Instantie: Hoge Raad, 2 februari 1990

Instantie

Hoge Raad

Samenvatting


Aanvankelijk hadden de ouders na de echtscheiding gezamenlijk de
ouderlijke macht. Ondanks de beschuldiging door de moeder dat de vader
incest pleegt met hun dochter, krijgt de vader de voogdij

Volledige tekst

1. Het geding in feitelijke instanties

Bij vonnis van 13 oktober 1987 heeft de Rechtbank te ‘s- Gravenhage
echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Bij beschikking van 4 december
1987 heeft die rechtbank verstaan dat ondanks de echtscheiding partijen
gezamenlijk de ouderlijke macht zullen blijven uitoefenen over hun
minderjarige dochter L

Met een op 12 april 1989 gedateerd verzoekschrift “ex artikel 246, lid
2, B.W.” heeft verzoekster tot cassatie – verder te noemen de moeder – zich
gewend tot de Kinderrechter in de Rechtbank te Haarlem met verzoek: primair:
te bepalen dat L. bij de moeder woonachtig blijft, zolang niet zal zijn
beslist op een door de moeder bij de Rechtbank te ‘s-Gravenhage in te dienen
voogdijverzoek;

subsidiair: een zodanige andere beslissing te nemen als de Kinderrechter
in het belang van L. wenselijk voorkomt

Nadat verweerder in cassatie – verder te noemen de vader – zijnerzijds
met een op 13 april 1989 gedateerd verzoekschrift voornoemde Kinderrechter
verzocht had te bepalen primair, dat L. bij de vader zal verblijven tot
eventueel in andere zin is beslist, subsidiair een zodanige voorziening te
geven als de Kinderrechter vermeent te behoren, heeft de Kinderrechter, na
verhoor van partijen ter terechtzitting van 19 april 1989, bij beschikking van
24 april 1989 bepaald dat de ouderlijke macht over L., totdat een bevoegde
rechter nader zal hebben beslist, wordt uitgeoefend uitsluitend door de vader
en voor zoveel nodig de afgifte van de minderjarige aan de vader bevolen met
afwijzing van het meer of anders verzochte

De beschikking van de Kinderrechter is aan deze beschikking gehecht

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de Kinderrechter heeft de moeder beroep in
cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en
maakt daarvan deel uit

De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen

De conclusie van de Advocaat-Generaal Biegman-Hartogh strekt tot
verwerping van het beroep

3. Beoordeling van de middelen

3.1 De Kinderrechter heeft vastgesteld dat dokter Koers als
vertrouwensarts is ingeschakeld. De klacht van onderdeel I.1, dat de
Kinderrechter heeft verzuimd aan te geven op grond waarvan hij de bevindingen
van dokter Koers dragend heeft geacht voor zijn beslissing, mist derhalve
feitelijke grondslag. De stelling van het onderdeel, dat de Kinderrechter
die bevindingen doorslaggevend heeft geacht, mist feitelijke grondslag zoals
uiteengezet in de conclusie van het Openbaar Ministerie onder 3.2

3.2 Onderdeel I.2 mist eveneens feitelijke grondslag. De
kinderrechter heeft kennelijk niet aangenomen dat dokter Koers partijdig was
Uit de in het onderdeel weergegeven passage van de bestreden beschikking
blijkt niet van het tegendeel

3.3 De onderdelen I.3 en I.4 gaan uit van motiveringseisen die niet
kunnen worden gesteld aan een beschikking als de onderhavige. De
Kinderrechter was niet gehouden nader te motiveren waarom hij zich mede liet
leiden door het oordeel van dokter Koers

3.4 De in onderdeel I.5 aangehaalde bevinding van dokter Koers maakt de
beslissing van de Kinderrechter niet onbegrijpelijk, gezien de keuze waarvoor
deze zich gesteld zag, gelijk uiteengezet in de conclusie van het Openbaar
Ministerie onder 3.5. De beschikking behoefde ook wat dit betreft geen
nadere motivering

3.5 Onderdeel I.6 miskent dat het aan het beleid van de rechter die over
de feiten oordeelt is overgelaten al dan niet een deskundigenonderzoek te
gelasten. Ook voor het overige faalt het onderdeel. De Kinderrechter was
kennelijk en niet onbegrijpelijk van oordeel dat de feiten en gegevens waarop
hij zijn beslissing heeft gebaseerd genoegzaam vaststonden en een nader
onderzoek voor deze beslissing niet nodig was. Dat oordeel, dat niet blijkt
geeft van een onjuiste rechtsopvatting, is zozeer verweven met waarderingen
van feitelijke aard dat het in cassatie niet verder op zijn juistheid kan
worden getoetst. Het behoefde ook geen nadere motivering

3.6 Middel I kan derhalve niet tot cassatie leiden

3.7 Middel II is eveneens vruchteloos voorgesteld

Door naar aanleiding van het geschil over de verblijfplaats van het kind
te bepalen dat de ouderlijke macht uitsluitend door de vader zal worden
uitgeoefend totdat een bevoegde rechter nader zal hebben beslist, is de
Kinderrechter niet de vrijheid te buiten gegaan welke art. 1:246 lid 2, tweede
zin, BW hem verleent, mede blijkens de parlementaire geschiedenis van die
bepaling (Bijl.Hand. II 1979-1980, 16247, nr. 3, pag. 6). Die beslissing
behoefde dan geen nadere motivering

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep

Beschikking gegeven door de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank
te Haarlem

Ter terechtzitting van 19 april 1989 heeft een verhoor plaatsgevonden

Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt waarvan de inhoud als hier
ingelast dient te worden gemaakt

De vaststaande feiten

De kinderrechter neemt als enerzijds gesteld, anderzijds erkend danwel
niet of onvoldoende weersproken het volgende als ten processe vaststaand aan

a) het huwelijk van verzoekers is ontbonden door de inschrijving in de
registers van de burgerlijke stand op 18 november 1987 van het vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage dd. 13 oktober 1987;

b) uit het huwelijk van verzoekers is geboren de minderjarige L.,
geboren te ‘s-Gravenhage op 14 november 1979;

c) bij beschikking van de arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage dd.
4 december 1987 is verstaan dat verzoekers gezamenlijk de ouderlijke macht
zullen blijven uitoefenen

Overwegingen:

Verzoekers hebben zich beiden gewend tot de Kinderrechter te Haarlem
teneinde een geschil tussen hen te beslechten als ouders die de ouderlijke
macht uitoefenen over hun minderjarig kind L., geboren te ‘s-Gravenhage op 14
november 1979. Hun verzoek berust op het gestelde in artikel 246 lid 2 Boek
1 BW

De moeder is woonachtig in het arrondissement Haarlem en de vader in het
arrondissement ‘s-Gravenhage

L. heeft tot de onderhavige geschillen ontstonden hoofdzakelijk bij haar
moeder gewoond. Daarom acht de Kinderrechter te Haarlem zich bevoegd van de
ingediende verzoeken kennis te nemen. Gebleken is dat de ouders reeds
geruime tijd geleden gescheiden zijn. Op gemeenschappelijk verzoek is de
ouderlijke macht van hen blijven voortduren. L.woonde door de week bij haar
moeder. In het weekend verbleef zij bij haar vader. Nadat de moeder
verdenking had opgevat dat de vader zich schuldig had gemaakt aan incest, is
de vertrouwensarts, de heer Koers, ingeschakeld. L.is toen tijdelijk
ondergebracht bij een zuster van de moeder. De moeder is emotioneel in een
crisis terechtgekomen. Zij heeft vervolgens verdenking opgevat dat ook in
het gezin van haar zuster L. seksueel was benaderd. Zij heeft L. toen weer
bij haar genomen ter verzorging. Op advies van dokter Koers heeft de vader
tegen de zin van de moeder het kind bij zich genomen. Hij zorgt thans voor
L. in samenwerking met de zuster van de moeder. L. bezocht en bezoekt ook
nu nog de montessorischool te Haarlem. De moeder heeft een verzoek tot
voogdijvoorziening bij de Haagse rechtbank ingediend. Aangenomen mag worden
dat ook de vader bij dezelfde rechtbank de voogdij zal claimen. In
afwachting van de beslissingen over de voogdij moet thans voorlopig beslist
worden over de verblijfplaats van L. De moeder beroept zich erop dat zij in
het verleden steeds voor L. heeft gezorgd en dat een verblijf van L. bij haar
vader en haar zusje erg onveilig is in verband met de incestverdenking. De
vader acht het niet verantwoord L. bij de moeder te laten, omdat de moeder
thans zozeer door haar eigen psychische problemen in beslag wordt genomen, dat
zij niet in staat is op dit moment de verantwoordelijkheid voor de verzorging
en opvoeding van L. te dragen. Dezerzijds is contact gezocht met de
vertrouwensarts, dokter Koers

Zijn bevindingen kunnen als volgt worden samengevat

a. De ontwikkeling van L. is zorgelijk. Zij maakt een gedeprimeerde
indruk omdat zij zich veel te veel verantwoordelijk voelt voor het welzijn van
de ouders. Erg belangrijk is dat zij weer gewoon kind kan zijn zonder de
problemen van de ouders te torsen

b. Het is mogelijk dat er grensoverschrijdingen zijn geweest op seksueel
gebied. Het kind geeft daar aanwijzigingen voor. Dokter Koers is geneigd
de vader voorshands het voordeel van de twijfel te gunnen, maar hij heeft van
hem wel ‘de gele kaart’

c. De moeder is op dit moment beslist niet in staat de
verantwoordelijkheid voor L. te dragen. Zij is veel te labiel met
psychotische momenten. Zij zou zeker psychiatrische hulp moeten hebben op
dit moment. L. zou door een verblijfplaats bij de moeder op dit moment veel
te zwaar worden belast

d. Omgang tussen L. en haar moeder is niet gecontraindiceerd om L.
gerust te stellen dat haar moeder zich kan handhaven, doch slechts in de vorm
van kort dagbezoek, mits de moeder in staat is L. buiten haar problemen te
houden

Gezien de bevindingen van dokter Koers en op grond van hetgeen de ouders
bij het verhoor hebben aangevoerd, behoort het verzoek van de vader te worden
toegewezen en het verzoek van de moeder te worden afgewezen

Beslissingen

De Kinderrechter in het arrondissement Haarlem:

Bepaalt dat de ouderlijke macht over L., geboren op 14 november 1979 te
‘s-Gravenhage, totdat een bevoegde rechter nader zal hebben beslist, wordt
uitgeoefend uitsluitend door de vader L.

Beveelt voor zoveel nodig de afgifte van de minderjarige aan de vader

Wijst af het meer of anders verzochte

Rechters

Voorzitter De Groot en de raadsheren Hermans en Haak