Instantie: President Rechtbank Amsterdam, 17 maart 1988

Instantie

President Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


De vrouw is met een mes bedreigd en vervolgens aangerand. Circa
dertig vrouwen hebben aangifte gedaan tegen deze man, die ’s avonds vanaf het
Leidseplein zijn slachtoffers achtervolgde en hen aanrandde/verkrachtte in de
buurt van hun huis. De man is inmiddels veroordeeld tot een gevangenisstraf
van vier jaar. De vrouw wil, eventueel samen met een aantal van de andere
slachtoffers, in kort geding een stadsverbod en schadevergoeding vorderen
Daarnaast eist zij dat de dader een informatiegebod krijgt opgelegd, nu
zij door justitie niet is geinformeerd over het verloop van de strafzaak en
ook niet zal horen of en wanneer de dader op vrije voeten zal komen

Beslissing Rechtenvrouw: accoord. Het mogelijk maken van het laten
opleggen van een informatiegebod aan de dader, in verband met het tekort
schieten van het OM op dit gebied, is in het belang van meerdere vrouwen

Afloop: Uiteindelijk spanden vier vrouwen een kort geding aan. De
president van de rechtbank wees het stadsverbod en het informatiegebod af
Er bestond, volgens de rechter, op het moment van het geding geen
spoedeisend belang voor een stadsverbod. Een informatiegebod kon niet
worden toegewezen omdat dit een inbreuk op de privacy van de dader zou
betekenen. Wel werd aan elk van de eiseressen een immateriele
schadevergoeding van F 2.500,- toegekend

Volledige tekst

VERLOOP VAN DE PROCEDURE:

Ter terechtzitting van 4 maart 1988 hebben eiseressen gesteld en
gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding,
met dien verstande dat zij ten aanzien van de begrenzing van het door eiseres
onder 3. subsidiair gevorderde straatverbod de in het petitum voorkomende
woorden “de Overtoom” -zonder bezwaar daartegen van gedaagde- hebben gewijzigd
in “de Haringvlietstraat”

Gedaagde heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de
gevraagde voorziening

Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van weerszijden
pleitnotities en produkties van de zijde van eiseressen, overgelegd ter
verkrijging van vonnis

GRONDEN VAN DE BESLISSING:

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten en
omstandigheden:

a. Gedaagde is bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van de
rechtbank te Amsterdam van 2 december 1987 terzake van overtreding van
artikel 247 jo. 57 Wetboek van Strafrecht onder meer veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest en
voorwaardelijk ter beschikking van de regering gesteld met een proeftijd van
twee jaar met de bijzondere voorwaarde zich te stellen onder toezicht en
leiding en zich te gedragen naar de aanwijzingen van de ARV te Amsterdam en
het Gooi, zolang die instelling dit nodig acht

b. Een van de tenlastgelegde en bewezen verklaarde zaken betrof de
aanranding van eiseres onder 1. welke in de nacht van 9 maart 1987 had
plaatsgevonden bij haar woning onder bedreiging van een mes

c. Eiseres onder 2. is op 26 april 1987 te omstreeks 05.00 uur onder
bedreiging van een mes bij haar woning door gedaagde verkracht. Eiseres
onder 3. is op 30 januari 1986 te omstreeks 03.00 uur onder dezelfde
omstandigheden aangerand door gedaagde, terwijl hij eiseres onder 4. in de
nacht van 10 september 1985 eveneens bij haar huis onder bedreiging van een
mes heeft aangerand

d. Gedaagde heeft na zijn aanhouding verklaard in de periode van januari
1985 tot 9 juli 1987 vrouwen te hebben verkracht dan wel aangerand, waarbij
hij hun telkens ’s nachts naar hun woning was gevolgd en aldaar onder
bedreiging van een mes seksueel had benaderd

2. Eiseressen vorderen thans ten eerste een straatverbod, primair voor
nagenoeg geheel Amsterdam, subsidiar voor de direkte woonomgeving van
eiseressen, een en ander op straffe van een dwangsom en met machtiging van de
sterke arm

Zij stellen daarbij belang te hebben omdat gedaagde, mede gelet op de
hem opgelegde, naar hun oordeel korte, vrijheidsstraf en op het gebrek aan
gegeven informatie omtrent het verloop van de strafzaak van de zijde van
justitie, gedurende twee jaar na betekening van het te wijzen vonnis zijn
slachtoffers uit de weg dient te gaan

Dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdragingen ten
opzichte van hen, dat er een reele kans is dat hij zich na vrijlating wederom
aan dergelijk gedrag schuldig zal maken en dat hij onvoldoende gemotiveerd is
voor hulpverlening – en van de hulpverlening ook niet veel valt te verwachten
– en dat eiseressen in ieder geval de zekerheid moeten hebben dat zij zich
gedurende langere tijd veilig kunnen voelen

3. Uitgaande van de ambtshalve bij het Openbaar Ministerie ingewonnen
informatie moet er vooralsnog van uit worden gegaan dat gedaagde op 9 maart
1990 vervroegd in vrijheid gesteld zal worden en dat hij tot die tijd
gedetineerd is. Een op te leggen straatverbod zou derhalve op dat tijdstip
pas effectief kunnen zijn

Thans valt niet te voorzien of zich over twee jaar omstandigheden zullen
voordoen welke een straatverbod zouden kunnen rechtvaardigen. Eiseressen
zouden immers verhuisd kunnen zijn, zoals een hunner reeds gedaan heeft. Ook
zou gedaagde zich inmiddels elders hebben kunnen vestigen en aldus een minder
direkte dreiging voor eiseressen opleveren

Op dit moment bestaat er mitsdien geen spoedeisend belang voor het
gevraagde straatverbod

4. Vervolgens vorderen eiseressen elk een voorschot op de door hen
geleden immateriele schade, welke in totaal begroot wordt op een bedrag
tussen de ƒ 20,000,– en ƒ 50,000,–, stellende dat zich bij elk van hen
psychische klachten hebben geopenbaard tengevolge van de onrechtmatige
gedragingen van gedaagde

5. Op grond van hetgeen hiervoor onder 1. als uitgangspunt is genomen is
voorshands aannemelijk geworden dat de gebeurtenissen tot ernstige psychische
schade bij de slachtoffers van gedaagde hebben geleid, met name gelet op het
feit dat deze plaats gevonden in de nacht, eiseressen door de stad zijn
gevolgd tot aan hun huis en aldaar door gedaagde onder bedreiging van een mes
sekseel zijn misbruikt. Dergelijke onrechtmatige gedragingen rechtvaardigen
dan ook een financiele genoegdoening op korte termijn, welke ertoe zou kunnen
bijdragen dat eiseressen het gebeuren sneller kunnen verwerken, doordat zij
door het toe te kennen voorschot bijvoorbeeld in staat zouden kunnen worden
gesteld enige tijd uit de thans voor hen zo bedreigend overkomende
woonomgeving weg te gaan dan wel aan hun nieuwe woonomgeving te gewennen

6. Eiseressen hebben bij toewijzing van een voorschot een spoedeisend
belang nu zij met dit voorschot beter in staat zullen zijn het geleden leed
te verwerken dan wanneer zij de eerste betaling pas na afloop van een
langdurige bodemprocedure zouden ontvangen

Gelet op de omstandigheid dat gedaagde thans geen inkomsten geniet en
hij deze gedurende de komende twee jaar in redelijkheid vanuit zijn detentie
niet zal kunnen verwerven, terwijl aan de andere kant eiseressen juist, wordt
het voorschot in redelijkheid beperkt tot ƒ 2.500,– voor elk van eiseressen

7. Tenslotte vorderen eiseressen gedaagde te gebieden hun advocaat
schriftelijk te informeren over de datum van invrijheidstelling, van ieder
proefverlof en van zijn plaats van vestiging na detentie

Deze informatie stellen zij nodig te hebben teneinde het straatverbod te
kunnen executeren en teneinde de bij hen levende onrust -niet te weten
wanneer gedaagde vrijkomt- weg te nemen, hetgeen eveneens een bijdrage kan
leveren aan hun verwerkingsproces

8. Uitgangspunt dient te zijn dat ook aan een persoon die voor zijn
vergrijpen strafrechtelijk en civielrechtelijk aansprakelijk is gesteld,
ingevolge het bepaalde in artikel 8 EVRM, waaraan ambtshalve de gevraagde
voorziening dient te worden getoetst, een recht op eerbiediging van zijn
persoonlijke levenssfeer, kortweg “privacy”, toekomt en dat toewijzing van het
gevraagde informatiegebod daarop inbreuk maakt

De rechtsgrond welke eiseressen, naar Wij aannemen, ten grondslag leggen
aan deze vordering, is gelegen in het feit dat gedaagde onrechtmatig jegens
hen heeft gehandeld en een informatiegebod volgens hen, naast een
schadevergoeding in geld, evenals een straatverbod een passende vorm van
schadevergoeding in natura is

9. De rechtvaardiging van een dergelijke inbreuk op de privacy van
gedaagde zou gelegen kunnen zijn in de omstandigheid dat er sprake is van een
reele dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen jegens eiseressen danwel
in de zekerheid dat eiseressen gedurende een bepaalde periode voor gedaagdes
nabijheid gevrijwaard te zijn, althans daarvoor gewaarschuwd worden, hetgeen
aan herstel van het geestelijk letsel zal kunnen bijdragen

Indien men de door gedaagde gehanteerde werkwijze bij de door hem
bekende verkrachtingen en aanrandingen echter beziet, valt op dat gedaagde
willekeurige vrouwen vanuit het centrum van de stad tot aan hun huis heeft
gevolgd om deze aldaar op de bovenomschreven wijze seksueel te misbruiken

Daarom is het niet aannemelijk dat juist eiseressen bij vrijlating van
gedaagde wederom het slachtoffer van door gedaagde gepleegd seksueel geweld
zullen worden

Aan dit oordeel dat het gevraagde informatiegebod feitelijk niet
geschikt is om als passende vorm van schadevergoeding gedaagdes
bovenomschreven grondrecht in te perken, kan niet afdoen dat het verlangen
van eiseressen om over gedaagdes verblijf geinformeerd te blijven op Ons een
authentieke indruk heeft gemaakt

10. Op grond van het voorgaande dient het informatiegebod -naast een toe
te kennen voorschot op de immateriele schadevergoeding die gedaagde ten
gronde zal blijken verschuldigd te zijn – evenals het straatverbod te worden
geweigerd

Gedaagde dient, nu hij voor het merendeel in het ongelijk gesteld is, in
de kosten van het geding te worden veroordeeld

BESLISSING:

1. Veroordeelt gedaagde aan elk van eiseressen een bedrag van ƒ
2.500,– (tweeduizendvijfhonderdgulden) te voldoen

2. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad

3. Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding tot aan deze
uitspraak aan de zijde van eiseressen begroot en als volgt te voldoen aan
eiseressen:

– ƒ 62,50 wegens de bij hen gevallen kosten van vastrecht, aan de
griffier van deze rechtbank:

– ƒ 187,50 wegens het overige vastrecht,

– ƒ 71,80 wegens het exploitkosten en

– ƒ 700,– wegens procureurssalaris

4. Wijst het meer of anders gevorderde af

Rechters

Mr. G.W.M. Bodewes, vice-president