Instantie: President rechtbank Amsterdam, 8 september 1988

Instantie

President rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Eiseres is verkracht en gedaagde heeft tevens zonder haar toestemming een
tatoeage op haar buik aangebracht, alsmede foto’s en een videofilm
gemaakt. Gezien de ernstige psychische schade die eiseres door toedoen van
gedaagde heeft geleden en nog zal lijden, is een voorschot van ƒ 5.000,=
op zijn plaats. Ook de vordering tot afgifte van het foto- en
filmmateriaal wordt toegewezen, alsmede een verbod tot openbaarmaking van
het foto- en filmmateriaal.

Volledige tekst

Verloop van de procedure:

Ter terechtzitting van 1 september 1988 heeft eiseres gesteld en gevorderd
overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met
dien verstande dat zij, zonder bezwaar daartegen van gedaagde, haar eis
als volgt heeft vermeerderd:

e. Gedaagde te gebieden enig foto- of filmmateriaal, inclusie extra
afdrukken en negatieven, waarop eiseres staat afgebeeld en dat gedaagde
inmiddels aan derden ter hand gesteld heeft, terug te halen bij deze
derden en aan eiseres af te (doen) staan binnen twee dagen na betekening
van het in deze te wijzen vonnis;

f. Gedaagde te verbieden enig foto- of filmmateriaal, inclusief extra
afdrukken en negatieven, waarop eiseres staat afgebeeld aan derden te doen
toekomen of openbaar te maken;

g. Gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom aan eiseres van
ƒ 500,= voor iedere dag dat hij nalatig is om aan de onder a. en e.
gestelde geboden te voldoen en gedaagde te veroordelen tot betaling van
ƒ 500,= aan eiseres voor iedere keer dat of -naar keuze van eiseres- met
machtiging van eiseres om gedaagde in gijzeling te doen nemen tot gedaagde
aan de onder a. en e. gestelde geboden heeft voldaan en machtiging voor
eiseres om gedaagde gedurende 6 maanden in gijzeling te doen nemen voor
iedere keer dat hij het onder f. gestelde verbod overtreedt;

Gedaagde heeft de vordering bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van
de gevraagde voorzieningen. Na verder debat hebben partijen de stukken,
waaronder van weerszijden pleitnotities en tevens van de kant van eiseres
produkties, overgelegd voor vonniswijzing.

Gronden van de beslissing:

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden:

a. Op 27 april 1987 heeft eiseres gedaagde bezocht in zijn woning alwaar
zij gemeenschap met hem heeft gehad. Gedaagde heeft bij die gelegenheid
zijn naam op de buik van eiseres getatoeeerd en naaktfoto’s en in ieder
geval een videofilm met een pornografisch karakter van haar gemaakt.

b. Op 18 juli 1988 is gedaagde door de Arrondissementsrechtbank te
Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar wegens
verkrachting en het aan eiseres toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Gedaagde is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan waarop nog niet is
beslist.

c. Het foto- en filmmateriaal dat gedaagde op 27 april 1987 van eiseres
heeft vervaardigd heeft gedaagde, voorzover dit niet door de politie in
beslag is genomen of is vernietigd, in bewaring gegeven aan een vriendin
in Suriname met uitzondering van een foto die zich bij de procureur van
gedaagde bevindt.

d. Eiseres was tot 27 april 1987 werkzaam als danseres en heeft tengevolge
van de gebeurtenissen sindsdien niet meer haar werk kunnen hervatten. Haar
toekomstperspectieven als beroepsdanseres zijn, gezien haar leeftijd en
de langdurige onderbreking, somber.

e. Op 24 augustus 1988 is de door gedaagde aangebrachte tatoeage operatief
verwijderd.

f. Eiseres heeft tengevolge van de gebeurtenissen op 27 april 1987 nog
steeds last van angsten, concentratiestoornis, slapeloosheid, verwardheid
en depressiviteit. Zij is sedert mei 1987 onder behandeling van een
psycholoog die zij wekelijks bezoekt. De behandelend psycholoog verwacht
dat deze behandeling nog twee jaar zal moeten worden voortgezet.

g. Eiseres ontvangt een mimimum-uitkering.

2. Eiseres vordert thans -kort gezegd- veroordeling van gedaagde tot
betaling van ƒ 5.000,= als voorschot op de vergoeding van de door haar
tengevolge van het handelen van gedaagde geleden schade, alsmede afgifte
van het door gedaagde van haar gemaakte foto- en filmmateriaal en een
verbod van de verspreiding van dit materiaal. Zij stelt daartoe dat
gedaagde haar op 27 april 1987, nadat hij haar heeft bedwelmd, heeft
verkracht en zonder haar toestemming een tatoeage op haar buik heeft
aangebracht, alsmede foto’s en een videofilm heeft gemaakt. Eiseres meent
bij toewijzing van de vordering een spoedeisend belang te hebben nu een
voorschot op de schadevergoeding ertoe zou kunnen bijdragen dat zij de
gebeurtenissen sneller kan verwerken, omdat zij met een vergoeding in
staat zal zijn sociale activiteiten te ontplooien. Voorts heeft eiseres
gesteld dat de gedachte dat gedaagde nog de beschikking heeft over foto-
en filmmateriaal waarop zij is afgebeeld, een belemmering is bij de
verwerking van de gebeurtenissen.

3. Ter afwering van de vordering heeft gedaagde aangevoerd dat hij met
toestemming van eiseres heeft gehandeld. Op grond van met name de
overgelegde verklaringen die de getuige Van Nimwegen in de strafzaak tegen
gedaagde heeft afgelegd, alsmede het proces-verbaal van huiszoeking van
de gemeentepolitie te Amsterdam van 7 mei 1987 waaruit blijkt dat in de
woning van gedaagde een lege verpakking van een Rohypnol-pil is
aangetroffen, is echter voldoende aannemelijk geworden dat de weergave van
de gebeurtenissen door eiseres de juiste is. Deze toedracht is bovendien
door de strafrechter in eerste aanleg bewezen verklaard.

4. Gezien de ernstige psychische schade die eiseres door toedoen van
gedaagde heeft geleden en nog zal lijden, heeft zij een spoedeisend belang
om daarvoor een financiele genoegdoening te ontvangen, aangezien een
dergelijke genoegdoening ertoe kan bijdragen dat eiseres deze schade
sneller te boven komt. Dit geldt eveneens voor de gevraagde voorzieningen
met betrekking tot het foto- en filmmateriaal. Anders dan gedaagde meent
kan dan ook niet van eiseres worden gevergd dat zij de uitslag van het
hoger beroep in de strafzaak van gedaagde afwacht alvorens de onderhavige
vordering tegen gedaagde in te stellen.

5. Een voorschot van ƒ 5.000,=, ter nadere verrekening met hetgeen
gedaagde ten grond zal blijken schuldig te zijn, is gelet op de ernstige
inbreuk die gedaagde op de lichamelijke integriteit van eiseres heeft
gemaakt en de problemen die eiseres tengevolge daarvan ondervindt, op zijn
plaats.

6. Anders dan gedaagde meent brengt de omstandigheid, dat eiseres zich als
beledigde partij in de strafzaak van gedaagde had willen voegen maar dit
niet heeft gedaan omdat zij niet op de hoogte was van het tijdstip van de
behandeling daarvan, niet mee dat gedaagde thans slechts tot betaling van
een bedrag van maximaal ƒ 1500,= zou kunnen worden veroordeeld.

7. Ook de gevraagde voorzieningen met betrekking tot het foto- en
filmmateriaal zijn, als na te melden toewijsbaar. Het verweer van gedaagde
dat hij dit materiaal niet kan afgeven, omdat hij dit nodig heeft om zijn
onschuld aan te tonen bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger
beroep, wordt verworpen. Nog afgezien van het feit dat gedaagde geenszins
aannemelijk heeft gemaakt dat hij met het desbetreffende foto- en
filmmateriaal zijn onschuld zou kunnen aantonen, geeft dit belang gedaagde
niet het recht dit materiaal tot zijn beschikking te houden. Gedaagde had
immers zijn belang bij het foto- en filmmateriaal ook op een voor eiseres
minder grievende wijze kunnen verzekeren, bijvoorbeeld door dit materiaal
aan politie en justitie af te staan. Gedaagde handelt dan ook onrechtmatig
jegens eiseres door het foto- en filmmateriaal niet aan haar af te geven.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende

Beslissing:

1. Veroordeelt gedaagde om binnen dertig dagen na betekening van dit
vonnis alle door hem vervaardigde foto’s, eventuele extra afdrukken en
negatieven, en filmmateriaal, waarop eiseres staat afgebeeld aan de
raadsvrouwe van eiseres af te staan, op verbeurte van een dwangsom van ƒ
500,= voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling
te voldoen, dan wel, naar keuze van eiseres, met machtiging aan eiseres
om gedaagde gedurende zes maanden in gijzeling te doen nemen. 2. Verbiedt
gedaagde enig foto- of filmmateriaal, inclusief extra afdrukken en
negatieven, waarop eiseres staat afgebeeld, aan derden te doen toekomen
of openbaar te maken, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,= voor
iedere overtreding van dit gebod dan wel, naar keuze van eiseres, met
machtiging aan eiseres om gedaagde gedurende zes maanden in gijzeling te
doen nemen. 3. Veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een
bedrag van ƒ 5.000,= (vijfduizend gulden). 4. Verklaart dit vonnis tot
zover uitvoerbaar bij voorraad. 5. Veroordeelt gedaagde in de kosten van
het geding aan de zijde van eiseres begroot op en te voldoen als volgt:
aan eiseres: -f 62,50 aan bij haar gevallen kosten van vastrecht; aan de
griffier van deze rechtbank: -f 187,50 aan overig vastrecht, -f 67,60 aan
exploitkosten, en -f 700,= aan procureurssalaris. 6. Wijst het meer of
anders gevorderde af.

Rechters

mr. Asscher