.

4.3. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de wederpartij in de
selectieprocedure in strijd met de WGB heeft gehandeld.

Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt een werkgever onderscheid te maken tussen
mannen en vrouwen bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande
betrekking.

De Commissie is van oordeel dat de wederpartij ook in deze fase
gehandeld heeft in strijd met artikel 3 lid 1 WGB.

Daarbij heeft zij doorslaggevende betekenis gehecht aan de verklaring
van de wederpartij ter zitting dat de sous-chef met de voorselectie voor de
vacante functie belast was. Nu deze sous-chef -onbetwist- aan verzoekster
heeft meegedeeld dat zij niet door de voorselectie is gekomen omdat zij een
vrouw is, kan de Commissie slechts concluderen dat zij door deze op grond van
haar geslacht is afgewezen. Derhalve is de wederpartij -die zoals gezegd de
voorselectie heeft overgelaten aan de sous-chef- bij de beoordeling van
verzoeksters sollicitatie in feite op dat moment niet toegekomen aan een
beoordeling van haar geschiktheid voor die functie.

Hieruit volgt dat verzoekster is afgewezen op grond van geslacht. De
wederpartij heeft daardoor gehandeld in strijd met de WGB.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat … te Maassluis bij de
aanbieding van de betrekking en bij de behandeling bij de vervulling van de
openstaande betrekking, jegens mevrouw … te Maassluis onderscheid naar
geslacht heeft gemaakt, in strijd met artikel 3 lid 4, lid 3 en lid 1 Wet
gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Rechters

mr. E.F.A. van Buitenen, kamervoorzitter; drs. C.M. Sjerps, secretaris,namens deze, mr. M.J.M.G. van Dorsten, plaatsvervangend secretaris… te Maassluis, advocate: mevrouw mr S.I. Witkamp