Instantie: President van de Rechtbank Amsterdam rechtsprekende in kort geding, 14 april 1988

Instantie

President van de Rechtbank Amsterdam rechtsprekende in kort geding

Samenvatting


Vonnis bij het ten tweede male vragen van een straat- en contactverbod
tegen dezelfde gedaagde. De President wees het straatverbod af omdat
eiseres te dicht in de buurt van gedaagde was gaan wonen (nota bene voor haar
eigen veiligheid, namelijk biven het politiebureau). Er werd echter een
contactverbod in de meest uitgebreide zin des woords toegewezen met als
sanctie dat bij iedere overtreding van dit verbod eiseres de keuze heeft om
hetzij een dwangsom van ƒ 500,– (vijfhonderd gulden) te innen, hetzij
gedaagde voor de duur van drie maal 24 uur in gijzeling te nemen

In deze zaak zijn anonieme getuigenverklaringen overgelegd als bewijs
van het feit dat gedaagde het eerder opgelegde contactverbod had overtreden,
aangevuld met het aanbod om eiseres als partijgetuige te horen. De
President deed over de toelaatbaarheid hiervan geen uitspraak, doch hij zei
ook niet dat het niet kan. Hij merkt op dat “voldoende aannemelijk is
geworden dat gedaagde het eerder opgelegde contactverbod heeft overtreden”

In dit geval was het in het belang van de getuigen om anoniem te blijven
gezien hun angst voor gedaagde. Overigens zijn de overtredingen van het
contactverbod, ook met behulp van die anonieme getuigenverklaringen, betekent
aan gedaagde. Ook hierop kwam geen commentaar

Volledige tekst

Rechters

Vice-president mr. H. van Breda