Instantie: Hoge Raad, 21 februari 1989

Instantie

Hoge Raad

Samenvatting


Het Hof heeft in hoger beroep de inleidende dagvaarding geldig verklaard
en het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaard in zijn vervolging van de
verdachte

Verdachte is veroordeeld wegen seksueel misbruik van patientes tot een
jaar gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en
ontzetting van het recht om het beroep van geneeskundige uit te oefenen voor
de duur van vier jaren

Verdachte heeft subsidiair, voor het geval het Hof het verzoek tot
herhaalde oproeping van de getuigen zou afwijzen, verwijzing naar de
Rechter-Commissaris verzocht, ten einde de getuigen door deze te doen horen in
zijn kabinet, al dan niet in tegenwoordigheid van de verdachten en/of de
raadsman opdat zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het zwaarwegende belang
van de verdachte dat hij in de gelegenheid wordt gesteld het voorgebrachte
bewijsmateriaal te (doen) controleren door middel van door of namens hem aan
de getuigen te stellen vragen

Uit het proces-verbaal ter terechtzitting blijkt niet dat het Hof op dit
verzoek heeft beslist zodat het ervoor moet worden gehouden dat zulks niet is
geschied. Voor zover het hierover klaagt is het middel terecht voorgesteld
en kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven

Conclusie A-G Fokkens ook aanwezig

Volledige tekst

Rechters

Vice-president Bronkhorst als voorzitter, de vice-president Van denBlink, en de raadsheren Beekhuis, Keijzer en Bleichrodt