Instantie: Raad van Beroep Utrecht, 12 februari 1988

Instantie

Raad van Beroep Utrecht

Samenvatting


Klaagster heeft van april tot en met december 1945 in Nederland in
dienstbetrekking gewerkt. Zij is op 12 december 1945 gehuwd met A. In
verband met haar huwelijk heeft klaagster ontslag genomen en sedertdien niet
meer in loondienst of als zelfstandige gewerkt. Klaagster was vanaf dat
moment in haar eigen huishouding werkzaam. Zij was niet meer beschikbaar
voor de arbeidsmarkt en stond niet als werkzoekende bij het gewestelijk
arbeidsburo ingeschreven. Zij heeft met haar echtgenoot steeds in Nederland
gewoond

Klaagster bereikte op 9 april 1986 de 65-jarige leeftijd. Verweerder
heeft bij beslissing van 6 juni 1986 klaagster met ingang van 1 april 1986
ouderdomspensioen ingevolge de AOW toegekend met een korting van 12% op het
volledige pensioen wegens 6 niet verzekerde jaren. Aangezien haar
echtgenoot toen nog jonger dan 65 jaar was is haar ten behoeve van haar
echtgenoot een toeslag op haar ouderdomspensioen toegekend, eveneens met een
korting van 12% op de volledige toeslag

Blijkens hetgeen in beroep is aangevoerd kan klaagster zich met de op
het bedrag van haar ouderdomspensioen en de toeslag toegepaste korting niet
verenigen

De Raad van Beroep te Utrecht bepaalt dat aan het Hof van Justitie van
de Europese Gemeenschappen de volgende prejudiciele vragen ex art. 177
EEG-verdrag worden voorgelegd:

1. Is de werknemer als bedoeld ter adstructie van het begrip
‘beroepsbevolking’ in art. 2 van Richtlijn EG 79/7 (zogenaamde derde
richtlijn) een werknemer als omschreven in art. 1, onder a, van
EEG-Verordening 1408/71? (Met andere woorden is de werknemer die onder het
begrip ‘beroepsbevolking’ van Richtlijn 79/7 valt een werknemer als bedoeld in
Verordening 1408/71, derhalve een werknemer op wie het arrest ter Holder, zaak
302/84, RSV 1987/24, van toepassing is?)

2. Werkt Richtlijn 79/7 ook voor 22 december 1984 om nadelige effecten
van regelingen waarbij de hoogte van de uitkering afhankelijk is van de
verzekeringsduur ongedaan te maken? (Over de terugwerkende kracht van deze
richtlijn werden eveneens prejudiciele vragen gesteld in de zaken Staat der
Nederlanden/FNV (zaak 71/85), Teuling/Bedrijfsvereniging voor de Chemische
Industrie (zaak 30/85) en Dik c.s./gemeente Arnhem (zaak 80/87)

Volledige tekst

Rechters