Instantie: Hoge Raad, 13 januari 1987

Instantie

Hoge Raad

Samenvatting


Het Hof heeft rekwirant in appel veroordeeld voor het plegen van ontucht
met zijn minderjarig kind en met iemand beneden de zestien jaar ontuchtige
handelingen plegen tot gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Er zijn
twee middelen van cassatie aangevoerd. Het eerste middel voert aan dat het
Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen niet heeft kunnen afleiden dat het krabben
over de billen een noodwendig oneerbaar en ontuchtig karakter droeg. Het
tweede middel betoogt dat er sprake is van een hogere straf dan gevorderd in
verband met de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd. Dit had
gemotiveerd moeten worden. Het beroep wordt verworpen. Er is toereikend
bewijs van opzettelijk ontuchtig handelen conform art. 247 Sr. Voor verdere
toetsing is in cassatie geen plaats. Art. 359 lid 7 Sv. is niet van
toepassing als de rechter in het kader van een voorwaardelijke veroordeling
een bijzondere voorwaarde stelt

Volledige tekst

Rechters

Mrs. van der Ven, Jeukens, Mout