Instantie: Hoge Raad der Nederlanden, 8 mei 1990

Instantie

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting


U. is veroordeeld wegens verkrachting van de twaalfjarige B. De
verdachte is met succes in cassatie gegaan. Uit de gebezigde bewijsmiddelen
heeft, volgens de Hoge Raad, het Hof niet kunnen afleiden dat de bewezen
verklaarde vleselijke gemeenschap buiten echt heeft plaatsgevonden

Volledige tekst

1. De bestreden einduitspraak

Het hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de
kinderrechter in de Rechtbank te Arnhem van 16 september 1988 – de verdachte
ter zake van “het in voortgezette handeling medeplegen van verkrachtiging
meermalen gepleegd” veroordeeld tot plaatsing in een tuchtschool voor de tijd
van drie maanden

2. Het cassatieberoep

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens hem heeft mr.
A.M.M. Orie, advocaat te ‘s-Gravenhage, het volgende middel van cassatie
voorgesteld:

1. Het hof heeft het recht geschonden en/of vormen verzuimd, waarvan
niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de art. 242 Sr.
en 338, 350, 358, 359, 415 en 487 Sv geschonden, en wel op grond van het
navolgende

2. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet blijken dat
noch rekwirant, noch F.S., met B.B. waren gehuwd. De bewezenverklaring;
meer in het bijzonder de daarin voorkomende woorden buiten echt, is derhalve
niet naar de eis der wet met redenen omkeed

3. Toelichting:

Uit de beslissing van Uw Raad van 14 januari 1986, NJ 1986, 576 blijkt
dat het bewijs voor de omstandigheid, dat geslachtsgemeenschap buiten echt
heeft plaatsgevonden, soms ontleend kan worden aan terloopse details in de
bewijsmiddelen. Het arrest leert ook dat niet zo maar op de inhoud van het
dossier kan worden teruggegrepen (hoe evident de inhoud daarvan ook zou mogen
zijn) maar dat voldoende aanknopingspunten in de bewijsmiddelen besloten
moeten liggen. Dat betekent ook dat bijvoorbeeld een feitelijk
aanknopingspunt dat in het kader van de straftoemeting gehanteerd is, niet
toereikend kan zijn

3. De conclusie van het OM

(…)

4. Bewezenverklaring en bewijsvoering

4.1 Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard, dat:

“verdachte op 22 juni 1988, in de gemeente E., nu tezamen en in
vereniging met een ander door geweld, een vrouw te weten B.B., heeft gedwongen
met hem, verdachte, en zijn mededader buiten echt vleselijke gemeenschap te
hebben, bestaande dat geweld hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader toen
aldaar opzettelijk die B. hebben vastgegrepen en vastgehouden. “

4.2 Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

A. de omslag met het opschrift gemeentepolitie E., nr. Ed 88/003069, wa
arin zich ondermeer de volgende processen-verbaal bevinden:

1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van C.S.
Groeneveld en H. Rutgers, beiden hoofdagent-rechercheur van gemeentepolitie te
E., gesloten op 27 juni 1988, voorzover inhoudende als op die datum afgelegde
verklaring van B.B. – zakelijk weergegeven -;

Ik verblijf nu ongeveer vijf weken in E. Op 22 juni 1988 ben ik samen
met F.S. naar het dorp gegaan. In het centrum van E., kwam ik E.U. tegen
E. pakte mij bij de arm en trok mij mee naar de spoorlijn in E. Hij
kwam bij een schuurtje. E. maakte mijn bovenbroek los en duwde die naar
beneden. Daarna deed hij ook mijn onderbroek naar beneden. Hierna gooide
hij mij op de grond. Hij trok beide broeken helemaal uit

2. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Groeneveld
voornoemd van 28 juni 1988, voorzover inhoudende als op die datum afgelegde
verklaring van B.B. – zakelijk weergegeven -;

E. nam mij mee, zoals ik gisteren al verklaard heb. F. kwam er
achteraan. In het schuurtje heeft E. inderdaad mijn broek en onderbroek
uitgetrokken en heeft daarna tegen mijn zin met mij geneukt. Toen hij mij
neukte hield F. mij vast. Hierna neukte F. mij en hield E. mij vast.
Toen de jongens mij neukten heb ik gehuild en verteld dat ik niet wilde.
Zij konden toch met mij neuken omdat ze mij stevig vast hebben gehouden en ik
niet weg kon komen

B. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof
op 20 februari 1989, voorzover inhoudende – zakelijk weergegeven -;
ë
Op 22 juni 1988 zijn F.S. en B.B. en ik naar een schuurtje langs de
spoorlijn in de gemeente E. gegaan. F. en ik hadden afgesproken dat wij met
B. zouden gaan neuken. In het schuurtje heb ik boven- en onderbroek van B.
uitgedaan

Daarna hebben F. en ik met B. geneukt. Ik ben klaargekomen. F. en
ik hebben B. vastgegrepen en vastgehouden. Ik kan mij voorstellen dat B.
onze handelingen als gewelddadig heeft beschouwd, want het is wel hardhandig
gegaan

5. Beoordeling van het middel

Uit de hiervoren onder 4.2 weergegeven inhoud van de gebezigde
bewijsmiddelen heeft het hof niet kunnen afleiden dat de bewezen verklaarde
vleselijke gemeenschap buiten echt heeft plaatsgevonden. Voor zover het hof
ook dit laatste heeft bewezen verklaard, is de bewezenverklaring derhalve niet
naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is dus gegrond

6. Slotsom

Uit het vorenoverwogene volgt, dat het bestreden arrest niet in sta
nd kan blijven en verwijzing moet volgen

7. Beslissing

De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en verwijst de zaak naar
het Hof te ‘s-Hertogenbosch ten einde op het bestaande hoger beroep opnieuw te
worden berecht en afgedaan

Rechters

Mrs. Van der Blink, Jeukens, Bleichrodt; advocaat-Generaal Meijers