Instantie: Raad van Beroep Amsterdam, 31 januari 1988

Instantie

Raad van Beroep Amsterdam

Samenvatting


Klaagster, geboren in Suriname, is gehuwd geweest met C. Dat huwelijk
is op 21 juli 1971 door echtscheiding ontbonden. In 1975 is klaagster naar
Nederland gekomen. Haar is in 1979, ingaande 1 oktober 1976, een
arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toegekend op basis van volledige
arbeidsongeschiktheid

Op 6 december 1982 is C., de ex-man, overleden. Klaagster heeft een
aanvraag om weduwenpensioen bij verweerder sub 2 ingediend. Bij voor beroep
vatbare beslissing d.d. 20 mei 1983 heeft verweerder sub 2 aan klaagster een
weduwenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) toegekend met
ingang van 1 december 1982. Namens klaagster is beroep ingesteld tegen die
beslissing. Verzocht is de AWW te doen vervallen

Bij voor beroep vatbare beslissing d.d. 24 mei 1983 heeft verwee
rder sub 1 aan klaagster medegedeeld dat de AAW-uitkering met ingang van 1
december 1982 werd ingetrokken omdat klaagster vanaf die datum aanspraak had
op een weduwenpensioen. Namens klaagster is ook tegen die beslissing beroep
ingesteld. Betoogd is dat door de toekenning van het AWW-pensioen onder
intrekking van de AAW-uitkering klaagster er zowel netto als bruto in inkomen
op achteruit is gegaan, alsook dat er sprake is van beslissingen die in strijd
zijn met de discriminatieverboden die zijn vervat in respectievelijk het
BuPo-verdrag, de derde EG- richtlijn en het Verdrag van Rome

De Raad is van oordeel dat het wettelijk voorschrift volgens welke een
arbeidsongeschikte vrouw wel haar arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest
indien haar (ex) echtgenoot overlijdt, terwijl dit niet het geval is voor een
man die zich in dezelfde situatie bevindt, onmiskenbaar een ongelijke
behandeling van man en vrouw inhoudt. Naar het oordeel van de Raad is er
dan ook sprake van discriminatie die is verboden door zowel de EG-richtlijn
als het BuPo-verdrag. De Raad meent dat ten tijde van de bestreden
beslissing en van het beroep rechtstreeks beroep op artikel 26 BuPo-verdrag
mogelijk was

Daarom kan de bestreden beslissing niet in stand blijven

Tegen de beslissing betreffende het weduwenpensioen heeft klaagster geen
grieven aangevoerd en de Raad ziet ook geen redenen waarom die beslissing niet
in stand kan blijven

Bijgevoegd is een aanvullend beroepschrift van het Gemeenschappelijk
Administratiekantoor voor de Centrale Raad van Beroep

Volledige tekst

Rechters

Mr. H.E. Bockwinkel-Rutgers, als voorzitter, H.G.S. Flierman en F.Cornet, als leden