Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 13 maart 1985

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Hoger beroep van een vonnis in Kort Geding van de Rechtbank Den Haag
In het Kort Geding was de eis van de FNV ingewilligd om de Staat te
bevelen de WWV te wijzigen voor 1 maart l985 op grond van onrechtmatigheid ten
opzichte van vrouwen in verband met gelijke behandeling. De datum was
gebaseerd op Richtlijn 79/7/EEG die stelt dat binnen 6 jaar voldaan moet
worden aan het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de
sociale zekerheid. Het hof vernietigt het vonnis in principaal appel omdat
de Grondwet de rechter niet de bevoegdheid geeft om de formele wetgever een
opdracht tot wetgeving te geven. De FNV is wel ontvankelijk. Zij heeft
voldoende belang om op te treden namens haar leden. In het hoger beroep
heeft de FNV haar vordering gewijzigd en verzocht de Staat te gebieden art. 13
lid 1 WWV voor wat betreft de eis van kostwinnerschap buiten werking te
stellen wegens strijd met Richtlijn 79/7. De staatssecretaris heeft in een
circulaire van 21 december 1984 aan de gemeenten laten weten dat de bepaling
wel moest worden toegepast. Het Hof overweegt dat als art. 4 van de
Richtlijn rechtstreekse werking heeft de Staat in beginsel onrechtmatig
handelt. Het Hof verzoekt daarom het Hof van justitie van de EEG uitspraak
te doen onder andere over de rechtstreekse werking van Richtlijn 79/7 sinds 23
december 1984 en het gevolg hiervan voor art. 13 lid 1 WWV

Pleitnota’s van FNV en Staat aanwezig

Volledige tekst

Rechters

Mrs Ellis, vice-president, Kok en Neleman