Instantie: President Rechtbank Amsterdam, 28 november 1985

Instantie

President Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Vrouw eist in kort geding een volg-, aanspreek- en straatverbod tegen
haar verkrachter. Deze werd door de rechtbank ter beschikking van de
regering gesteld, maar door het hof op grond van een tweede met het eerste
strijdige psychiatrisch rapport, in voorlopige vrijheid gesteld

BESLISSING RECHTENVROUW: accoord, dit straatverbod wordt geeist nadat de
strafrechter zich al over de zaak heeft uitgesproken

AFLOOP: kort geding werd gewonnen. De gevraagde verboden werden
toegewezen

Jaarverslag 1985 no. 21

Volledige tekst

VERLOOP VAN DE PROCEDURE:

Ter zitting van 25 november 1985 heeft eiseres geconcludeerd en
gevorderd overeenkomstig de in fotocopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding
met dien verstande dat zij het gevraagde bedrag aan immateriele schade niet
als voorschot maar als definitieve vergoeding opgelegd wil zien. Gedaagde
heeft de vordering bestreden. Na verder debat hebben beide partijen de
stukken, waarop beiderzijde pleitaantekeningen met bijlagen voor
vonniswijzing overgelegd

GRONDEN VAN DE BESLISSING:

1. Eiseres vordert in dit kort geding in de eerste plaats een verbod
tegen gedaagde om zich gedurende een jaar in haar directe woon- en
leefomgeving te vertonen en om haar te volgen of aan te spreken een en ander
als in de dagvaarding nader aangegeven

2. Zij baseert dit op de gebeurtenissen van 11 augustus 1984 toen zij
door gedaagde seksueel is mishandeld. Zij heeft hiervan lange tijd pijn
ondervonden en hierdoor psychisch een grote klap gekregen. Op 2 oktober 1985
heeft gedaagde getracht eiseres aan te spreken niettegenstaande dat aan
gedaagde bij zijn voorlopige vrijlating uit de preventieve hechtenis de
bijzondere voorwaarde was opgelegd, dat hij geen contact o.m. met eiseres
mocht opnemen. Zij voelt zich door gedaagdes gedrag niet langer veilig

Zij is weer herinnerd aan het gebeurde op 11 augustus 1984 en dien
tengevolge erg labiel

3. Gedaagde heeft een en ander ontkend, met name de gestelde
mishandeling en het op 2 oktober 1985 contact zoeken met eiseres. Volgens
hem bestaat er geen grond voor gevraagde maatregelen

4. De door eiseres geschilderde gebeurtenissen zijn op zichzelf zodanig
ernstig van aard en voor haar traumatiserend, dat haar verlangen dat gedaagde
uit haar buurt blijft en haar moet trachten te vermijden, gerechtvaardigd
lijkt. Gedaagdes optreden getuigt in de lezing van eiseres van een
aggressieve instelling en hij schroomt kennelijk niet geweld te gebruiken bij
de verwezenlijking van zijn afwijkende seksuele verlangens

5. In gevallen als deze, waarbij de gestelde misdragingen worden
ontkend, is de bewijslevering vaak problematisch, omdat slechts zelden derden
getuigen zijn van een en ander

Meestentijds resteert niet anders dan twee afwijkende lezingen van
bepaalde gebeurtenissen

6. In deze zaak is er echter een bijzondere omstandigheid, welke
aannemelijk maakt dat eiseresses lezing voor de juiste moet worden gehouden,
en wel deze, dat twee andere vrouwen, onafhankelijk van eiseres, aangifte
hebben gedaan van identieke mishandelingen door gedaagde. Voor een van deze
feiten is gedaagde inmiddels door de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch veroordeeld
tot een gevangenisstraf van drie jaar en ter beschikkingstelling van de
regering. Deze uitspraak is nog niet onherroepelijk. De zaak van eiseres en
de andere aangeefster zijn ad informandum gevoegd bij deze strafzaak. Het
bij de voorlopige invrijheidstelling opgelegde contactverbod betreft alle drie
de vrouwen, die aangifte hebben gedaan

7. Op grond hiervan wordt door Ons verder uitgegaan van de juistheid van
hetgeen eiseres met betrekking tot het gebeurde op 11 augustus 1984 heeft
gesteld. Deze gebeurtenissen rechtvaardigen het aan gedaagde opleggen van
zekere beperkingen ter bescherming van eiseresses leefomgeving. Hierbij kan
in het midden blijven of de ontmoeting op 2 oktober 1985 al dan niet een
opzettelijke was, omdat de ontmoeting op zichzelf eiseres zodanig uit haar
zich moeizaam herstellende gemoedsrust heeft kunnen brengen, dat het treffen
van een voorziening, welke meer in het bijzonder op het welzijn van eiseres is
gericht dan het eerder genoemde strafrechtelijke contactverbod, op zijn plaats
is

8. Anders dan eiseres meent is het opleggen van een definitieve
schadevergoeding in kort geding niet mogelijk, nu een beslissing in een
bodemgeschil altijd van rechtswege een in kort geding getroffen voorziening
doet vervallen

9. Ook voor het toekennen echter van een voorschot op geleden
immateriele schade bestaat in dit geding nog voldoende grond, waarbij een rol
speelt dat de strafprocedure ten aanzien van een soortgelijke zaak tegen
gedaagde nog niet definitief is afgerond, met name niet ten aanzien van de
vraag in hoeverre gedaagde als toerekeningsvatbaar zal hebben te gelden

10. Gelet op de relatie die partijen een aantal jaren geleden hebben
gehad, de aard van het geschil en de beperkte vorm waarin de voorziening
wordt toegewezen, bestaat er grond te gedingkosten tussen partijen te
compenseren

BESLISSING:

1. Verbiedt gedaagde om gedurende een jaar na betekening van dit vonnis
zich te begeven en/of zich te bevinden anders dan in een middel van openbaar
vervoer, binnen de blokken gevormd door de Churchilllaan, Amstelkade alsmede
de Scheldestraat, en door de Daalwijkdreef, Dolingadreef, Bijlmerdreef en
Elsrijkdreef, te Amsterdam, of om eiseres te volgen of aan te spreken, dit
alles op verbeurte van een dwangsom van ƒ 500,– voor iedere overtreding van
dit verbod en met machtiging op eiseres om aan iedere overtreding een einde
te maken met behulp van de sterke arm

2. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad

3. Compenseert de gedingkosten aldus dat elk partijen met de eigen
kosten belast blijft

4. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd

Rechters

Mr. R.C. Gisolf