Instantie: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 4 december 1989

Instantie

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

Samenvatting


In art. 13 van de WWV kwam de bepaling voor dat een vrouwelijke
werknemer geen recht had op uitkering krachtens die wet, tenzij zij als
kostwinster kon worden aangemerkt. Dit gold alleen voor een vrouw, niet
voor de man. Dit vereiste was duidelijk in strijd met de EG Richtlijn
nr.79/7 van 19 december 1978. De termijn voor verandering was verstreken op
23 december 1984. Er kwam een wet die met terugwerkende kracht het
kostwinnersvereiste afschafte alleen voor de vrouwen die na genoemde datum in
1984 werkloos waren geworden dus niet voor werkneemsters die al eerder
werkloos geworden waren. De FNV trad op voor deze laatste groep.
Vastgesteld wordt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens vaste
rechtspraak van het Hof kunnen particulieren als de bepalingen van een
Richtlijn naar inhoud onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn, zich op
die bepalingen beroepen tegenover elk nationaal voorschrift dat niet met de
Richtlijn in overeenstemming is

Volledige tekst

Rechters

Mackenzie Stuart, Galmot, Kakouris, O’Higgins, Schockweiler,kamerpresidenten, Bosco, Koopmans, Due, Everling, Bahlmann, Joliet, Moitinhode Almeida, Rodriguez Iglesias, rechters