Brief aan Tweede Kamer over wetsvoorstel Wijziging Kieswet en de uitvoering van het arrest van de Hoge Raad inzake de SGP (25/2/2013)

Amsterdam/Leiden, 25 februari 2013

Geachte leden van de Tweede Kamer,

Binnenkort behandelt u plenair het wetsvoorstel Wijziging Kieswet (33 268). De Vereniging voor Vrouw en Recht (VVR) en het Proefprocessenfonds Clara Wichmann (PPF) en de andere betrokken procespartijen vragen uw aandacht voor de uitvoering door de Staat van het arrest van de Hoge Raad dd. 10 april 2010 omtrent het vrouwenstandpunt van de SGP. De behandeling begin maart 2013 van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet (33268) is bij uitstek is het moment om de nalatigheid van de staat in de uitvoering van het betreffende arrest ter sprake te brengen en te herstellen. Wij verzoeken u dringend hieraan aandacht te geven.

Hierna treft u ten eerste een uiteenzetting omtrent de vraag waarom de huidige maatregelen van de SGP zelf niet volstaan en ten tweede welke effectieve maatregelen zouden kunnen worden genomen zodat de Staat aan zijn verplichtingen voldoet. Verplichtingen die het Hof voor de Rechten van de Mens in zijn uitspraak van 10 juli 2012 heeft bevestigd.

1. Schets van de situatie
Bij arrest van 9 april 2010 van de Hoge Raad der Nederlanden (Eerste Kamer, nrs. 08/01354, 08/01394) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het Gerechtshof Den Haag terecht tot het oordeel is gekomen dat de Staat gehouden is om maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toekent en dat de Staat daarbij een maatregel moet inzetten die effectief is en tegelijkertijd de minste inbreuk maakt op de grondrechten van de (leden van de) SGP. Dit arrest heeft gezag van gewijsde, zodat de Staat gehouden is de hier bedoelde maatregelen binnen een redelijke termijn te nemen.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 10 juli 2012 de klacht van de SGP inzake voornoemd arrest van de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard wegens kennelijke ongegrondheid van de klacht. De Staat was en is derhalve gehouden maatregelen te nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toeken.

2. Aanpassingen door de SGP
Op maandag 14 januari jl. liet de SGP via de landelijke media weten artikel 10 van haar Beginselprogramma (het zogenoemde vrouwenstandpunt) te handhaven, maar tegelijkertijd het partijreglement zodanig aan te passen dat vanaf per 1 april het aan vrouwen “niet rechtens kan worden tegengeworpen” zich kandidaat te stellen voor de partij. Zoals het Proefprocessenfonds ook schriftelijk te kennen heeft gegeven aan Minister Plasterk (brief van 30 januari 2013, bijlage 1) geven de maatregelen van de SGP een incorrecte uitvoering aan het bovengenoemde arrest van de Hoge Raad. In dit arrest werd immers juist overwogen (in r.o. 4.1.3) dat de leden van de SGP (ten onrechte) rechtens zijn gebonden aan artikel 10 van haar Beginselprogramma. Het lidmaatschap van SGP vereist immers dat het doel en de grondslag van de partij wordt onderschreven (artikel 4 van de Statuten). Het besluit van de SGP tot aanpassing van het partijreglement leidt derhalve tot strijdigheid met de verenigingsstatuten en is derhalve nietig, zoals is bepaald in artikel 2:14 BW. Hiernaast zal de SGP aan de enkele kandidaatstelling van een vrouw kunnen tegenwerpen dat de kandidaatstelling weliswaar “rechtens” toelaatbaar is, aldus de SGP, maar toch in strijd met artikel 10 van het Beginselprogramma.
Uit het voorgaande blijkt temeer dat de Hoge Raad terecht in zijn uitspraak aangaf dat het in deze aan de Staat is om met “effectieve maatregelen” te komen (r.o. 4.6.1), anders dan de Minister ons liet weten in zijn brief van 12 februari 2013 (bijlage 2). Ook om te garanderen dat in de toekomst er geen andere partijen zullen zijn die discrimineren bij de samenstellen van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen.

3. Juridische mogelijkheden
Wij hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar de juridische mogelijkheden van het treffen van maatregelen. Het meest voor de hand liggende voorstel is om een artikel toe te voegen aan de Kieswet. In de Kieswet kan als taak van het Centraal Stembureau worden opgenomen om bij het indienen van de kandidatenlijsten te beoordelen of er bij het samenstellen van deze lijst is gediscrimineerd (op welke grond dan ook). Dit is mogelijk door invoeging van een artikel in hoofdstuk I van de Kieswet onder paragraaf 1. Voor onderzoek naar andere mogelijkheden verwijzen wij u graag naar het bijgevoegde artikel van De Graaf en Vermeer in het Nederlands Juristenblad 1897, 2012 (bijlage 3). Daarbij is van belang dat een dergelijke bepaling in andere landen reeds jaren in de wetgeving is opgenomen en dat ook voor het Europees Parlement een vergelijkbare regeling geldt.

4. Voorstel
Nu u begin maart 2013 het wetsvoorstel tot Wijziging van de Kieswet (33268) behandelt doet zich de gelegenheid voor om de hiervoor genoemde juridische mogelijkheid (die dringend noodzakelijk is) met minister Plasterk te bespreken en ook in het wetsvoorstel een plaats te geven. Gaarne zijn wij bereid een concept voor een amendement daartoe op te stellen.
Het is inmiddels een constitutioneel drama dat de Staat bijna drie jaar na de uitspraak van de Hoge Raad in de SGP zaak nog steeds geen maatregelen heeft getroffen om het algemeen passief kiesrecht te waarborgen. Een situatie waarop het toezichthoudend orgaan van het VN Vrouwenverdrag (CEDAW-Comité) Nederland al meerdere malen heeft aangesproken en ten aanzien waarvan het Comite  op aanpassingen heeft aangedrongen. In haar reactie op de laatste Regeringsrapportage zelfs in zeer sterk bewoordingen (2010). Dat op zich zou al reden moeten vormen voor actie van de wetgever.

Hiernaast is wetswijziging (bij wege van een amendement) noodzakelijk omdat het hier gaat over meer dan het vrouwenbelang en het daarmee verband houdende algemeen belang alleen. Het gaat in deze zaak om het recht van verkiesbaarheid ook voor toekomstige volksvertegenwoordigers te garanderen. Zoals de recente Resolutie 1989 van de Algemene Vergadering van 3 oktober 2012 van de Raad van Europa ook laat zien, is het in algemene zin slecht gesteld met de mate waarin minderheden en vrouwen de kans hebben zich te kandidaat te stellen voor een politieke partij. Het gaat in deze zaak dus los van de ernstige situatie bij de SGP ook om het principiële belang van het zekerstellen van de rechtmatigheid van het democratische proces, waarbij eenieder zowel het actieve als het passieve kiesrecht toekomt.

Daar waar de regering – die in zekere zin ook weer afhankelijk lijkt van de SGP om meerderheden te halen in de Eerste Kamer – noodzakelijke actie nalaat (vergelijk de al genoemde brief van minister Plasterk) is het aan uw Kamer als medewetgever om de handschoen op te pakken.

Gaarne zijn wij bereid om het bovenstaande nader toe te lichten en indien gewenst een concept amendement met toelichting op te stellen. In ieder geval zullen wij uw beraadslagingen terzake kritisch volgen.

Namens het Proefprocessenfonds en de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann,

met vriendelijke groeten,

mr.M.M. van der Burg
voorzitter VVR

mr. A. de Ruijter
voorzitter PPF