Instantie: Kantonrechter Sittard, 1 september 1989

Instantie

Kantonrechter Sittard

Samenvatting


Eiseres vordert, als deeltijdwerkster voor 12 uur per week,
vakantietoeslag van haar werkgeefster. Haar eis wordt afgewezen omdat de
Wet Minimum Loon en Minimum Vakantietoeslag niet geldt voor haar in deze
situatie omdat zij minder dan een derde van de normale arbeidsduur werkte
aldus art. 2 lid 3 sub b. De bepaling is, volgens de Kantonrechter, niet
strijdig met anti-discriminatie beginselen, omdat de wet geen onderscheid
maakt tussen mannelijke en vrouwelijke beroepskrachten

Volledige tekst

Overwegende ten aanzien van de feiten:

Eiseres heeft gedaagde doen oproepen, teneinde bij vonnis, voor zoveel
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te horen veroordelen:

a om tegen kwijting aan eiseres te betalen, een bedrag van ƒ 470,48
bruto wegens vakantiegeld over de periode 1 juni 1986 tot en met 31 mei 1987
en ƒ 468,24 netto over de periode 1 juni 1987 tot en met 31 augustus 1988,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 1988 tot de dag der
algehele voldoening

b. om tegen kwijting aan eiseres te betalen de maximale wettelijke
verhoging over het bedrag sub a

c. in de kosten van deze procedure, alles op de gronden zoals breder in
gemeld verzoekschrift omschreven

Eiseres heeft ten eerstdienende dage geconcludeerd voor eis conform de
inhoud van het verzoekschrift

Gedaagde heeft ter terechtzitting van 17 februari 1989 een conclusie van
antwoord overgelegd

Eiseres heeft ter terechtzitting van 12 mei 1989 een conclusie van
repliek tevens akte tot vermindering van eis overgelegd

Gedaagde heeft ter terechtzitting van 30 juni 1989 een conclusie van
dupliek overgelegd, waarna Wij de uitspraak van het vonnis hebben bepaald op
heden

Overwegende ten aanzien het recht:

1. Partijen zijn het er over eens, dat eiseres van 9 september 1985 tot
1 september 1988 in het bedrijf van gedaagde werkzaam was als schoonmaakster,
tegen het bruto minimumloon van ƒ 11,47. Zij zijn het er ook over eens, dat
zij niet meer dan 12 uur per week werkte

De vraag is of eiseres boven op het genoemde loon vakantiebijslag
claimen kan, zoals zij stelt en gedaagde ontkent

2. Het gelijk ligt hier bij gedaagde

Eiseres stelt niet, dat zij vergoeding van vakantiebijslag met gedaagde
heeft afgesproken, maar zij stelt, dat zij aanspraak daarop heeft krachtens
de wet. En dat is niet zo

De Wet Minimum Loon en Minimum Vakantiebijslag geldt niet voor haar in
deze situatie, omdat zij minder dan een derde van de normale arbeidsduur
werkte aldus art. 2 lid 3 sub b

Gedaagde stelt, dat dat hier niet geldt omdat schoonmakers zoals zij
gebruikelijk minder werken dan 40 uur. Maar dat is niet relevant, krachtens
de wetttekst geldt de norm van art. 12, waar het feitelijk minimum loon voor
de werknemer bepaald wordt naar evenredigheid van het algemeen minimum loon,
dat in weken of maanden wordt uitgedrukt. Dan is duideijk dat hier minder dan
een derde van het minimum weekloon is verschuldigd, zodat de uitzondering van
art. 2.3. b toepasselijk is

3. Het vorenstaande wordt niet anders, doordat deze wet mogelijk wordt
veranderd, zoals eiseres stelt. Die verandering is immers nog niet
gerealiseerd

De bepaling is ook niet strijdig met anti-discriminatie-beginselen,
zoals eiseres stelt, omdat de wet anders dan zij aanvoert geen onderscheid
maakt tussen mannelijk en vrouwelijke beroepskrachten, terwijl juist in de
schoonmaakwereld parttimewerk gebruikelijk is, zowel voor mannen als voor
vrouwen en derhalve geen onderscheid tussen beide geslachten de basis van de
bewuste wettelijke regeling is

4. De vordering wordt dan ook afgewezen en dat is reden eiseres te
veroordelen in de kosten van gedaagde

RECHTDOENDE:

wijzen de vordering af

Veroordelen eiseres in de kosten welke aan de zijde van gedaagde tot op
dit moment worden begroot op ƒ 180,– voor salaris van de gemachtigde van
gedaagde

Rechters

Mr. J.L.H.M. Adelmeijer; kantonrechter-plaatsvervanger