Instantie: Rechtbank Amsterdam, 26 september 1990

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Aanvraagster is van haar elfde tot negentiende misbruikt door haar
vader. Mede ter verwerking van haar traumatische ervaringen wil zij van
haar vader een schadevergoeding vorderen van ƒ 50.000,=

Beslissing Rechtenvrouw: bij slachtoffers van incest spelen vaak – ten
onrechte – schuldgevoelens mee. Voor een goede verwerking van de psychische
gevolgen van incest kan het van belang zijn dat een openbaar en officieel
forum – zoals de rechtbank – de vader als de schuldige aanwijst

Incest wordt bewezen geacht en de hoogte van het schadevergoedingsbedrag
wordt vastgesteld op ƒ 15.000,=

Volledige tekst

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ingevolge het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 26 juli 1989 hebben
partijen bij akte gegevens omtrent hun inkomen en vermogen in het geding
gebracht. Dochter S. heeft zich over het door haar vader overgelegde
bewijsstuk nog bij akte uitgelaten

Tenslotte heeft alleen dochter S. andermaal stukken overgelegd ter
verkrijging van vonnis

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Bij voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank partijen in de
gelegenheid gesteld inlichtingen te verstrekken over hun financile
omstandigheden. Uit de over en weer niet bestreden gegevens van partijen
blijkt dat vader G. een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt van ƒ
1.900,10 netto per maand en niet over vermogen beschikt en dat dochter S. als
part-time gezinsverzorgster ƒ 894,33 netto per maand verdient en evenmin over
vermogen beschikt

2. In het tussenvonnis onder 6 is het onrechtmatig handelen van vader G.
jegens dochter S. omschreven

Ter bepaling van het aan dochter S. toekomende smartegeld neemt de
rechtbank enerzijds in aanmerking de ernst, de aard, de duur en de schadelijke
en langdurige gevolgen van dit handelen alsmede de omstandigheid dat vader G.
tegenover zijn dochter zijn onrechtmatige handelingen is blijven ontkennen en
aldus voor haar het verwerkingsproces – naar kan worden aangenomen – in
aanzienlijke mate heeft verzwaard. Anderzijds slaat de rechtbank hierbij
acht op de financile omstandigheden van partijen en op de geringe draagkracht
van vader G. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel
dat vader G. een immateriele schadevergoeding van ƒ 15.000,- aan zijn dochter
zal moeten betalen. De rechtbank zal hierbij bepalen dat vader G. dit
bedrag hetzij ineens, hetzij in termijnen van tenminste ƒ 150,- per maand zal
kunnen voldoen

Als de in het ongelijk te stellen partij zal vader G. in de kosten van
het geding, die van het voorlopig getuigenverhoor daaronder begrepen, worden
verwezen

BESLISSING

De rechtbank veroordeelt vader G. te betalen aan dochter G. een bedrag
van ƒ 15.000,- (VIJFTIENDUIZEND GULDEN), vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 16 maart 1988 tot aan de voldoening, te voldoen hetzij ineens, hetzij in
termijnen van tenminste 150,- per maand;

Verklaard dit vonnis zover uitvoerbaar bij voorraad;

Veroordeelt vader G. in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak
aan de zijde van dochter S. begroot op ƒ 2.427,60 en te voldoen als volgt:

aan dochter S.:

ƒ 200,- als vergoeding voor bij haar gevallen kosten aan vastrecht;

aan de griffier van deze rechtbank:

ƒ 1.550,- aan salaris procureur;

ƒ 600,- aan overig vastrecht;

ƒ 77,60 aan dagvaardingskosten

Rechters

Mrs. U.W. Bentinck, C. von Meyenfeldt en A.H. Kist, leden