Instantie: Voorzitter Ambtenarengerecht Rotterdam, 19 december 1990

Instantie

Voorzitter Ambtenarengerecht Rotterdam

Samenvatting


Technisch opzichter-tekenaar bij gemeente vraagt ouderschapsverlof voor
een dag in de week gedurende een half jaar. Gemeente weigert op grond van
dienstbelang: wegens omvangrijke gemeentelijke bouwwerkzaamheden kan de man nu
noch in de toekomst worden gemist. In spoedprocedure oordeelt Voorzitter dat
het dienstbelang geen afbreuk kan doen aan het recht op ouderschapsverlof,
doch slechts een rol kan spelen bij het feitelijk opnemen. Beslissing bij
voorraad tot wekelijks overleg over de op te nemen dag. Zie ook Voorzitter
Ambtenarengerecht ‘s-Hertogenbosch 15 oktober 1990, Rechtspraak Nemesis 1991
nr 134, en ‘Ouderschapsverlof, een tussenbalans’, elders in dit
nummer.(Nemesis 1991, nr. 5)

Volledige tekst

Feiten

Verzoeker, werkzaam bij de Afdeling Technische Dienst van de gemeente
Hontenisse, heeft bij brief, gedateerd 14 juni 1990 verweerder verzocht om hem
per eind augustus 1990 ouderschapsverlof toe te kennen voor een dag per week
gedurende een periode van zes maanden.

Bij besluit van 27 november 1990 heeft verweerder op dit verzoek
afwijzend beslist. Daarbij is door verweerder overwogen dat het dienstbelang
zich tegen inwilliging van het verzoek verzet.

Verzoeker heeft bijf dit Ambtenarengerecht tegen voormeld besluit beroep
ingesteld. Tevens heeft hij bij brief, ter griffie ingekomen op 12 december
1990, verzocht om een beslissing bij voorraad.

Dit verzoek is op 18 december 1990 ter terechtzitting behandeld, alwaar
verzoeker in persoon is verschenen.

Namens verweerder is verschenen P.K. van Kerckhoven.

Overwegingen

Nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die tot een ander oordeel
zouden moeten leiden, gaat de Voorzitter er voorshands en uitsluitend ten
behoeve van de behandeling van het onderhavige verzoek van uit, dat voor
verzoeker beroep op dit Gerecht open staat.

De Voorzitter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft
bij de door hem gevraagde beslissing bij voorraad, welke, aldus verzoeker, zou
moeten inhouden dat op korte termijn van het ouderschapsverlof gebruik kan
worden gemaakt.

De Voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat verzoeker reeds medio juni
1990 verweerder heeft verzocht om toekenning van ouderschapsverlof per eind
augustus daaropvolgend, alsmede het feit dat het recht op ouderschapsverlof is
neergelegd in een regeling van tijdelijke aard, namelijk tot 1 januari 1991,
en met een experimenteel karakter.

De regeling, aangeduid als de Verordening betreffende een experimentele
regeling over de aanspraak op ouderschapsverlof, is door de Raad der gemeente
Hontenisse vastgesteld in zijn vergadering van 13 december 1989. De regeling
is conform de Model-Verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

De bestreden beslissing stoelt met name op art. 3, derde lid, van de
regeling, waarin het volgende is bepaald:

‘Het ouderschapsverlof wordt toegestaan indien het dienstbelang zich
daartegen niet verzet. In geval van roosterdiensten kan in onderling overleg
worden gekozen voor een aangepaste invulling van de regeling.’

Verweer stelt zich op het standpunt dat in dit geval het dienstbelang
zich thans, doch ook in de toekomst, verzet tegen het toekennen van
ouderschapsverlof aan verzoeker. Zijdens verweerder is daartoe aangevoerd dat
in de gemeente Hontenisse de komende twee jaren een twaalftal omvangrijke
civieltechnische werken moeten worden voorgbereid en uitgevoerd, waarbij
verzoeker in zijn functie van opzichter-tekenaar nauw is betrokken. Gelet op
het feit dat het hier een specialistische functie betreft is, aldus
verweerder, vervanging door daartoe aan te trekken derden dan wel door
collega’s van verzoeker, onmogelijk.

De Voorzitter overweegt dienaangaande als volgt

Ingevolge art. 2 van voormelde regeling bestaat er een recht op
ouderschapsverlof met gedeeltelijk behoud van bezoldiging. Met betrekking tot
art. 3, derde lid, van deze regeling wordt in de toelichting bij de
Model-Verordening opgemerkt dat het principe van het dienstbelang onverlet
laat het feit dat het ouderschapsverlof een individueel recht betekent voor de
ambtenaar.

Met dienstbelang wordt, aldus nog steeds de toelichting, hier bedoeld
dat tussen het bevoegd gezag en de medewerker nadere afspraken kunnen worden
gemaakt over het tijdstip waarop het ouderschapsverlof wordt opgenomen en over
de invulling daarvan.

Het is duidelijk dat het hier om uitzonderingen gaat, zo eindigt de
toelichting op dit artikel.

De Voorzitter gaat er vanuit dat de Gemeenteraad van Hontenisse deze
toelichting impliciet van toepassing heeft geacht op de door hem vastgestelde
regeling.

Immers noch uit het voorstel van verweerder aan de Raad om de
Model-Verordening conform vast te stellen, noch uit de notulen van de
betrokken Raadsvergadering blijkt van enig voorbehoud dan wel een andere
opvatting.

Het vorenstaande in aanmerking nemende is de Voorzitter voorshands van
oordeel dat verweerders uitleg van het begrip dienstbelang in strijd is met de
regeling.

Anders dan verweerder meent kan, althans naar voorlopig oordeel, het
dienstbelang geen afbreuk doen aan het recht op ouderschapsverlof, doch
slechts een rol spelen bij het feitelijk opnemen van toegekend
ouderschapsverlof.

Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat het zeer aannemelijk is te
achten dat te zijner tijd het Gerecht verzoekers beroep gegrond zal achten
onder nietigverklaring van de bestreden beslissing. Gelet hierop en in
aanmerking nemende verzoekers spoedeisend belang, zoals hiervoor omschreven,
is de Voorzitter van oordeel dat het verzoek om een beslissing bij voorraad
dient te worden toegewezen zoals hieronder wordt omschreven.

Daarbij merkt de Voorzitter, zij het wellicht ten overvloede, nog op,
dat hij er vanuit gaat dat verweerder passende maatregelen zal nemen om
verzoeker gedurende de dagen dat hij ouderschapsverlof geniet, te doen
vervangen, zodat dit verlof ook daadwerkelijk inhoud krijgt.

Beslissing

De Voorzitter van het Ambtenarengerecht te Rotterdam,

Gelet op het bepaalde in art. 102 van de Ambtenarenwet 1929,

Beslissende

Wijst het verzoek om een beslissing bij voorraad als volgt toe.

Bepaalt dat verweerder verzoeker ingaande 4 februari 1991 wekelijks een
in onderling overleg te bepalen werkdag ouderschapsverlof toekent gedurende
een periode van zes maanden, dan wel, indien het Ambtenarengerecht binnen die
periode een beslissing in de hoofdzaak doet, totdat die uitspraak is gedaan,
dan wel, indien aan het geschil binnen die periode op andere wijze een einde
komt, tot dat tijdstip.

Rechters

Mr Damsteegt.