Instantie: Raad van Beroep ‘s-Hertogenbosch, 13 januari 1987

Instantie

Raad van Beroep ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


De bedrijfsvereniging heeft t.a.v. klaagster het volgende beslist:

“Intrekking AAW-uitkering

U ontvangt een AAW-uitkering. Met ingang van 1 juni 1986 is u een
weduwenpensioen op grond van de AWW toegekend. In de AAW is bepaald, dat
weduwen die een weduwenpensioen op grond van de AWW ontvangen, geen aanspraak
hebben op een AAW-uitkering. Wij beeindigen daarom ingaande 1 juni 1986 uw
AAW-uitkering

Artikelen

Deze beslissing berust op de artikelen 32, 79 en 80 van de AAW

Tegen deze beslissing is beroep ingesteld waarbij aan de raad is
verzocht, primair artikel 32 lid 1 aanhef en onder b van de AAW i.c. buiten
toepassing te laten en de bestreden beslissing te vernietigen; subsidiair
artikel 32 lid 1 aanhef en onder b van de AAW te lezen alsof het een
aftrekbepaling is, in die zin dat mw. D. naast haar AWW-pensioen nog een
aanvulling krachtens de AAW krijgt, en derhalve de bestreden beslissing te
vernietigen

De Raad moet nagaan of in het voorkomende geval de bepalingen van de
Nederlandse sociale zekerheidswetgeving verenigbaar zijn met bepalingen van de
EEG-Richtlijn 79/7 van 19 december 1978 (betreffende de geleidelijke
tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en
vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid)

Uit artikel 4, lid 1, junctis de artikelen 5 en 8 (lid 1) van de
richtlijn blijkt dat thans geen nationaal-rechtelijke bepalingen op het gebied
van de sociale zekerheid meer zijn toegestaan welke een discriminatie naar
geslacht inhouden. Naar het oordeel van de raad houdt artikel 32 lid 1,
aanhef en onder b, van de AAW een dergelijke discriminatie, omdat deze
bepaling in het voorkomend geval als effect heeft dat uitsluitend vrouwen er
in inkomen op achteruit gaan. Voor dit onderscheid acht de raad geen
rechtvaardiging aanwezig. De raad is dan ook van oordeel dat artikel 32,
lid 1, aanhef en onder b, van de AAW sedert 23 december 1984 strijdig is met
het supranationale EEG-recht en daarom buiten toepassing dient te blijven
Mitsdien berust de bestreden beslissing op een onjuiste grond en komt zij
voor vernietiging in aanmerking

Volledige tekst

Rechters

Mr. J.W.H. Renneberg, als voorzitter, A.J. Auwens en mr. B.R.A.M. vanBaal, leden