Instantie: Nationale ombudsman, 21 december 1988

Instantie

Nationale ombudsman

Samenvatting


Verzoekster klaagt erover dat de gemeente-politie te Vlaardingen geen
middelen ter beschikking stelt om tijdens haar verblijf op het politiebureau
in april 1988 in het kader van voorlopige hechtenis, moedermelk af te kolven
waarmee zij haar kind voedt en om zich in verband daarmee behoorlijk te wassen
en te verschonen

Verzoekster is bezocht door een arts; zij is naar het ziekenhuis
gebracht waar zij is afgekolfd. Zij is steeds in de gelegenheid geweest
zich te verzorgen, ze heeft er niet iedere keer gebruik van gemaakt

De door de burgemeester gegeven lezing van de feiten komt het meest
aannemelijk voor. De gedraging van de gemeente-politie Vlaardingen is
behoorlijk geweest

Volledige tekst

KLACHT

Op 22 april 1988 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van
mevrouw R. te Spijkenisse, ingediend door Mr. B. te Wijk bij Duurstede, met
een klacht over een gedraging van de gemeentepolitie te Vlaardingen

Gelet op het verzoek is naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als
een gedraging van de burgemeester van Vlaardingen, een onderzoek ingesteld

Op grond van de verstrekte gegevens is de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoekster klaagt erover dat de gemeentepolitie te Vlaardingen geen
middelen ter beschikking stelt om, tijdens haar verblijf op het politiebureau
in april 1988 in het kader van voorlopige hechtenis, moedermelk af te kolven
waarmee zij haar kind voedt en om zich in verband daarmee behoorlijk te
wassen en te verschonen

ONDERZOEK

In het kader van het onderzoek werd de burgemeester van Vlaardingen
verzocht te laten weten wat zijn standpunt over de klacht is. Tevens werd
gevraagd afschriften toe te zenden van de stukken die op de klacht betrekking
hebben. Vervolgens werd betrokkene in de gelegenheid gesteld op de
verstrekte inlichtingen te reageren

Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen gestuurd
aan betrokkenen

Noch de burgemeester, noch verzoekster gaf binnen de gestelde termijn
een reactie

BEVINDINGEN

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

1. Verzoekster is op 15 april 1988 aangehouden en ingesloten in het
bureau van de gemeentepolitie te Vlaardingen en dezelfde dag in verzekering
gesteld. Op 19 april 1988 is zij voorgeleid voor de rechter-commissaris, die
haar bewaring gelastte. Daarna werd zij wederom ingesloten in het
politiebureau te Vlaardingen

2. Door verzoekster werd het volgende gesteld

Op 21 april 1988 is zij bezocht door haar raadsman. Tegenover hem
beklaagde zij zich over pijn in haar borsten tengevolge van stuwing. Zij was
gewoon haar eenjarig kind borstvoeding te geven, maar had dat al zes dagen
niet kunnen doen in verband met haar insluiting. Zij kolfde op het toilet de
melk af met haar hand

Zij droeg doeken in haar BH en haar blouse was nat. Verzoekster zei
zich niet behoorlijk te kunnen wassen en verschonen. Zij was van mening dat
de politie haar probleem onmiddellijk had moeten onderkennen vanwege de natte
plekken in haar blouse. Zij merkte nog op dat zij tijdens de bewaring in een
Huis van Bewaring had behoren te verblijven, waar de omstandigheden
aanzienlijk beter zouden zijn geweest

3. De burgemeester antwoordde in reactie op de klacht dat verzoekster
desgevraagd op 16 april 1988 door een arts van de GGD is bezocht. De arts
had niets bijzonders kunnen ontdekken. Ook op 21 april 1988 is op verzoek
van betrokkene een arts aan het bureau ontboden naar aanleiding van haar
klachten over onder andere pijn in de borst en buik. De arts had haar
onderzocht en medicijnen voorgeschreven, die door personeel van het korps bij
de apotheek zijn afgehaald

De volgende dag klaagde verzoekster weer over pijn in de borst. Zij
deelde toen mee dat zij een kind voedde, waarna zij – na inschakeling van de
GGD en rechtbank – overgebracht is naar het ziekenhuis. Daar is zij onder
medische begeleiding afgekolfd

Door de arts aldaar werd meegedeeld dat de hoeveelheid melk minimaal was
en dat zij zich in het vervolg zo nodig zelf diende af te kolven. Hiervoor
werd middels een apotheek een afkolfset beschikbaar gesteld, die op 23 april
1988 op betrokkenes verzoek werd afgehaald

Noch de arts in het ziekenhuis, noch de arts van de GGD hebben aan de
politie kenbaar gemaakt dat er medische redenen aanwezig waren op grond
waarvan verzoekster niet in een politiecel kon verblijven

De burgemeester legde de betreffende mutaties uit het dagrapport over.
De inhoud stemde overeen met hetgeen hiervoor is weergegeven

Ten aanzien van de klachten over de persoonlijke verzorging merkte de
burgemeester op dat arrestanten, die ingesloten zijn in het bureau van
gemeentepolitie te Vlaardingen, conform de geldende dienstvoorschriften
dagelijks in de gelegenheid worden gesteld zich lichamelijk te verzorgen,
wassen enz. Desgewenst is er gelegenheid tot douchen. Met betrekking tot
vrouwelijke arrestanten wordt, voor zover de personele bezetting dat toelaat,
getracht dit onder toezicht van een vrouwelijke politie-ambtenaar te laten
plaatsvinden. Indien deze niet aanwezig is, wordt de arrestante de
gelegenheid geboden zich buiten aanwezigheid van een mannelijke
politie-ambtenaar te verfrissen en eventueel te douchen. Binnen het korps is
24 uur per dag een politie-ambtenaar belast met de verzorging van ingesloten
arrestanten

In casu is volgens de burgemeester op de bovenomschreven manier
gehandeld. Verzoekster heeft, daarnaar gevraagd, enkele malen te kennen
gegeven geen prijs te stellen op gelegenheid tot douchen of uitgebreide
persoonlijke verzorging

De burgemeester heeft de ter zake geldende dienstvoorschriften
overgelegd

De burgemeester concludeerde dat in het onderhavige geval gehandeld is
conform de voor het korps Vlaardingen geldende dienstvoorschriften en de
mogelijkheden die er zijn binnen een bureau van politie met betrekking tot
langdurig verblijf van arrestanten

Dit liet volgens hem onverlet dat de faciliteiten binnen een
politiebureau over het algemeen slecht te vergelijken zijn met die van een
Huis van Bewaring

4. Verzoekster liet via haar raadsman in reactie op het antwoord van de
burgemeester weten dat het haar onbegrijpelijk voorkwam dat een arts heeft
vastgesteld – gezien de doeken in haar kleding – en de natte plekken – dat er
niets bijzonders aan de hand was

Op 21 april 1988 leek in ieder geval duidelijk dat zij een kind voedde.
Zij stelde niet te begrijpen waarom pas op 23 april 1988 daaraan iets gedaan
werd

OVERWEGINGEN

1. Vaststaat, dat verzoekster op 16 april 1988 (kort na haar insluiting)
en op 21 april 1988 op haar verzoek door een arts in het politiebureau te
Vlaardingen is bezocht en onderzocht. Ook staat vast, dat verzoekster op 22
april 1988 na klachten over pijn in de borst is overgebracht naar het
ziekenhuis, waar zij onder medische begeleiding is afgekolfd

2. Hieruit blijkt, dat de politie de klachten van verzoekster serieus
heeft genomen en in overeenstemming met de “Richtlijnen met betrekking tot de
behandeling van zich onder de zorg van de politie bevindende personen”,
Dir.pol. 500/587 21 oktober 1987, heeft gehandeld door er voor te zorgen, dat
aan verzoekster medische bijstand van een arts werd verleend

3. Er mag van worden uitgegaan, dat verzoekster haar klachten van
medische aard met de betrokken artsen heeft besproken. De politie heeft
vervolgens correct gehandeld door af te gaan op het oordeel van en zich te
houden aan de voorschriften van de artsen. Pas na het bezoek aan het
ziekenhuis is van medische zijde het advies gekomen, dat verzoekster zich zo
nodig zelf diende af te kolven. De politie heeft vervolgens op 23 april 1988
er voor gezorgd, dat verzoekster de beschikking kreeg over een afkolfset

4. Onder overlegging van de dienstvoorschriften op dit punt heeft de
burgemeester erop gewezen, dat verzoekster tijdens haar verblijf in het
politiebureau te Vlaardingen wel degelijk in gelegenheid is gesteld zich
lichamelijk te verzorgen, douchen, wassen en dergelijke. Voorts heeft de
burgemeester aangevoerd dat verzoekster daarnaar gevraagd enkele malen te
kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op gelegenheid tot douchen of
uitgebreide persoonlijke verzorging

5. Geconfronteerd met deze voorstelling van zaken is namens verzoekster
– onder meer – betoogd, dat het onwaarschijnlijk lijkt, dat zij zich niet
wenste te douchen en dat zij zich onder geen voorwaarde zou hebben verschoond
in het bijzijn van een man. Onder deze omstandigheden komt de door de
burgemeester gegeven lezing het meest aannemelijk voor

OORDEEL

De onderzochte gedraging van de gemeentepolitie te Vlaardingen, die valt
onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester van Vlaardingen, is
behoorlijk

Rechters

mr. drs. M. Oosting