Instantie: Hoge Raad der Nederlanden, 10 november 1989

Instantie

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting


De biologische vader verzoekt om een omgangsregeling met zijn kind

De rechtbank heeft de vader ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Hiertegen is de vader in beroep gegaan en het Hof heeft het vonnis van de
rechtbank bevestigd

De Hoge Raad komt, naar aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof
voor de Rechten van de mens d.d. 21 juni 1988 (NJ 1988, 746), terug op haar
uitspraken van 22 februari 1985; 10 mei 1985; 15 juli 1985 en 16 mei 1986
Het enkel feit dat de vader het kind heeft verwekt is niet voldoende om
aan te nemen dat tussen hem en het kind een als “vie familiale/family life” in
de zin van art. 8 EVRM aan te merken betrekking bestaat. Gekeken moet
worden naar de aard van de relatie tussen de vader en de moeder, waaruit het
kind is geboren. Het enkele biologisch vaderschap is niet voldoende voor
het bestaan van gezinsleven. Daarom zijn er bijkomende omstandigheden
vereist

Volledige tekst

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 19 augustus 1988 gedateerd verzoekschrift heeft verweerder in
cassatie, verder te noemen de vader, zich gewend tot de Kinderrechter in de
Arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage met het verzoek een omgangsregeling
vast te stellen tussen hem en de minderjarige E. geboren op 20 november 1982
te Leidschendam, gedurende een middag in de week van 13.00 tot 18.00 uur

Nadat verzoekster tot cassatie, verder te noemen de moeder, tegen het
verzoek verweer had gevoerd, heeft de Kinderrechter na verhoor van partijen
op 21 september 1988 bij beschikking van 25 oktober 1988 de vader
ontvankelijk verklaard in diens verzoek, de Raad voor de Kinderbescherming
opdracht gegeven tot onderzoek en advisering en voorts de behandeling van de
zaak aangehouden tot de zitting van 15 februari 1989

Tegen de beslissing van de Kinderrechter heeft de vader hoger beroep
ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage

Bij beschikking van 24 februari 1989 heeft het Hof, na verhoor van
partijen op 1 februari 1989, de beschikking van 25 oktober 1988 van de
Kinderrechter voor zover het hoger beroep daartegen is gericht, bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het Hof heeft de moeder beroep in cassatie
ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt
daarvan deel uit. De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen

De conclusie van de Advocaat-Generaal Ten Kate strekt tot verwerping van
het beroep in cassatie

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan. De vader is de
biologische vader van het kind, dat op 20 november 1982 is geboren. De vader
en de moeder zijn nimmer gehuwd geweest, noch hebben zij samengewoond. Wel
hebben zij voor de geboorte van het kind een relatie gehad, over aard en duur
waarvan vooralsnog niets is vastgesteld

Gedurende het eerste levensjaar van het kind zijn er tussen vader en
kind geen contacten geweest. Na dat jaar is dit wel het geval geweest, maar
partijen verschillen van mening over intensiteit en frequentie van die
contacten

Na 1 januari 1988 heeft de vader geen contact met het kind meer gehad.
Het kind is op 9 september 1988 erkend door M., met wie de moeder vervolgens
op 7 oktober 1988 in het huwelijk is getreden

De moeder heeft bezwaar tegen vaststelling van een omgangsregeling. De
Kinderrechter heeft de vader in zijn verzoek ontvankelijk geoordeeld, welke
beslissing door het Hof is bekrachtigd. Het gaat in cassatie uitsluitend om
de vraag of de vader terecht ontvankelijk is verklaard

3.2 Voorop moet worden gesteld dat in HR 22 februari 1985, NJ 1986, 3,
10 mei 1985, NJ 1986, 5, 15 juli 1985, NJ 1986, 6, en 16 mei 1986, NJ 1986,
627, als regel is aanvaard enerzijds dat een verzoek als het onderhavige
slechts ontvankelijk is wanneer tussen vader en kind “vie familiale/family
life” bestaat in de zin van art. 8 EVRM, en anderzijds dat aan deze eis reeds
is voldaan als de betrekking tussen vader en kind berust op biologisch
ouderschap. Het Hof heeft deze regels gevolgd. Het middel stelt de vraag
aan de orde of deze rechtspraak heroverweging verdient in het licht van de
uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 21 juni 1988,
NJ 1988,746

In die uitspraak heeft het Europese Hof, voor zover hier van belang,
geoordeeld (a) dat tussen een uit een wettig huwelijk geboren kind en zijn
ouders door het enkele feit van zijn geboorte (en vanaf die geboorte) een als
“vie familiale/family life” aan te merken band bestaat, en (b) dat die band
door latere gebeurtenissen kan worden verbroken

3.3 Deze uitspraak van het Europese Hof noopt inderdaad tot
heroverweging van de onder 3.2 vermelde rechtspraak, nu deze berust op
rechtstreekse toepasselijkheid van art. 8 EVRM. In het bijzonder is
herziening nodig van de door de Hoge Raad toen aanvaarde regel dat tussen de
biologische vader en zijn kind steeds – en derhalve door de enkele geboorte –
een als “vie familiale/family life” aan te merken betrekking bestaat

Deze regel is in de eerste plaats overenigbaar met het hiervoor onder
(a) weergegeven oordeel van het Europese Hof, waarin besloten ligt dat het
voor de vraag of de enkele geboorte van het kind reeds een als “vie
familiale/family life” aan te merken betrekking tussen het kind en zijn vader
in het leven roept, aankomt op de aard van de relatie tussen de vader en de
moeder, waaruit het kind is geboren. In het geval waarop de uitspraak van
het Europese Hof betrekking had was dat een wettig huwelijk. Aangenomen mag
worden dat hetzelfde geldt in geval van een relatie tussen de vader en de
moeder welke in voldoende mate met die van een huwelijk op een lijn valt te
stellen om haar te kwalificeren als “vie familiale/family life”. In het
licht van die uitspraak is er voorts geen reden om uit te sluiten dat ook uit
na de geboorte van het kind ontstane omstandigheden kan voortvloeien dat
tussen de vader en het kind zich een zo nauwe persoonlijke betrekking vormt
dat deze als “vie familiale/family life” moet worden beschouwd. Maar ook in
dat geval zijn daartoe bijkomende omstandigheden vereist en derhalve meer dan
het enkele biologisch vaderschap

De voormelde, door de Hoge Raad geformuleerde regel is voorts evenmin
verenigbaar met het hiervoor onder (b) bedoelde oordeel van het Europese Hof,
waarin besloten ligt dat een als “vie familiale/family life” aan te merken
betrekking tussen de biologische vader en zijn kind door latere
gebeurtenissen dit karakter kan verliezen

3.4 Ten aanzien van de behandeling van een verzoek van de biologische
vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en zijn kind
leidt het vorenoverwogene tot het volgende

Voor de ontvankelijkheid van het verzoek is vereist dat de verzoeker
behalve het biologisch vaderschap ook bijkomende omstandigheden als
vorenvermeld stelt waaruit voortvloeit dat er tussen hem en het kind een band
bestaat die kan worden aangemerkt als “vie familiale/family life” in de zin
van art. 8 EVRM, zodat voor een onderzoek naar de eventuele
gerechtvaardigdheid van een omgangsregeling plaats is

Indien de moeder zich tegen het verzoek verweert en daarbij aanvoert dat
een band als voormeld tussen vader en kind ontbreekt, is het aan het beleid
van de rechter overgelaten of hij de in dit verband over en weer gestelde
feiten met het oog op de toewijsbaarheid van het verzoek terstond wil
onderzoeken alvorens over te gaan tot de beoordeling van de
gerechtvaardigdheid van de vaststelling van een omgangsregeling, dan wel dat
onderzoek wil verrichten in het kader van het onderzoek dat voor
laatstgenoemde beoordeling nodig is

3.5 Uit het vorenoverwogene volgt dat het middel doel treft. Het enkele
feit dat de vader het kind heeft verwekt is niet voldoende om aan te nemen
dat tussen hem en het kind een als “vie familiale/family life” in de zin van
art. 8 EVRM aan te merken betrekking bestaat. Na verwijzing zal, nadat
partijen de gelegenheid is geboden hun stellingen voor zover nodig aan te
passen, alsnog moeten worden onderzocht of uit het door de vader gestelde
volgt dat tussen hem en het kind een als “vie familiale/family life” aan te
merken betrekking bestaat. Tevens zal dan aan de orde kunnen komen de door
de moeder in appel subsidiair aangevoerde stelling dat door latere
gebeurtenissen een dergelijke betrekking tussen de vader en het kind is
opgehouden te bestaan

4. Beslissing

De Hoge Raad: vernietigt de beschikking van het Gerechtshof te
‘s-Gravenhage van 24 februari 1989; verwijst de zaak naar het Gerechtshof te
Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing

Rechters

Vice-president Snijders als voorzitter en de raadsheren Bloemenbergen,Haak, Roelvink en Davids