Instantie: Kantonrechter Utrecht, 21 september 1988

Instantie

Kantonrechter Utrecht

Samenvatting


Eiseres heeft op 2 november 1987 met gedaagde een arbeidsovereenkomst
gesloten voor de duur van een jaar onder voorbehoud van medische goedkeuring
en met een proeftijd van twee maanden. Eiseres zou met ingang van 1
december 1987 werkzaamheden bij gedaagde verrichten op het secretariaat van de
afdeling clientenbeheer

Eind november is eiseres door een medewerkster van gedaagde opgebeld
omdat de arbeidsovereenkomst nog niet was ondertekend en aan gedaagde
teruggezonden. Eiseres heeft toen meegedeeld dat zij zwanger was geworden
Eiseres is niet op 1 december 1987 met de werkzaamheden bij gedaagde
aangevangen

Eiseres vordert primair betaling van het overeengekomen loon tot de dag
waarop de arbeidsverhouding tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geeindigd
vermeerderd met vakantietoeslag, gedeelte van een extra maandsalaris en
winstdelingsuitkering; subsidiair vordert zij ƒ 21.000 (eenentwintigduizend
gulden) bruto schadevergoeding over de tijd van 1 december 1987 tot 1 december
1988 alsmede ƒ 21.000 (eenentwintigduizend gulden) vergoeding voor
onstoffelijke schade

De arbeidsovereenkomst tussen partijen is rechtsgeldig beeindigd. De
voor opzegging in acht te nemen bepalingen en termijnen hoefden in dit geval
niet in acht genomen te worden nu – ook al was er nog geen uitvoering gegeven
aan de arbeidsovereenkomst en de overeengekomen proeftijd op zich zelf nog
niet ingegaan – het systeem van de wet meebrengt, dat ook in dit geval zonder
meer kan worden opgezegd. Dit volgt onder meer uit de bewoordingen in
artikel 1639n BW, waarin staat dat als een proeftijd is bedongen, ieder der
partijen zolang die tijd niet is verstreken bevoegd is de dienstbetrekking
zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende
bepalingen te doen eindigen. Een andere opvatting zou het merkwaardige
gevolg hebben, dat de werkgever de werknemer moet toelaten op de
overeengekomen dag en laatstgenoemde na enkele minuten al rechtsgeldig zou
kunnen ontslaan. De belangen van de werknemer worden in het algemeen ook
niet bij een opzegging vlak voor het ingaan van de overeengekomen proeftijd en
voordat met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt aangevangen
geschaad

Nu de primaire vordering niet opgaat dient beoordeeld te worden of een
rechtsgeldige opzegging in verband met zwangerschap gedaan de werkgever
schadeplichtig maakt omdat hij daardoor onderscheid maakt tussen mannen en
vrouwen, ook als is deze opzegging tijdens of voor de proeftijd gedaan.
Eiseres beroept zich hiervoor op het vonnis van de Rechtbank Arnhem van 24
december 1987, Praktijkgids 1988, nr. 2886

Nu de wet geen sanctie op het verbod van artikel 1637ij lid 1 BW noemt,
en ook de regels van art. 1639o en volgende BW niet gelden in het geval van
een opzegging gedurende de proeftijd, moeten de algemene regels van het
verbintenissenrecht geacht worden te gelden in dergelijke gevallen en zou de
werkgever dus schadeplichtig kunnen zijn op grond van wanprestatie als bedoeld
in art. 1638x BW

In dit geval staat nog niet vast, of gedaagde heeft gehandeld in strijd
met art. 1637ij BW, nu zij op de eerste plaats aanvoert dat de
arbeidsovereenkomst is beeindigd met wederzijds goedvinden en op de tweede
plaats dat zij niet heeft opgezegd in verband met haar zwangerschap. De
feitelijke gang van zaken rond de beëindiging van de arbeidsovereenkomst staat
niet vast, zodat alvorens een oordeel omtrent een eventuele schadevergoeding
gegeven kan worden, eerst bewijs dient te worden bijgebracht. Dit moet
plaatsvinden op de zitting van 2 november 1988 om 11.00 uur

Volledige tekst

Rechters

Mr. M.M. Ditzhuijzen, kantonrechter