Instantie: Rechtbank Dordrecht, 3 januari 1990

Instantie

Rechtbank Dordrecht

Samenvatting


Eiseres vordert ƒ 30.000 (dertigduizend gulden) van haar vader
omdat hij ontucht met haar heeft gepleegd. De vader is hiervoor door de
rechtbank veroordeeld

Gedaagde stelt dat eiseres geen beroep kan doen, althans voorbarig een
beroep heeft gedaan, op artikel 1407 lid 3 BW, omdat nog niet onherroepelijk
vaststaat dat gedaagde bedoeld misdrijf heeft gepleegd

De rechtbank volgt de redenering van gedaagde en houdt daarom de zaak
voor onbepaalde tijd aan

Volledige tekst

Het procesverloop

Eiseres vordert bij met de dagvaarding overeenstemmende conclusie van
eis gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 30.000,– met
rente en kosten

Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord de vordering bestreden en
geconcludeerd tot afwijzing

Vervolgens heeft eiseres gerepliceerd

Gedaagde heeft hierop een akte ter rolle genomen, als bedoeld in artikel
134, tweede lid, van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering, waarop
eiseres bij akte heeft gereageerd

De rolrechter heeft het verzet ongegrond verklaard

Gedaagde heeft gedupliceerd

Tevens heeft gedaagde bij akte van depot een drietal fotoboeken ter
griffie gedeponeerd

Tenslotte hebben partijen de stukken, waaronder diverse produkties,
overgelegd en de rechtbank gevraagd vonnis te wijzen. De enkelvoudige kamer
van deze rechtbank heeft de zaak daartoe verwezen naar de meervoudige kamer

Omschrijving van het geschil

1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan
wel of niet onvoldoende weersproken het navolgende vast: Eiseres is de thans
meerderjarige dochter van gedaagde. Gedaagde heeft zijn dochter, toen nog
minderjarig was, in de periode van 1973 tot en met 1977 meermalen aan borsten
en vagina betast

Bij strafvonnis van deze rechtbank d.d. 7 juli 1988 is gedaagde
veroordeeld wegens het plegen van ontucht met zijn minderjarige kind, zijnde
eiseres, meermalen gepleegd

Tegen dit strafvonnis is hoger beroep ingesteld

2. Eiseres stelt dat haar psychische en lichamelijke integriteit ernstig
is geschonden, doordat gedaagde regelmatig in de periode van 1973 tot en met
1977, van haar elfde tot en met vijftiende jaar, ontuchtige handelingen met
haar heeft gepleegd. Zij stelt dat gedaagde jegens haar een onrechtmatige
daad heeft gepleegd, en dat de grote geestelijke schade, die zij heeft geleden
en nog lijdt, een rechtstreeks gevolg is van deze onrechtmatige daad

Eiseres baseert haar vordering op artikel 1407 lid 3 van het Burgerlijk
Wetboek en stelt de door haar geleden en nog te lijden immateriele schade op
een bedrag van ƒ 30.000,– gezien de ernst van het psychische leed, het
gederfde levensgenot alsmede het te verwachten leed

3. Gedaagde betwist dat de door eiseres gestelde schade een rechtstreeks
gevolg is van de onrechtmatige daad

Voorts stelt hij dat eiseres geen beroep kan doen, althans voorbarig een
beroep heeft gedaan, op artikel 1407 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, omdat
nog niet onherroepelijk vaststaat dat hij bedoeld misdrijf heeft gepleegd

Tenslotte betwist hij dat eiseres schade heeft geleden, althans in
omvang als door eiseres gesteld

Beoordeling van het geschil

4. Voor het vorderen van smartegeld op grond van artikel 1407 lid 3 van
het Burgerlijk Wetboek is vereist dat deze schade is ontstaan uit een
misdrijf tegen de persoon

Hoewel gedaagde door deze rechtbank is veroordeeld wegens het plegen van
ontucht met eiseres is er nog geen onherroepelijke uitspraak voorhanden,
zodat er nog geen dwingend bewijs is dat gedaagde een misdrijf heeft gepleegd
jegens eiseres

De zaak zal voor onbepaalde tijd worden aangehouden totdat er in de
strafzaak tegen gedaagde onherroepelijk is beslist. Het is de rechtbank
ambtshalve bekend dat het Hof te ‘s-Gravenhage inmiddels arrest heeft gewezen
en dat er cassatieberoep is ingesteld

De rechtbank gaat er van uit dat de meest gerede partij te gelegener
tijd zal verzoeken dat de zaak weer op de rol wordt geplaatst teneinde bij
akte de nodige gegevens aan de rechtbank te verstrekken

Beslissing De rechtbank, alvorens verder te beslissen, houdt de
behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aan

Rechters

Mrs. J.H. Geertsema, vice-president, R.S. Croll en M.M.Moolenburg-Pelser, rechters